- Tweeëntachtigste editie - 26 april 2025 - 2e Jaargang -
'Hey Bro, vandaag, zaterdag 26 april, zijn de ogen van de wereld gericht op Rome’.
‘Waarom? Gaat Christoff daar zingen?’.
‘Neen, Christoff treedt vanavond op in Aarschot, hij heeft andere dingen aan zijn hoofd dan zingen in Rome’.
‘Weer geen geluk’.
‘Nochtans, zijn liedje “Het Licht Uitdoen” zou wel kunnen werken op een begrafenis in Rome’.
‘Mits een licht aangepaste tekst en in een trager tempo, waarom niet?’.
Hans Lengeler, Lorgues, Provence
Jeroen Vermeiren, Gent, België
“Een van de grootste zegeningen die wij de mensheid kunnen brengen is bijgeloof en fanatisme uitroeien, de machthebbers beletten degenen te vervolgen die anders denken.”
Er heerst chaos en paniek in ons huis nu blijkt dat we geen zakjes met nat katteneten meer op voorraad hebben. Er resten enkel nog van die voor de katten ‘verschrikkelijk vieze niet te vreten droge brokjes’, weet u wel? Voor de duidelijkheid: de ontreddering speelt zich af bij de katten, maar indirect dus ook bij ons. Drie jengelende katten volgen me door het huis en janken alsof hun leven ervan afhangt. Belle tikt me ‘s nachts om de haverklap wakker met haar misvormde voorpoot. Als ik één oog optil staar ik in twee uitpuilende gele oogjes met opengesperde pupillen op nog geen twee centimeter van mijn gezicht. Ze zet bij de eerste trilling van mijn ooglid een klaagzang van jewelste in. Als ik denk dat ik er met wat droogvoer en streeltjes vanaf ga komen, denk ik fout en ze bijt furieus en met grote colère in mijn hand.
Dat natvoer zit dan wel vol met smaakversterkers en andere rotzooi maar blijft toch handiger dan vers vlees afkoken. En voor de stokoude, bijna tandeloze Winnie is zo’n zakje natvoer makkelijk binnen te slurpen. Maar o wee als je zonder valt. Niet alleen mensen maar ook dieren worden ‘hangry’ en net zoals bij mensen vermoed ik dat de vrouwelijke reactie hierop toch net iets vinniger is.
Strooi daar nog wat puberale kattenhormonen overheen en je hebt de perfecte explosieve cocktail. En ik die dacht dat ik de ergste pubermomenten achter de rug had. Fout gedacht. Belle die zelfs zonder voorpootjes de gordijnen ruïneert tijdens haar vliegen- en wespenjacht. Die, nu ze niet meer bang is voor wat geblaas of een corrigerende tik van de oudsten, hen het bloed van onder de klauwen haalt en hen naar buiten drijft. Die zonder gène de hond zijn nest inpalmt en hij die ons met een blik van machteloosheid om hulp smeekt. Mijn armen zien eruit alsof ik me door een doornenbos heb moeten manoeuvreren en elk kledingstuk is nu gerafeld. Dankzij Belle is alles in huis mooi versierd met loshangende draadjes. En is ons maandelijks budget voor kabels en oortjes met 500% gestegen.
Het staat in zo’n schril contrast met mijn jongste zoon die niet goed kan puberen. Telkens als hij een gemene opmerking maakt, vangen zijn uiterst fijnbesnaarde tentakels mijn lichte shock op en rent hij naar me toe om mij een knuffel te geven. ‘Sorry mamaatje, ik bedoelde het niet zo’. Heerlijk, al zie ik ook wel een doemscenario opduiken van een vijftiger die nog steeds bij zijn ondertussen hoogbejaarde ouders op de zetel hangt en samen met hen naar ‘Thuis’ kijkt.
"We hangen stevig aan nonkel Guido die naar de overkant probeert te zwemmen"
Soms zou je willen dat je de tijd wat minder snel kan laten gaan. Dit jaar bijt mijn oom de spits af als eerste bezoek voor de zomer. We lachen als we herinneringen ophalen aan onze vakanties samen. Niet in het bezit van een rijbewijs, noch een wagen waren mijn ouders aangewezen op ‘nonkel Guido’ als vaste chauffeur voor onze vakanties in Zuid-Frankrijk. Omdat de auto volgepropt werd met mensen en kinderen werden valiezen, kinderwagens, tenten en speelgoed met wat touwtjes en koordjes op het dak gebonden. Die vakanties hebben in mijn herinneringen bijna mythische proporties aangenomen en omdat ik zo jong was zijn ze tot één kortfilm met ruwe korrel versmolten.
Bij die herinneringenfilm hoort op de achtergrond het liedje ‘Bette Davis Eyes’ van Kim Carnes, vermoedelijk tijdens één van die vakanties een zomerhit. Ik maak ruzie met mijn jongste zusje want we willen allebei op mama’s schoot zitten. We krijgen elk een bil. Door het zweet plakken we aan mama en aan elkaar. Nonkel Guido draait de sproeikopjes van de wagen naar buiten en als we door de kleine Franse dorpjes rijden doet hij mensen opschrikken met een straaltje water. Grote hilariteit in de auto en mijn mama schudt van het lachen. Door haar lachtranen heen maant ze haar broer in het West-Vlaams aan om te stoppen. We krijgen een ijskoude cola in een lang flesje op het terras van de plaatselijke Bar Tabac en die spoelt onmiddellijk de wagenziekte weg. Een schroeiende zon en een wei vol paarden naast ons vakantiehuis. Een paard sterft na een slangenbeet en zal bijdragen tot mijn huidige angst voor alles wat kronkelt. We gaan naar een meer en we hangen stevig aan nonkel Guido die naar de overkant probeert te zwemmen. Ik ben bang dat ik ga verdrinken, want ik heb net daarvoor een ‘pain au chocolat’ gegeten en er is me verteld dat ‘als je eet voordat je het water in gaat, je verdrinkt’. Als ik nadien levend uit het water kom, besef ik dat niet alles wat grote mensen zeggen de waarheid is. Mijn zusje krijgt een zonnesteek. Ze is doodziek, maar ik ben jaloers dat zij op voorschrift van de dokter elke dag wat lepeltjes cola krijgt. Nog meer familie en vrienden met kinderen komen op bezoek. We mogen opblijven tot we in slaap vallen. We zitten buiten en mijn hoofd ligt op papa’s schoot. Er wordt luid gepraat en gelachen maar ik kijk naar de vallende sterren tot mijn ogen dichtvallen.
SL
Vrieeend,
De bakkersvrouw wist me te verklappen dat het eindelijk lente was. ‘C’est parti’, zei ze bij het afrekenen, ‘le printemps est enfin là’. Ik sprak haar niet tegen, de lente is inderdaad in het land.
Reden genoeg om te beginnen met de aanleg van een tuin. Ik haalde me bij de plantenhandel een bloembak van 45 cm op 20 cm en een zak teelaarde. Op de markt kocht ik bij de groenteman twee basilicumplanten en een struikje tijm. Ik plantte alles netjes in de bloembak en zette hem in de zon op mijn vensterbank: mijn tuin.
Vorig jaar had ik een halfgrote ronde bloempot met een bloeiende basilicum, maar die is tijdens een hevige mistralaanval naar beneden gewaaid. Ik kon mijn zorgvuldig opgekweekt gewas zien liggen op het afgesloten koertje van wat ooit de apotheek was. Ik was hem dus kwijt, mijn mooie basilicum. Jammer want ik was er nogal aan gehecht geraakt.
Om dit soort ongelukken te vermijden heb ik nu dus gekozen voor een lagere en langwerpige bloembak. Ook heb ik het verstand gehad om de plantenbak met een stevig touw vast te sjorren aan de metalen stijlen van het raamkozijn.
"Of je gelooft het of je gelooft het niet"
Michelle uit Carcès nodigde me uit om te komen eten. Ik gaf toe op voorwaarde dat we na de noen een uitstapje zouden doen om mijn rusteloosheid te bestrijden. De natuur is ontploft, de vallei geurt naar bloesem en de zon schijnt. Ik wil naar buiten, alles in me opnemen, de zon voelen op een terrasje, kijken naar het landschap.
We reden via kronkelende sluipwegen binnendoor van Carcès naar Saint-Maximin-la-Sainte-Baume waar we de basiliek en de middeleeuwse crypte met de met goud gekroonde schedel van Maria-Magdalena bezochten.
Michelle vroeg me fluisterend of ik dacht dat dit écht de schedel van Maria-Magdalena was. ‘Of je gelooft het of je gelooft het niet’, antwoordde ik haar, ‘er is geen enkel bewijs, er is enkel het verhaal dat in de dertiende eeuw door Charles d’Anjou II, de graaf van de Provence, werd gelanceerd. Hij zou het verloren gewaande graf van de heilige hebben herontdekt waarna er een ware pelgrimseconomie en Maria-Magdalenacultus ontstond. Is het waar of niet? Het heeft het dorp in elk geval geen windeieren gelegd. Religie is nu eenmaal een product waarmee je handel kan drijven’.
We reden de bergen van het Massif de la Sainte-Baume op, tot bijna boven aan de grot waar volgens de legende Maria-Magdalena gedurende dertig jaar zou hebben verbleven om boete te doen voor haar zondige leven.
Michelle vroeg me of ik dacht dat dit écht de grot was waar Maria-Magdalena had gewoond. ‘Of je gelooft het of je gelooft het niet’, antwoordde ik haar, ‘er is geen enkel bewijs. In de geschiedenisboeken over de Provence kan je lezen over de Liguren, het volk dat hier woonde alvorens zij onder de voet werden gelopen door de Romeinen. De Liguren beleden een matriarchale religie waarvan priesteressen en druïdessen aan het hoofd stonden. Het bos rond deze grot was heilig en werd bewoond door vrouwen die zich bezig hielden met kruiden en heidense rituelen. Het is het beproefd recept van de kerk: recupereer oude gebruiken en verhalen, voeg er wat alternatieve feiten aan toe en leg er een laag christelijk vernis over. Elke nieuw te installeren religie heeft deze techniek gebruikt. De geschiedenis van de Liguurse priesteressen werd vervangen door een narratief over Maria-Magdalena’.
Voor Michelle maakte het allemaal niet zoveel uit, het zicht vanuit het gebergte over de vallei was meer waard dan alle heiligen en goden samen. Temidden van de grootsheid van de natuur word je sowieso nederig en stil.
We draaiden oostwaarts naar huis. We hoefden niks meer te zeggen en ik gaf de volumeknop van de autoradio een draai naar rechts. We luisterden naar Italiaanse en Franse barok, naar vijftiende en zestiende eeuwse polyfonie, naar de gezongen harmonieën van contratenoren en Catalaanse koren. Bij het “Et In Terra Pax Hominibus” van Vivaldi, uitgevoerd door het Taverner Consort, rolden er tranen over onze wangen.
Lente in de bergen heeft soms dat effect op een mens.
HL
Ge zijt uzelf niet de laatste tijd. Wat korter in de kar. Wat minder gewapend tegen bullshit, die ge dus ook niet meer weglacht, maar op de man af bullshit noemt. Of gezeik. Larie en apekool, als het gezelschap wat meer verfijning behoeft.
Ge weet niet exact hoe dat komt. Heel even dacht ge: zit er een gezwel in mijn hoofd? Iets dat Jeroen uit Jeroen haalt? Ge wilt daar wel eens bang voor zijn, voor tumoren. Ze hielden al lelijk huis in uw familie. En ’t is niet dat gij leeft gelijk een monnik. Ge moet uw spiegelbeeld geen Liesbeth noemen. Gij ziet ook wat zij ziet: dat uw haar almaar grijzer wordt, en de groeven in uw gelaat dieper, en uw kin van langsom meer een zwabber (o, wat hebt ge een hekel aan die kin, die ge slinks verbergt onder een baardige vacht!).
Ge ziet haren groeien uit uw oren, terwijl ge had gezworen dat dát u nooit zou overkomen. U niet. Haren úit en óp oren, dat was iets van Van Damme, uw leraar fysica in het vijfde en het zesde middelbaar. Hij stonk vaak naar de drank, vooral na de middag. Een eikel eersteklas, die Van Damme, maar ook een geweldig slimme mens, die zelfs in de klas Wiskunde-Wetenschappen het gevoel had dat hij paarlen aan overwegend zwijnen voerde. Overwegend, op die stuk of vier bollebozen na. Drie meisjes, één jongen. Ook zij zijn grijs intussen, en lichtelijk versleten. Maar ge dwaalt af, dichter.
"Er is altijd een stem in uw hoofd die het allemaal niet gelooft'"
Ge zijt uzelf niet de laatste tijd. Ge weet niet wat het is. Ge voelt u ouder en bezwaarder. Ge ziet uw perspectieven slinken. Wie of wat kunt gij nog worden? Gij die nog nooit écht werd. Gij die altijd de vlucht vooruit neemt. Niet uit wispelturigheid, maar omdat ge denkt dat ‘ze’ – alle anderen – zullen ontdekken dat ge een bedrieger zijt. Een charlatan. Een man zonder talent, die zichzelf verkoopt aan al wie zijn woorden slikken wil. Ge hebt nog niet eens zolang geleden iets gelezen over het imposter syndroom, het oplichterssyndroom. Het heette dat mensen met die aandoening de lat enorm hoog leggen voor zichzelf en de neiging hebben hun eigen prestaties te onderschatten. Het heette dat hoe goed gij uw werk ook doet en hoeveel complimentjes gij ook krijgt, er altijd een stem is in uw hoofd, een stem die het allemaal niet gelooft.
Gij hebt geleerd van uzelf te houden, dichter, woordenaar, zinnenspinner. Maar niet van harte. Soms, neen: al te vaak, vraagt gij u af of ge niet ook uzelf oplicht. Ge lag er gisteren nog over te mijmeren in uw bed, terwijl ge de slaap maar niet kon vatten. En ge voelde u voor het eerst in heel erg lang heel erg eenzaam. Zó eenzaam dat ge dacht dat het een voorbode was. Dat uw telefoon zou rinkelen. Dat iemand zou zeggen: uw vader is dood.
Maar er gebeurde niets.
Het bleef stil.
Voorlopig bleef iedereen leven. Ook uw vader.
Voor het eerst in heel erg lang wilde ge dat er iemand naar binnen zou schrijden. En u zou vastnemen. En wiegen.
En zeggen: slaap nu maar, want ge zijt niet alleen.
JV
Goedertieren lezer,
Ik zat laatst op een bank. Niet omdat ik gestraft was, al voelde het wel zo. Nee, ik wachtte op de bus, wat op mijn leeftijd een oefening is in nederigheid én – heilaas – in auditieve zelfverdediging. Want naast mij zat een jongeman luid te bellen.
“Jàààa Kevin,” riep hij, “maar dàn is het dus effectief niét mijn verantwoordelijkheid, snapt ge?”
En ik dacht: nee Kevin, ik snap het niet. Maar dat is omdat ik nog in een tijd leefde waarin het geheim van het telefoongesprek heilig was. Een tijd waarin men zijn stem dempte zodra er een derde partij aanwezig was. Heden ten dag lijkt de publieke ruimte het decor van een auditieve zelfhulpgroep waarin niemand toestemming gaf om mee te luisteren.
In de trein vernam ik laatst dat iemand “alweer geen klik voelde op die date” en “twijfelt over de ceviche op het menu van zaterdag”. In de wachtruimte van het stadhuis leerde ik dat Britney “waarschijnlijk zwanger is, maar echt niét van Dries.” Wat mij op een dwaalspoor bracht, want ik stond daar voor een nieuwe identiteitskaart.
"Uw gesprekspartner hoort u prima. Helaas, wij ook."
Het luid bellen in het openbaar is geen communicatiefout. Het is een egoïstisch machtsvertoon: “Luister naar mij, ik besta, ik heb een mening, een moeder, en ik kan dat alles simultaan in capslock uitzenden.”
Wat men vergeet: de stem is een instrument. Geen toeter. En als het een toeter is, blaas dan tenminste in C-majeur.
Ik pleit niet voor stilte. Stilte is voor bibliotheken en begrafenissen, en zelden succesvol op beurzen of bals. Ik pleit voor discretie. Een klassieke deugd die het moderne tijdsgewricht onder een AirPod heeft geveegd. Daarom voel ik mij uitdrukkelijk genoodzaakt enige wenken voor heropvoeding aan u, beste lezer, te serveren. Verspreid ze, als waren ze pollen in de piek van het hooikoortsseizoen! Hier gaan we:
OVER JEAN-PIERRE HOOFS
Hij mag dan geen sant in eigen land zijn, Jean-Pierre Hoofs is een man met naam en faam, niet in het minst in het Verenigd Koninkrijk. Hoofs stond decennialang aan het hoofd van de Londense School for Butlers & Hospitality, een instituut met wortels die teruggaan tot de 19de eeuw. Na een rijkgevuld leven aan de overzijde van het Kanaal resideert de man sinds twee jaar weer in het lieflijke Brugge, zijn beminde geboortestad. Daar vult hij zijn dagen als gepensioneerde zinvol in, onder meer als vlot Engelssprekende gids in het Memlingmuseum. Daarnaast verblijdt én verlicht hij de lezers van Au Parleur met zijn wijze raad voor meer courtoisie en goede manieren.
JV
Naar mijn mening moeten we even stilstaan bij wat het rioleringsysteem van Rome dezer dagen te slikken krijgt. Er worden namelijk 200.000 mensen verwacht voor de begrafenis van de paus. Een gezond mens heeft een stoelgang van ongeveer driehonderd grammetjes per dag. Laat ons ervan uitgaan dat er nogal wat geconstipeerden tussen de gelovigen zitten en dat getal bijstellen naar tweehonderd grammetjes. Dan komen we nog steeds uit bij een berg van veertig ton excrementen. Enkel op zaterdag, enkel afgescheiden door de aanwezigen op de begrafenis!
Hoeveel hectaren grond zou je daarmee vruchtbaar kunnen maken?
Amedé
Enkele jaren geleden heb ik mij aangesloten bij Be-Alert. Het is een platform dat in onze wijk melding maakt van alle situaties.
Verdachte gedragingen van personen, voertuigen, inbraakpogingen, diefstallen, verdwijningen van personen en huisdieren.
Dit wordt gemeld aan de politie, waarop ze patrouilleren en belangrijk, we krijgen over elke interventie een Feedback.
Vrijdag 18 April worden we ingelicht dat er een man met een mes bedreigd werd en dat deze verplicht was diens GSM af te geven.
De dag erna op de 19 April werd er opnieuw iemand bedreigd, met mes. Het slachtoffer moest deze keer zijn zak afgeven.
Deze was echter niet van plan zonder slag of stoot toe te geven en het kwam tot een schermutseling, waarna de twee verdachten de plaats verlieten met hun step.
De beschrijving van beide daders kwam overeen: zwarte kleding en ze verplaatsen zich met een step.
"Ik kijk achterom en wordt overspoeld door bangheid"
Zoals iedere zondag ging ik ook op paaszondag te voet naar de bakker, ik vertrek dan rond half acht om rond negen uur het ontbijt te nemen.
Juist om de hoek bij mij thuis moet ik toch een heel stuk stappen langs landbouwgrond, niet echt in het veld, maar langs de weg staan er wel geen huizen.
Achter mijn rug langs mijn rechterzijde komt er een step aangereden, ik kijk achterom en wordt overspoeld door bangheid.
Op dat ogenblik rijdt de man in zwarte kleding met een sjaal voor zijn mond lanszij en begroet deze mij met zijn hand in de lucht.
De paniek slaat toe en allerhande scenario’s spoken door mij hoofd. Oh nee, ik ga mij zeker verdedigen en verander mijn handtas van mijn rechter naar mijn linker hand.
Mijn rechterhand is sterker om uit te halen. En roepen, ja dat ga ik ook doen heel hard roepen.
Nu vertraagt de step en maakt rechtsomkeer om naar mij toe te rijden. Oei! Dit ziet er niet goed uit, wat overkomt mij nu?
De spanning is nu compleet.
Opeens zeg de man "Bonjour Rita", ik wist het efkes niet meer, die kent mij! Oef het komt goed.
Hij stop nu naast mij en doet zijn sjaal omlaag. Nu zie ik wie het is.
Het is goeroe, de barman van de sportclub, een lieve jonge en beleefd … echt!
Opgelucht zeg ik hem goede dag en na een korte babbel vertrekt hij terug om het clubhuis te gaan openen.
En ik, ik zet mijn route naar de bakker verder.
Of ik volgende zondag pistolees ga halen, wel dat weet ik echt nog niet!
Dinsdag ben ik alvast naar de supermarkt diepgevroren chocoladebroodjes gaan kopen.
Dit, indien ik op zondag niet meer durf naar de bakker te gaan.
Thuisgekomen heb ik de broodjes onmiddellijk afgebakken en ja, mooi en lekker. Dat is de oplossing.
Dus volgende zondag,..
Nee, dan geen pistolees of chocoladebroodjes we zijn ingeschreven voor een wedstrijd en daar zie ik dan goeroe achter de bar en zonder sjaal.
De koekjes bak ik zaterdagmorgen af, ze zullen smaken bij het lezen van de “Au Parleur”.
RV
Wielbal
-Dag meneer. Wij zijn van dè radio.
--Dè radio. Dat moet de VRT zijn.
-Inderdaad meneer. Radio 1. Mogen wij je een vraag stellen?
--Ja, zeker.
-Wat zegt jou de naam Wout Van Aert?
--Ja dat zegt me ergens iets. Maar ik moet zeggen: ik volg het voetbal helemaal niet.
De put in
Om humanitaire redenen gaan we Oekraïne niet bombarderen op Paaszondag. Om humanitaire redenen herbeginnen we daarmee op Paasmaandag. Wat een gevoelige kerel ben ik toch, niet? Wat? Ha die, ja die mag uit het raam vallen. Dat valt niet op. Misschien wel in het Westen maar als we hem langs de Oostkant laten vallen valt het allemaal wel mee. Oh wat een leuk meegenomen woordgrapje. Ha ha ha.
Felice
Je kunt ook woorden verwarren, een klassieke spreekfout is dan snel gemaakt, helemaal niet erg maar soms vervelend. Ik was op camping in Spanje. Ik had mijn scheerspiegel gebroken en zocht een nieuwe. Maar wat is de naam nu weer van een spiegel? Ik stapte een supermercado binnen, doorgaans een kleine winkel met een grote naam in gele neonletters die propvol zit en waar je alles en nog wat vindt van eetwaren over sandalen: sandalias tot ijsblokjes, cubitos de hielo en elastiekjes, bandas de goma. Mijn Spaans is niet perfect en zal het nooit zijn, maar dat geldt ook voor mijn Nederlands al doe ik er soms wat aan. Ik stapte op een leuke verkoopster af om te vragen of er een spiegel is, in de vorm: is er hier een spiegel? ‘¿Hay un mirador aqui?’.
De juffrouw keek me wat vreemd aan en tornde me mee naar buiten. Daar wees ze naar een plek waar wat toeristen kiekjes maakten van een berg in de verte. Ik begreep het niet. Toen zei ik: ‘Busco un mirador para afeitarme’. De juffrouw moest hard lachen toen ze de toedracht begreep terwijl ik in alle ernst gebaarde dat ik in een spiegel keek en me denkbeeldig scheerde, op straat nog wel.
‘¿Busca un espejo?’. ‘Zoekt u een spiegel?’. Nu kwam het woord “espejo” (especho) me bekend voor, dat was het woord dat ik zocht. Het woord espejo voelt aan als een spiegel met die “sp” en die ‘j’ als ch van lach erin. In het dialect zegt men soms “spiechel” voor spiegel heb ik al gehoord in Brabant. Maar wat had ik die juffrouw dan gevraagd toen ik binnenkwam? Wel ik vroeg: ‘Is er hier een uitkijkpost? Wat een gezichtspunt is vanwaar je foto’s neemt van een of ander imposant landschap. Mirador komt van mirar (lees als: mirààr) en betekent “kijken”, het Franse le miroir komt in de buurt. Toen schoot ik zelf in een lach. Un mirador, ja ja, om me te scheren! Supermercado: het Engelse merchandise, koopwaar zit daar nog wat in, in het Frans: marchandise, mercatura in het Latijn.
Dit is belangrijk: sommige mensen zeggen dat het heel “belangrek” is. Dat gaat dan over een rek vol belang vermoed ik? Mijn leraar Nederlands Lode Pletinckx met bijnaam “de Spleet” leerde ons in de hogere humaniora: ‘Let op met het woord “belangrijk”. Het is rijk aan belang dus het is belang-rijk’. Ik hoor op tv iemand die dat “belangerijk” noemt maar dat is het ook niet.
Moeilijk is dat niet maar anderen zeggen: “moei-lek” met een serieus lek achteraan, terwijl het “moeilijk” met de ij als de e van “beton” of “het” moet zijn en met de klemtoon op “moei”- : moeilijk? Nee, gemakkelijk.
Neem nu politicus, meervoud politici en dit wordt vaak op zijn Italiaans uitgesproken, maar waarom? Komt het politiek beginsel uit Italië, Berluscone achterna? Loopt iedereen achter een Adelaar aan dan?
De Grieken zijn de uitvinders van de democratie van deimos: volk en kratein: heersen. Het enkelvoud van politici is politico, zoals scampo het enkelvoud is van scampi. Het is dus niet nodig scampi nog eens een meervoud te geven in het Nederlands. Wat eten we vandaag? Scampi in looksaus met frietjes, dat vult zo al genoeg.
Politicus komt rechtstreeks van het Latijn, dus het meervoud politici spreek je uit als “politisi” zonder vogelgetsjilp. Het is alsof je anders niet bij het politieke korps hoort. Schild en vriend, Scheveningen, “politisjie”. Tsjilp, tsjilp, tsjilp, ach wat... De broer van Lambik uit Sus & Wis Artur zou het wel fijn vinden.
Ik hoorde op Thuis de vraag stellen: “Komt het slim?”. Dat is als mooi Nederlands willen spreken met te zeggen: “Het water staat te zaaien”. Ja, ik maakte eens een go-cart bij ons thuis toen ik 16 was en een man vroeg me die me bezig zag: “Komt het slim?”. Ik wist niet direct wat hij bedoelde. Wat ik wel wist dat ik dankzij mijn lessen fysica zelf de grootte van mijn kamwielen kon uitrekenen die ik nodig had.
Een go-cart heeft een motor. Dus dat ding aan zee waar je moet mee trappen is geen go-cart. Bij ons aan zee rijden ze met een ‘cuistax’. Zijn het cuistaxen in het meervoud of cuistaxs? Ik weet het niet.
Het woord cuistax komt duidelijk uit het Frans van la cuisse = de dij en tax komt van taxi. Dus het zou “cuissetaxi” moeten zijn. Misschien is cuistax of cuissetax wel Frans dialect? Of is het een dialectisch woord afgeleid van het Frans? Ik denk het.
Bedoeld wordt een soort fietswagen met als motor: de benen. De dijen zijn in korte broek of jurk soms zichtbaar, de billen niet. In het kust-West-Vlaams spreken ze van een “billenwagen”. Ik weet waarom: veel Vlamingen maken het onderscheid niet tussen dijen en billen. De billen zijn deel van de bips en die gaan over in de dijen die eindigen aan de knieën. De minirok accentueerde mooi de dijen van het meisje. Ze reed met een trapwagen aan de kust. Klinkt toch beter dan dat andere dat duidelijk een verkeerde naam is.
Einde deel 7
FREN SOOP
GDB
Tandpasta X is het beste. Een onderzoek naar tandpasta en drinkwater.
Mijn eerste tandpastamerk was Prodent afgeleid van het Latijn dens, dentes: tand, tanden en prodent betekent dan: voor de tand.
Mijn eerste tandarts uit het dorp droeg een witte kiel en een zwarte bril en leek zo uit een Engelse komedie te zijn gestapt. Hij had de onhebbelijke gewoonte hard te vloeken als je zelf nog speeksel wegslikte terwijl de speekselzuiger al in je mond zat en hij aan het boren was. Ik was veertien jaar maar dacht er wel het mijne van. Uiteraard heeft die tandarts een probleem als hij gehinderd wordt en hij in mijn kaakvlees zou kunnen boren wat pijnlijk zou zijn voor mij en vervelend voor hem. Hij had een tandartsassistente die als hij vloekte luid met haar hakschoenen op de grond stampte. Samen voerden ze een soort dans op waarvan ik de enige toeschouwer was. Applaus kwam nooit, de spanning bleef. Flamenco kwam aardig in de buurt. Maar dat zou ik pas jaren later ervaren in een bar in Cambrils bij Salou.
Toen ik wat ouder was en die oubollige tandarts beu was kon ik op zoek naar een andere. Er waren tandartsen genoeg in die tijd.
Ik ging geregeld uit en belandde als laatste plaats vaak in discotheek Toulouse-Lautrec. Ik woonde er op 400 meter van. De muziek was nogal veel France Gall met Ella, elle l’a du piano debout en andere Fransen. Nothing to lose, No track noemde ik de zaak want al draaide ze soms goede muziek dat Franse gedoe stoorde me zeer. Daar ontmoette ik op een avond een fijne meneer die kunstig gekleed liep. Hij heette Herwig en zowaar hij was tandarts. Naast hem prijkte een pracht van een meid Patsy. Ze kon buiten mooi zijn goed dansen. Hij kon dat helemaal niet vond ik en maakte bewegingen totaal uit het ritme alsof hij slalom in de sneeuw sneed. De man had wel stijl, een heel eigen stijl. Het klikte meteen. Ik vroeg hem om zijn telefoonnummer. Zo kreeg ik een eerste afspraak bij hem in zijn praktijk.
In de witte wachtkamer was het gezellig en enkele kunstwerken op de muur en op een vensterblad versierden het geheel. Toen kwam hij me halen. Het eerste wat opviel was dat hij geen kiel droeg maar wel weer origineel gekleed was. Zo toog hij aan het werk.
Ik kreeg wel geen beschermend doek over me heen wat wennen was.
Herwig zegt me telkens rustig wat hij gaat doen als hij met me bezig is. Deze tandarts straalt rust uit. Bzz, bzz, bzz doet de boor in mijn tand. De boor op een toerental van 30 000 omwentelingen per minuut maakt een geluid met hoge frequentie. Dat maakte mij vroeger soms wat bang maar zolang geen zenuw geraakt wordt kan het echt geen kwaad. Dus doe ik na een tijdje mijn ogen dicht en geniet van een uurtje rust. Het enige dat ik vergeet terwijl ik bijna in slaap val is dat ik mijn mond moet open houden. Herwig zegt me bij het afrekenen dat ik mijn tanden moet poetsen met Sensodyne. ‘Niet die uit de winkel hé maar die die je bij de apotheker vindt’.
Op een dag besluit ik dat eens te onderzoeken.
Ik koop een tube bij de apotheker en een uit Colruyt. Samen met mijn zus Anna overlopen we de samenstellende delen. Wat blijkt? De twee tandpasta’s zijn identiek. Hoe kan dit nu?
Wel dat gaat als volgt. Een vertegenwoordiger van Sensodyne bezoekt tandartsen en vertelt hen dat hun tandpasta beter is.
Er zit kaliumnitraat KNO3 in. Dat is ook bekend onder de naam salpeter en is niet gevaarlijk. Met 75% salpeter KNO3, 15% zwavel S2 en 10% koolstof C maak je echter wel het ontplofbaar buskruit.
KNO3 lost op in water als K+ en NO3-. De kaliumionen K+ maken de tandzenuw ongevoelig en helpen bij gevoelige tandpijn. De tanden worden dan bij poetsen bedekt met een oplossing die de gevoeligheid vermindert.
Tanden moeten gepoetst worden niet louter gewassen. Nochtans bevatten nogal wat tandpasta’s natriumlaurylsulfaat of NaC12H25SO4 om ze te laten schuimen. Dit moet de illusie versterken dat die pasta dan effectiever is. Kapitein Haddock uit Kuifje gebruikte ze zeker, heb ik gezien.
Natriumlaurylsulfaat of het Engels sodium lauryl sulfate SLS is eigenlijk natriumdodecylsulfaat en men spreekt van sodium dodecyl sulfate of SDS. Dit is oplosbaar in water en verlaagt zo de oppervlaktespanning. SDS is een sterk reinigende stof.
Er wordt ook een smaakje aan het product toegevoegd. Zo smaakt elke tandpasta anders. Veranderen van tandpasta doe je niet zomaar. Als je nu jouw merk niet vindt bijvoorbeeld op reis dan moet je een ander merk kopen. De smaak zal je waarschijnlijk niet bevallen. Je moet er aan wennen.
Einde deel 1
Gray Bodès
(Foto: Carl Sagan - NASA/JPL)
© Au Parleur - JEROEN VERMEIREN/HANS LENGELER 2023/update 2024
ACHTERSTRAAT 246 - 9800 ASTENE
11, BOULEVARD CLEMENCEAU - 83510 LORGUES - FRANCE
BEELDEN: EIGEN WERK, UNSPLASH & FREEPIX