- Eenenveertigste editie - 22 juni 2024 - 2e Jaargang -
'Hey Bro, stilstaan is achteruitgaan’.
‘Er zijn er die dat beweren, ja. Dat wil daarom nog niet zeggen dat het ook correct is’.
‘We nemen dat soort uitspraken misschien wat te gemakkelijk voor waar aan’.
‘Vaak wel. Tot je er eens over nadenkt. Stilstaan is gewoon stilstaan’.
‘Dat is af en toe zelfs noodzakelijk’.
‘We doen dat te weinig, stilstaan’.
‘Yep. En er eens over nadenken, dat doen we ook te weinig’.
‘Mmm, maar het feit dat we nu stilstaan bij “stilstaan” en er eens over nadenken, wil toch zeggen dat we er eens over nadenken?’
‘Daar moet ik even over nadenken’.
‘Doe dat, Bro, doe dat’.
Hans Lengeler, Lorgues
Jeroen Vermeiren, Gent
Oh Gevarieerde Groenteschotel,
Elk apart zijn jullie heerlijk.
Maar jullie komen pas tot je recht als ik jullie samenbreng.
Jullie individuele smaken versterken elkaar.
Jullie aparte kleuren reflecteren tegen jullie eigen huid en worden er rijker door.
Hoe erg zou het zijn als er enkel nog bloemkool werd toegelaten?
Hoe arm de wereld.
HL
Sinds mijn scheiding ga ik autoloos door het leven, en dat bevalt me wel. Uit volle overtuiging is het niet, want moest iemand een auto voor mijn deur stallen die ik kosteloos mocht gebruiken (geen kosten aan benzine, onderhoud, wegenbelasting, verzekering…) dan zou ik er geen nee tegen zeggen. Maar zelfs in Spanje, waar de goedheiligmannen met z’n drieën zijn (de drie koningen) in plaats van alleen (Sinterklaas) wordt dat niveau van vrijgevigheid niet bereikt. Dus behelp ik me met mijn fiets, de tram en de benenwagen.
Het enige probleem dat zich daarbij af en toe stelt, afgezien dan van een mopperende tienerdochter die niet gevraagd heeft om al dat hippie-gedoe, is het halen van toiletpapier en de zakken hondenvoer van twintig kilo die ik bij een lokale producent van veevoeder koop. Pakken wc-papier van twaalf rollen passen immers niet in mijn fietstassen en die zakken hondenvoer ter grootte van een tienjarige met overgewicht ook niet. Gelukkig kan ik voor dat soort aankopen op de bijstand rekenen van een vriend met auto en een vriendin met bestelwagen. Sinds de pandemie weten wij immers allen hoe een leven zonder toiletpapier eruitziet, niet omdat we het meegemaakt hebben, maar omdat we het ons collectief hebben voorgesteld, met alle nachtmerries en hamstergedragingen van dien. (Over dierenvoer hebben we ons nooit zoveel zorgen gemaakt, hoewel samenleven met een uitgehongerde afstammeling van wolven volgens mij toch iets dichter bij levensgevaar aanleunt dan huisgenoten die hun achterwerk hebben moeten schoonmaken onder de douche. Maar soit.)
Toen kwam echter de dag waarop de voorraad toiletpapier zwaar geslonken was, terwijl vriend met auto op reis was en vriendin met bestelwagen onbereikbaar. Doch niets is zo stimulerend voor de creativiteit als een schaarste aan wc-papier. Via de denkpiste “als ik het nu eens met een snelbinder op mijn bagagedrager bind - oh, nee, wacht, ik heb geen snelbinder” kwam ik bij het lumineuze idee een broeksriem te gebruiken voor dit bijzondere sanitaire transport. Dus ik met fiets en broeksriem naar de supermarkt, en wat bleek: een pak toiletpapier van twaalf rollen past precies in een broekriem. (Ook te interpreteren als: ik heb de omvang van een pak wc-papier.) (En ja, vandaag doen we haakjes.)
Zo fietste ik naar huis, fier als een gieter omwille van mijn uiterst creatieve en ecologische transportmethode. Op de terugweg zag ik een vrouw naar mij kijken en vertederd glimlachen - het soort glimlach dat ik van mezelf herkende wanneer ik foto’s zie van overladen riksja’s of Afrikaanse bussen met kippen op het dak. Zo exotisch ben ik dus. En hé, ik had iemand doen lachen. Wat een mooie dag was dat.
KV
Wat hebben we recent zoal nog geleerd? Van alles en nog wat! Bijvoorbeeld dat juni geen randje zomer is, maar een verzopen waterkieken. Of dat ene Conner langs de voorkeursstemmenkassa passeerde na een verkiezingszondag, ondanks – afijn, wellicht dankzíj – een rondje bruine praat niet zo heel lang geleden. Wat nog? Juist! Dat de mens in het algemeen en de lezer van Au Parleur in het bijzonder niet vies is van amoureuze plotwendingen.
De trouwe lezer herinnert zich misschien dat ik in de vorige editie schreef over een slimme, elegante, welbespraakte en nog-tig-andere-flatterende-adjectieven-verdienende deerne wier naam begint met een letter van het alfabet, daarbij zijdelings vermeldend dat wij lippen uitwisselden. Ik liet evenwel in het midden of die ontboezeming echt waar dan wel goed gevonden was. Laten we dat vooral zo houden, al wil ik wel graag met u delen dat ik inmiddels te schuilen ging in haar oksel en bij meerdere gelegenheden akte mocht nemen van haar diepe voorliefde voor de kleur paars. Ik werd er zelf een beetje blauwig van, zoals in bluesy, maar dan zonder de weemoed. Denk ik, want ik verneem weleens bij monde van anderen dat ik er enige aanleg voor heb. Elk zijn talent, zeker?
Zij wier naam begint met een letter van het alfabet is een soort dokteres, zei ik dát al? Ze geneest zinnen van aangeboren of toegebrachte kromheid en reanimeert verloren gewaande woorden. Desnoods doet ze van mond-op-mond en geloof me, ze weet hoe dat moet. Ze redigeert en schrapt, ze meet en past, ze is een vleesgeworden toren van Babel. Dat er Birkenstocks in haar schoenenrek staan, het weze haar vergeven. Niemand is perfect en ikzelf nog het minst. Soms moet een mens compromissen sluiten. Zeker als de mens in kwestie een man van 50 is en onverminderd het feit dat hij ‘goed haar’ heeft. Haar woorden, niet de mijne. Mensen die geen prut in de ogen hebben, ik kan ze wel pruimen. Zeker als ze ook nog eens begenadigd zijn met twee bijzonder fraai uitgevallen en dus doorslaggevende argumenten ter borsthoogte. ‘Deze kanjers zijn een asset.’ Eveneens haar woorden, niet de mijne.
Eerlijk? Ik vind het heerlijk. Tegenwoordig zijn we met z’n allen zo aan de woke-pijp, dat je een hoop dingen niet meer durft te denken, laat staan uit te spreken. Dat ze reteslim is, en belezen, en ad rem, en uitermate witty, ze mag het allemaal graag horen. Maar dus evengoed dat ze geweldige tieten heeft, zonder dat ik vervolgens plots gentleman-af ben. Welaan, welaan, soms zijn de dingen dan toch relatief simpel. Mijn binair mannenbrein is van de weeromstuit behoorlijk in zijn nopjes. Het is wat, dat kaliber vrouw aan mijn knopjes.
JV
‘Je legt er veel te veel eieren onder’, zegt Bert als we tien maanden geleden Fons gaan installeren op zijn kot in Aix-en-Provence. We lopen door de rayons van de ‘Boulanger’, neen geen bakker maar een elektrozaak, op zoek naar zijn ‘uitzet’. Terwijl ik kijk voor een simpel kookplaatje dat op zijn ijskast past, zie ik Bert verliefd worden op iets tussen een kruimeldief en een volwaardige stofzuiger: ‘zie hoe handig en licht’ zwaait hij met dat ding in de lucht ter demonstratie. ‘Seg, en een goede koffiemachine is ook wel belangrijk als je hard moet studeren, toch?’ en hij verdwijnt tussen de koffiezetapparaten. Niet veel later rekenen we naast een klein kookplaatje ook nog de kleine stofzuiger, een Espressomachine met een berg koffiecapsules en een microgolfoven af. ‘Ik denk dat we samen goed zijn in het leggen van veel eieren onder onze kuikens’, denk ik stilletjes met een glimlach rond de mond.
Die namiddag rijd ik met de jongste en de oudste naar Aix in een auto vol geladen met keukenapparatuur, koffiecapsules, beddengoed, handdoeken, sponsjes, vodjes, schoonmaakproducten en een eerste lading tupperware vol vers eten.
We sleuren alles vier verdiepingen omhoog want mijn zoon kreeg een kamer in Paviljoen 4 van Les Crous, de Franse campus, oftewel zeven appartementsgebouwen vol studerende, of nietsdoende, twijfelende, eenzame of feestende jonge mensen. ‘Wat doen al die volwassenen hier toch?’ hoor ik me nog net niet zeggen omdat ik tijdig besef dat de oudste hier weer onderaan de ladder begint en hij opnieuw bij de jongsten behoort. Ik krijg het als moeder wat benauwd want als je jarenlang zo dicht bij elkaar hebt geleefd, in een caravan, in tijdelijke huizen, in een tentje, op strobalen in een onafgewerkt huis, dan vind ik het ineens wel spannend hem los te laten in ‘de grote stad’ tussen al die ‘grote mensen’.
Ik blijf gelukkig stoïcijns, zelfs wanneer de zoon me stilletjes zijn kamer uitduwt ‘mama, ik pak de rest zelf wel uit’. En ik geef nog snel wat goede raad: ‘hang een sok over dat rookalarm als je gaat koken’ voordat de deur in het slot valt en de oudste niet meer mee terug naar huis komt.
Terug in de wagen zeg ik tegen de jongste: ‘ik denk dat ik nu even ga wenen’ en de tranen stromen over mijn wangen terwijl de jongste, zoals alleen hij dat kan, zijn hand op mijn been legt en me verder in stilte laat uithuilen.
Ik reed de afgelopen maanden regelmatig met een berg tupperware potjes naar Aix maar ben nooit meer de vier verdiepingen naar boven geklommen. Dat is nu zijn eigen nest en ik wilde niet de zoveelste moeder zijn die ongevraagd een kot begint op te rommelen.
Maar zijn schooljaar is gedaan. Bloed, zweet en tranen en nu maar afwachten op het resultaat. Maar ik ben zo blij dat hij weer even naar huis komt voor de zomer dus ik stel voor dat als ik hem kom halen ik mee zal helpen zijn kamer schoon te maken. ‘Je legt er veel te veel eieren onder’ zegt Bert als we met een auto vol kuisgerief naar Aix rijden. Met emmer, dweil, stofzuiger en javel klimmen we weer vier verdiepingen naar boven. Ik stort me meteen op de afwas ‘wacht mama er staat ook nog wat in de douche’ en op het kookplaatje dat duidelijk zijn diensten heeft bewezen. Bert krijgt de eer om de allesreiniger die we tien maanden geleden voor hem kochten voor ’t eerst te mogen openen. En als ik hem op zijn knieën bezig zie het putje van de douche schoon te maken dan denk ik weer: ‘ik denk dat we samen goed zijn in het leggen van veel eieren onder onze kuikens’.
SL
Vrieeend,
We telden nauwkeurig het aantal straathoeken op en rond de Place des 13 Cantons te Marseille en we kwamen met wat creatief rekenen uit bij tien. Er is daar namelijk een pleintje waar drie bomen schaduw geven aan het terras van de Bar des 13 Coins. Dertien hoeken konden we zelfs met de beste wil niet vinden maar wie maalt daarom als de zon schijnt en er een koele Ricard voor je neus staat.
Voor Mathilde was het haar eerste bezoek aan de havenstad en als gids moet je dan keuzes maken. We hadden kamers geboekt in een obscuur maar goedkoop hotel vlakbij Le Vieux Port en dat werd onze uitvalsbasis. Een factor waar we rekening dienden mee te houden was het feit dat we pas rond drie uur in de namiddag waren gearriveerd vanuit de Ardèche waar mijn zoon en zijn prachtig lief een paar dagen hadden doorgebracht. We hadden het ook nogal bont gemaakt de avond tevoren en bijgevolg was onze gezamenlijke geestelijke staat de tweede belangrijke factor waarmee we rekening dienden te houden.
We kozen voor een bezoek aan de volkswijk Le Pannier omdat die een zusterwijk van de Brusselse Marollen zou kunnen zijn. Alleen is Le Pannier uitgestrekter, kleurrijker en levendiger. Het klimaat zal daar ongetwijfeld een rol in spelen.
We hielden al snel halt op de Place du Lenche. Vanop het terras van Café du Théatre heb je zo’n mooi uitzicht op de haven en op de Notre-Dame-de-la-Garde. Bovenop de kerk staat het immens grote standbeeld van Moeder Maria - elke Marseillais kent haar als La Bonne Mère - die een oogje houdt op de behouden thuiskomst van de vissers. Je neemt haar maar beter ernstig als je geen ruzie wil want zij is het die de gezinnen beschermt tegen smart en armoe.
We volgden onze benen door de wirwar van smalle steegjes maar we bleven, loom als we waren, al gauw hangen in de schaduw van het terras van de Bar des 13 Coins en bestelden na de eerste pastis een tweede en een derde. En bij pastis hoort een goed gesprek, ook dat is een onderdeel van de Marseillebeleving. Het is een wijdverspreide filosofie in het zuiden: Het is warm, de sfeer zit goed, de pastis smaakt koel… Jaag je niet op, keuvel de tijd voorbij, morgen is er weer een dag.
Het is een vorm van lief zijn voor elkaar, ik kan me daar in vinden.
We betaalden vijftig eurocent aan de veerman die ons naar de overkant van de haven bracht en we slenterden zonder vast doel door de wijk die door de nazi’s vanop zee werd platgebombardeerd aan het einde van WO II. Het was er danig uitkijken voor scooters, elektrische steps en wagens maar we kwamen er toevallig iemand uit Brussel tegen.
Je ontkomt niet aan Brussel, zelfs niet in Marseille.
Het werd vroege avond en we kregen een klein hongertje. ‘Weet je nog waar we hebben gegeten met Jef en Ruth, die keer?’, vroeg ik. We wisten dat nog want dat was ook zo’n heerlijke dag geweest. ‘En met Bert en Swaane kwam ik ooit naar zo’n zalige wijnbistro waarvan ik de naam ben vergeten. Ik weet wel nog waar die was maar dan moeten we opnieuw naar de overkant van de haven’. Dat was een beetje teveel moeite en we stapten naar de Place Thiars waar je het ene restaurant naast het andere vindt.
Wat eet een mens die Marseille bezoekt? Vis! Gegrilde sardientjes, gefrituurde witvisjes, rouget, mosselen, calamares, … De man die onze tafel bediende had zo’n droge humor dat we er dorst van kregen.
Overal op het plein hingen grote tv-schermen zodat je tijdens het eten niets hoefde te missen van wat er zich verder in de wereld afspeelde en vandaag was dat in hoofdzaak het EK voetbal. Op het moment dat Frankrijk scoorde tegen Oostenrijk steeg vanuit Marseille een zegegejoel op naar de sterren.
Voor ons was dat het teken om ons bed op te zoeken.
HL
Arme uitgeregende,
Hooggeëerd slachtoffer der Belgische zondvloed,
Als voormalig ingezetene van het Britse rijk ben ik maar al te vertrouwd met overvloedige regen. Het moet evenwel gezegd dat de hoeveelheid neerslag die mij de voorbije maanden in mijn moederland te beurt is gevallen, mijn ervaring ter overzijde van het Kanaal ruim overschrijdt. Het is al bij al om intriest van te worden, terwijl ik mij doorgaans niet zonder slag of stoot mijn goede luim laat ontnemen, en al zeker niet door wat tranen die uit de hemel sijpelen.
Omdat ik het als mijn aangeboren plicht voel immer optimistisch de dag en het leven aan te vatten, wil ik mijn intriestigheid graag verjagen ten behoeve van uw droogte en welzijn. Aldus zal ik u verblijden – hopelijk – met enige goede wenken ter adequate regeling van het samenleven in tijden van aanhoudende buien. Want jawel: er bestaan zeer zeker wel eitiquetteregels voor deze specifieke meteorologische omstandigheid. Als wij ons met zijn allen houden aan de hierna volgende basisregels, zullen wij geheid met lichter gemoed de zondvloed weten te trotseren.
Gebruik van paraplu's
Zo. Laten wij altegaar afspreken deze vriendelijke en goed bedoelde suggesties te huldigen, opdat onze omgang bij regenweer zo hoffelijk mogelijk kan verlopen. Het comfort en het welzijn van iedereen, dát is wat wij in dezen permanent voor ogen moeten houden.
Met zonnige groeten
JP Hoofs
OVER JEAN-PIERRE HOOFS
Hij mag dan geen sant in eigen land zijn, Jean-Pierre Hoofs is een man met naam en faam, niet in het minst in het Verenigd Koninkrijk. Hoofs stond decennialang aan het hoofd van de Londense School for Butlers & Hospitality, een instituut met wortels die teruggaan tot de 19de eeuw. Na een rijkgevuld leven aan de overzijde van het Kanaal resideert de man sinds twee jaar weer in het lieflijke Brugge, zijn beminde geboortestad. Daar vult hij zijn dagen als gepensioneerde zinvol in, onder meer als vlot Engelssprekende gids in het Memlingmuseum. Daarnaast verblijdt én verlicht hij de lezers van Au Parleur met zijn wijze raad voor meer courtoisie en goede manieren.
JV
Wanlijners 2
Het is groen en gluurt heimelijk op de achtergrond: spionazie.
Soort groentekool waar je veel winden moet van laten: broemkool.
(org.)
Een voordeel van oud worden is: je kent de hele geschiedenis zonder er voor te hebben moeten studeren.
(org.)
GDB
Beste Au Parleur,
Die Rode Duivels, wat voor pottenstampers zijn dat nu. In mijnen tijd hadden ze er nog slaag bij gekregen.
Maar wat wilt ge. Hebt ge al eens gezien wat daar allemaal tussen loopt? Dat zijn geeneens echte Belgen. Ik denk dat er zelfs Walen meedoen. En socialisten.
Dat ze er maar rap uit liggen. Dat zal hen leren.
Clem Vanmalderen
Gekleurde neus, wit aangezicht, rood gestifte lippen,
altijd klaar voor het trekken van een volgende gekke bek.
Want dat verwacht, neen eist men van hem,
vals gelach valt hem daarvoor ten deel.
Hij buigt voor u en maakt zich klein,
wat flauw applaus als zijn karige loon.
Elke dag weer allemans vriend te moeten zijn,
een molensteen zwaar voor hem om dragen.
Maar op het einde van de dag,
als het doek al lang is gevallen en het weer stil is geworden,
is hij het die vaak eenzaam en alleen achterblijft,
en rest alleen een trieste clown.
Francis De Jonghe
17/06/2024
© Au Parleur - JEROEN VERMEIREN/HANS LENGELER 2023/update 2024
SINT-DENIJSLAAN 31A - 9000 GENT
11, BOULEVARD CLEMENCEAU - 83510 LORGUES - FRANCE
BEELDEN: EIGEN WERK & UNSPLASH