- Tweeënveertigste editie - 29 juni 2024 - 2e Jaargang -
'Hey Bro, omdat het vak Frans zo achteruit boert, zeg ik vandaag Quoi de neuf, mon frère? ’.
’Tja, hoe gaat het gezegde ook alweer? Ik ken Frans maar Frans kent mij niet’.
‘Zoiets ja. Wacht, ik gooi het even in Google Translate. Daarmee kom je overal’.
‘Tot je geen netwerk vindt. Dan sta je daar …’
‘Ik leerde naast Frans en Engels zelfs Duits op school. Bij gebrek aan oefening ben ik dat een beetje kwijtgeraakt maar ik begrijp het nog wel. Grotendeels tenminste’.
‘Vreemde talen moet je blijven gebruiken, dat klopt ja’.
‘Een wijs mens zei ooit: hoe meer talen je kent, hoe meer mens je wordt’.
‘En in welke taal zei die mens dat?’.
‘Dat weet ik niet… In het Latijn? Of in het Oud-Grieks?’.
‘Wacht, ik gooi het even in Google Translate’.
Hans Lengeler, Lorgues
Jeroen Vermeiren, Gent
Mijn buurvrouw belt, dat ze een ideetje heeft voor mijn ‘stukje’, dat ik moet schrijven over hoe blij we zijn met het propere water. Ik zit met de oudste in de wagen en ze staat op speaker. Ik kijk zijdelings naar Fons die ook zijn schouders ophaalt, we zijn niet meteen mee. Dat hoort ze en ze vervolgt: ‘dat er eindelijk geen zand meer maar helder water uit de lucht valt en niet alles vol troep hangt’. Aaaah, ze heeft het over het Saharazand van de afgelopen dagen, knikken Fons en ik elkaar nu begrijpend toe.
Daar moet ik even over nadenken, niet over het feit dat mensen met ideeën voor mijn ‘stukje’ komen aandraven, dat gebeurt wel vaker, maar wel of we blij zijn dat als het regent er geen Saharaslijk meer uit de lucht valt. Want ja, alles hangt nadien onder een laagje lichtbruin zand maar het is voor mij ook een oeverloze bron aan verbeelding. Het lijkt wel of elk zandkorreltje een nieuw verhaal met zich meebrengt.
Het begint al als je ’s morgens opstaat en het schemert. Je denkt ‘oh een bewolkte dag’ maar als je het zand uit je ogen wrijft besef je al snel dat er meer aan de hand is. De lucht heeft een dreigende grijs – oranje kleur, alsof er ergens een bosbrand is of een apocalyptisch einde, een invasie van aliens die met hun ruimteschepen de lucht van kleur doen veranderen? En hup, daar slaat mijn fantasie op hol.
Ik blijf het wonderbaarlijk vinden, dat zand dat in de Sahara opstijgt, over de Middellandse zee wordt geblazen en zo pardoes op ons terras belandt. Ok, als het regent zijn het dikke modderdruppels, maar daar gaat het nu niet over. Telkens als dat Saharazand zijn reis beëindigd in onze tuin, maak ik in mijn hoofd de omgekeerde reis. Ik wandel door de kleurrijke straatjes in Marrakesh en schud wat zand uit mijn espadrilles. Ik zit op de rug van een kameel en kijk door de spleetjes van mijn sjaal naar de frisse oase die voor ons opdoemt. Ik eet zoete dadels en drink verse muntthee in een bedoeïenentent. Er komen nog net geen buikdanseressen voorbij.
Anderzijds heb ik een nogal speciale vorm van smetvrees, waarbij ik menselijke resten van punt a tot punt b minutieus kan volgen in mijn hoofd. Ik moet dus ook vechten om die gedachten niet de vrije loop te laten want dan komen er met al die zandkorreltjes ook snotjes, schaamharen en slijmresten mee. Dus dring ik die neurotische gedachten terug met: gebak van oranjebloesemwater op een dak van een hemelsblauwe riad in het samenzijn van vriendinnen in kleurrijke jurken. Of Bert en ik die in een oude gammele jeep doorheen de woestijn rijden en ik die uit Saharaklei een tajine maak die ik volstop met verse groenten en heerlijk geurende specerijen. Terwijl we daarvan snoepen zakt de zon tussen de zandduinen weg en bij het laatste licht lezen we nog een paar zinnen van Rumi. We bedrijven de liefde onder de meest indrukwekkende hemel en tuimelen als twee puntjes tussen de sterren. De nietigheid van twee elkaar omstrengelende lichamen tegen de achtergrond van dat oneindig grote gespikkelde canvas, omarmd door die immens grote liefde.
Tot mijn zoon me uit mijn dagdroom haalt en me erop wijst dat ik wederom een afslag heb gemist. ‘Ik snap niet dat ze jou ooit een rijbewijs hebben gegeven’, zegt hij, ‘en ik hoop nooit samen met jou te verdwalen want dan zijn we reddeloos verloren met jouw onbestaand gevoel voor oriëntatie’. En tijdens de 10 minuten die we moeten omrijden vraag ik me af of pubers in de Sahara ook zo brutaal kunnen zijn? Zouden ze ook met hun ogen rollen als ze hun dagdromende moeders betrappen? Lachen die ook met hun krimpend mamaatje en geven haar van bovenaf een schouderklopje?
Zouden die tieners overdag ook maar wat rondhangen om ’s nachts tot leven te komen, geanimeerde gesprekken met vrienden te voeren om 3u ’s ochtends en de keuken te plunderen alsof er twintig uitgehongerde dieren doorheen geraasd zijn? Vast wel. Ik zou iets willen teruggeven aan de moeders aan de andere kant van de zee, zodat zij ook even kunnen wegdromen uit hun dagelijkse beslommeringen want ik ben zo dankbaar voor al die zandkorreltjes die me even doen wegvliegen.
SL
*Foto AFP
Ineens is daar de vooravond van juli. De zomer heet een feit te zijn en de voorbije week ben ik zowaar gaan geloven dat het een seizoen is dat wel degelijk nog bestaat. Zonneschijn! Braadtemperaturen! Blote armen en benen bij de vleet! (Melkflessen: wees welgekomen!) ‘t Glinsteren van zweet op voorhoofden! Een lach op welhaast elk gezicht! En een A-attest voor zoonmans: klap op de vuurpijl. ‘Dat heet dan gelukkig zijn’, zong Ann Christy. En ook: ‘Een deur die plots opengaat.’
Ik hou van deuren die opengaan, u mag dat weten. Het is beter dan deuren die dichtgaan. Uit hun hengsels snerpt slechts de klank van afscheid. Op zich niets mis met afscheid, maar dankzij mijn levenslang abonnement hoef ik er niet per se nog een extra tienbeurtenkaart bovenop, gratis en voor niets. Neen, laat de deuren maar wellustig openzwaaien, zeker die van zij wier naam begint met een letter van het alfabet en van wie wij nog steeds niet weten of zij echt bestaat. Althans, ú weet dat niet, ik natuurlijk wel. Dat is voldoende. Er is wel meer dat ik weet. Bijvoorbeeld: hoezeer haar huis lonkt, wanneer zij – discreet schuilgaand áchter haar voordeur – haar wereld voor mij ontsluit. Mij vervolgens in de onderlip bijt. Een hand op mijn billen legt. Mijn borstkas tegen haar borsten trekt. Snuffelt. Snuift. Dan gromt van genoegen.
Het zou zomaar uit een film kunnen komen, of een roman. Misschien bestaat zij inderdaad slechts dáár en nergens anders, laat staan in Gent of een andere stad, die net als haar naam, begint met een letter van het alfabet. Brussel, wie weet. Of Mechelen. Oostende misschien. Niet Kortrijk, nooit Kortrijk, en Leuven evenmin. Leuven is mij te yang. Ik houd veel, zoveel meer van yin.
Stel dat zij wier naam begint met een letter van het alfabet tóch echt zou bestaan, hetgeen ik eens te meer wijselijk in het midden laat, dan kan ik me wél voorstellen dat ik zeer verliefd word op haar. Echt vreselijk verliefd. Vleesetend verliefd. Bouleverserend hoteldebotel, spiermatig tot spasmen toe kaduk, dermate van het padje af dat de dichter, die ondergedoken zit in de loopgraven van mijn ziel, van taal geen zinnen meer weet, van zinnen geen woorden, van woorden geen letters, van letters geen inkt.
Ja, stel dat zij wier naam begint met een letter van het alfabet tóch echt zou bestaan, hetgeen ik dus hardnekkig wens te bevestigen noch te ontkennen, dan sluit ik niet uit dat zij mijn hart zou kunnen stelen. Meer nog: ik zou het haar geven. En zeggen: ‘Bewaar het op sterk water, lief. Ik zou het later nog wel eens nodig kunnen hebben.’
En zij zou zeggen: ‘Het is wijs te denken aan je oude dag. Vrees niet. Ik bewaak je hart en draag onderwijl voor jou mijn mooiste paarse jurk. Het is veilig hier. Ik zal het niet breken. Hooguit teruggeven, vroeg of laat, en dan schenk je ’t gewoon intact aan een ander. Lijkt je dat wat? Voor nu is het hier in goede handen, in verzekerde bewaring.’
Ja. Aldus zou zij spreken.
En ik zou begrijpend knikken en murmelen dat het goed is zo.
JV
“De fontein is er weer!” Mijn zoon wijst verrukt in de richting van het plein voor het station. In de verte spelen sierlijke waterstralen tikkertje met de eerste blauwe lucht van juni. Heerlijk om te zien hoe hij die omgeving ook al zo goed kent. Een herkenning die hem vertrouwen en vreugde verschaft: alles is nog zoals hij het zich herinnerde. Meer nog: voor een vierjarige voelt het alsof ook de fontein reikhalzend uitkeek naar zijn terugkeer. Wij vormen met ons gezin van drie nog het centrum van zijn universum, en wij en alles daarrond staan in het teken van hem. Een centrum dat hem op zijn wenken bedient. Het egocentrisme van een vierjarige is ontwapenend (dat van de wereld is jammer genoeg het tegenovergestelde).
Ik hou zijn hand (en mijn hart) stevig vast als we de straat oversteken met een wirwar aan tramsporen en rijvakken voor bussen. Deze route doe ik nochtans op automatische piloot, maar het is toch net wat anders met een enthousiaste vierjarige in het kielzog. We bereiken heelhuids de overkant. De zoon wil meteen de waterpartij begroeten. We banen ons een weg tussen de bomen, de bankjes en de haast ondoordringbare haag van fietsen die al decennia de aanwezigheid van studenten verraadt.
23 jaar geleden zag ik deze compositie voor het eerst, licht krom gebogen door de rugzak met kleren en eten voor de eerste vijf volle dagen alleen en ver van huis. En hoewel dit een druk knooppunt is waar pendelaars, studenten, tieners en 65-plussers aankomen en vertrekken vanuit en naar alle richtingen, blijft het stationsplein er door al die jaren heen schijnbaar onverstoorbaar en onveranderlijk bij liggen. Een stil-leven terwijl wij doorheen het onze razen.
Ik twijfel altijd even of het toch niet dezelfde fietsen zijn als vroeger. Zó vergroeid met de omgeving dat elke eigenaar (of potentiële nieuwe eigenaar) die in de verleiding kwam, het zonde vond om het stalen ros te verplaatsen en de orde der dingen te verstoren. Het plein moest intact blijven, exact zoals we het ons allemaal herinneren.
Een duif ziet haar rust in ieder geval vandaag wél verstoord, opgejaagd door een uitgelaten kind. Uiteraard dat van mij. Want hoewel hij zelf niet goed tegen prikkels kan, vindt hij het geen probleem om luid schreeuwend het arme beestje de stuipen op het lijf te jagen. Terwijl ik dit tafereel aanschouw, twijfelend bij welk decibelniveau ik zou ingrijpen (wat was die wettelijke geluidsnorm nu ook alweer?), zie ik in mijn ooghoek een koppel dat op een bankje zit. Het duo is op zich niet van belang, het zijn inwisselbare figuranten. Ze komen en gaan. Dit plein heeft hen niet nodig. Het plein bestaat ook zonder hen. Het bankje daarentegen, dat is niet zomaar een bankje. Het is hét bankje. Waarop ik zo’n 20 jaar geleden verdronk in de donkerbruine ogen van een jongen (wiens naam rijmde) op Valentijn.
Het was – uiteraard – ingewikkeld. Hij en ik versleten heel wat avonden met voetbal kijken in café De Karper. We zagen AC Milan dat academiejaar nog net de Champions League winnen, tussen hem en mij was echter vrij snel nadien alles verloren. Hij vond dat we beter af zouden zijn als vrienden, om daarna, oh ironie, iets te beginnen met zijn beste vriendin en miraculeus uit mijn leven te verdwijnen. Een vreemde definitie van vriendschap.
Behalve die donkerbruine ogen en onze ironische break-up herinner ik me enkel nog de indringende geur van nicotine van zodra de deur van zijn kot openzwaaide. Het zou de eerste en laatste keer zijn dat ik iets had met een verstokte roker. Niet dat enkel rokers harten breken. Dat zou wat zijn. Maar afkicken van alweer een desillusie in de liefde is al voldoende, daar hoeft geen passieve nicotineverslaving bij.
Er behoren wel een aantal gelegenheidsrokers tot mijn liefdesrepertoire, maar de meesten kon ik overtuigen te stoppen of het echt enkel occasioneel nog te doen en dan liefst zonder mij in de buurt. Mijn zus en ik hebben al heel jong een eed gezworen aan de Smoke Busters club (ja, dat bestond toen) en daar gaan wij nog steeds niet licht over.
“Mama, mamaaaaaa, we gaan onze trein missen, we gaan te laat komen.” Een ongeduldige zoon hangt aan mijn arm. De duif is weggevlogen, het bankje is leeg, het kot met de walm van sigaretten vervaagt. De geur van gebakken ui komt ons tegemoet vanuit het hamburgerkraam dat al jaar en dag vlak voor het station stationeert. We zetten het op een lopen.
Op de trein voel ik dat we steeds verder verwijderd zijn van het plein. Ik weet het zeker: er bestaat zoiets als pleinwee. Niet het verlangen naar de jongen met de naam die rijmt op Valentijn (hell no). Niet het verlangen naar ergens thuishoren. Maar het verlangen naar een plek om toe te komen en te vertrekken, een knooppunt van verhaallijnen en mogelijkheden. Met een fontein en een bankje om elke keer weer opnieuw pleinweemoedig te begroeten.
EV
Vrieeend,
Het was vrijdagavond en Christel (zonder dubbele L en E achteraan) uit Bras belde. ‘Ben je niet buiten?’, gilde ze, ‘C’est la Fête de la Musique vandaag. Heel Frankrijk loopt nu te dansen in de straten want overal zijn er gratis concertjes’. Ik keek even door mijn raam en wierp een blik op mijn boulevard. ‘Neen’, antwoordde ik, ‘er speelt ergens een live bandje maar de straat is zowat verlaten. Je weet toch dat Frankrijk vanavond tegen Nederland speelt op het EK voetbal? Iedereen zit binnen en kijkt naar de match. Ik ook trouwens’.
Het bleef even stil aan de andere kant, ik kon haar verbijstering voelen tot in mijn appartementje op het vierde. ‘Bon’, zuchtte ze, ‘Marc en ik zijn onderweg naar Marseille, we gaan naar een concert van Massilia Sound System, ik wilde vragen of je niet ook kwam, we kunnen blijven slapen bij vrienden’. ‘Nope’, antwoordde ik, ‘ik kan dat niet verantwoorden. Ik ben Belg en woon in Frankrijk. Ik voel me bijgevolg moreel verplicht om te kijken naar het voetbal. Er zijn drie landen waarvan ik geen enkele match wil missen. Ik supporter uiteraard voor de Rode Duivels, ik supporter tegelijk ook voor Les Bleus en ik supporter tégen Nederland’.
‘Je bent gek’, zegde Christel (zonder dubbele L en E achteraan) uit Bras, ‘Je supportert toch niet tégen een ploeg?’. ‘Supporteren tégen Nederland is een Belgische traditie’, verdedigde ik me, ‘Vraag me niet waar het vandaan komt maar elke Belg supportert tégen Nederland, zelfs als ze tegen Noord-Korea spelen. Ik denk trouwens dat het in de Vlaamse Canon is opgenomen maar zeker ben ik niet want ik heb dat traktaat niet gelezen. Het gaat in elk geval heel ver terug in de tijd, misschien wel tot aan de Romeinen. Het is zoals met het geloof, je aanvaardt dat zonder er vragen bij te stellen en verder betaal je braaf je belastingen’.
‘Ah, okee’, antwoordde ze, ‘zoiets als de Fransen en de Engelsen. Wij weten ook allang niet meer hoe dat ooit begon maar dat zit in ons collectief DNA’. ‘Neen’, zegde ik, ‘het is veel erger dan dat. Ik kan het je niet uitleggen, je moet als Belg geboren zijn om dat te begrijpen. Zelfs Belgen begrijpen het niet maar het is wat het is’.
We zegden salukes en ik keek verder naar een saaie match die eindigde in een gelijkspel.
Zeg, vrieend, dat is niet waar hoor dat ik tegen Nederland supporter. Maar geef toe dat je misschien éven mee was met mijn karikatuur. Voetbal is oorlog. Het is een uitlaatklep waarlangs een hoop stoom kan worden gekanaliseerd, het is een conflict tussen twee stammen dat gelukkig al na negentig minuten voorbij is. We hebben dat nodig zodat we echte oorlogen kunnen vermijden.
Het is wat, voetbal.
Een dag later kreeg ik van Sophie de briefing voor de affiche voor de kermis in mijn Ardense ex-dorp. Toen ik er woonde, was ik lid van het feestcomité en deed al de grafiek voor hun bloeiend verenigingsleven. Denk aan het sinterklaasfeest voor de kinderen, avondlijke Halloweentochtjes, de jaarlijkse quiz, de kerstboomverbranding na de winter, bbq’s met veel worsten en drank, … Bezig volkje die Ardenners, zeker als het op feesten aankomt. Wat hen betreft zit ik nog steeds in het feestcomité, ook al ben ik er reeds zeven jaar geleden vertrokken.
Ik las de tekst van het programma: Opening van de bar, dansfeestje met DJ, rockconcert, apéro, bingo, een zwijntje aan het spit, … En daar stond het: Zondag 14 juli om negen uur Finale van het EK voetbal op groot scherm! Wat had ik daar graag bij geweest.
De kermis in mijn Ardense dorp begint op vrijdag en gaat ongemerkt over naar zaterdag. Op zondag kan je even dutten in het gras om dan opnieuw te beginnen feesten zodat je hard kan landen op maandagnacht. Je hebt geen enkele reden om tussendoor naar huis te gaan want alles is voorzien: pure mensen, worsten, bier en voetbal. Meer heb je niet nodig. Wie ergens in een droge sloot belandt, wordt er wel uitgevist. Zo zijn ze, de Ardenners, eens hun deur voor je opengaat, gaat ze nooit meer dicht want “t'es un d’chez nous, toi”.
Ik herinner me dat ze heel fanatiek waren in hun steun aan ‘Les Diables Rouges’. Je drinkt tijdens het toernooi dan ook enkel Jupiler en jenever, niks anders. En je moet verplicht oerkreten uitslaan, mekaar schouderklopjes geven en dreigen dat je iedereen die niet voor les Belges supportert op hun bakkes gaat slaan. Als de scheidsrechter tegenfluit roepen we heel luid AWOERT en we zeggen dat hij werd omgekocht.
Het is wat, voetbal.
Damn, zondag 14 juli om negen uur Finale van het EK voetbal op groot scherm! Wat had ik daar graag bij geweest. Onze jongens moeten dan wel in de finale geraken natuurlijk…
HL
Goede kuitenstampers,
Waarde buitenspelspieders,
U zal het een oude man willen vergeven dat hem het een en het ander van het hart moet inzake het EK Voetbal zoals het zich heden aan ons openbaart. Ikzelve ben niet fanatiek in de leer wanneer het de beperkt nobele sport – roeien, tennis, golf en paardenpolo zijn mijn inziens eleganter van aard, maar dat is louter een persoonlijke appreciatie – van het voetbal betreft. In het Verenigd Koninkrijk is voetbal het spel voor en van het volk, het is zoethouder en splijtzwam tegelijk, maar vooral een dankbare gelegenheid om de biervaten duchtig te laten stromen in menige pub en her en der iemand een tand uit z’n tronie te meppen.
Op het vasteland gaat het er iets verfijnder aan toe. Dácht ik. Want het schaamrood steeg mij alras ter wangen toen ik het verwerpelijke gedrag van de supporters der Rode Duivels moest aanschouwen na afloop van de wedstrijd tegen Oekraïene. Gênant was het! Supporter is men in goede en kwade dagen, of in het geheel niet. Maar niet voor de schone schijn, of omdat men toevallig enkele prijzige tickets heeft gekocht om het nageslacht en de sociale kring te impressioneren.
Ik kan daarover niet duidelijk genoeg zijn. Waarlijk.
Ik hecht aan hoffelijkheid en nuance, maar wat ik afgelopen woensdag zag aan aberrant gedrag van mijn landgenoten, dat heeft mij diep geraakt!
Aldus en dientengevolge voel ik mij genoodzaakt meer dan enkele wenken mee te geven betreffende het gedegen en welopgevoed supporterschap. Van om het even welke sportdiscipline. Al moet gezegd dat Het Voetbal met stip vooraan staat wanneer het de dwingende en dringende heropvoeding der supporters betreft.
Kunnen wij afspreken, dames en heren, maar vooral heren, dat wij voortaan enkele zuivere en broodnodige omgangsprincipes eren en huldigen? Ik aanvaard uw stilzwijgen als een volmondig ‘Ja!’, waarvoor dank.
Goed. Per direct zullen wij de volgende etiquette in acht nemen en dit voor de verdere duur van het EK Voetbal:
Respecteer de Spelers
• Ondersteuning
Het primaire doel van supporters is om hun team aan te moedigen, ongeacht de prestatie. Negatieve uitingen zoals uitfluiten of beledigen, worden als onsportief beschouwd.
• Constructieve kritiek
Kritiek mag geuit worden, maar het moet constructief en respectvol zijn. Schreeuwen is niet constructief. Schuttingtaal en schunnige gebaren zijn dat evenmin. Gedraag u. Wat zou uw moeder zeggen, als ze u zo bezig zag? Dát is waar u moet aan denken, waneer de drang tot vulgariteit u te sterk wordt.
Respecteer de Tegenstander
• Sportiviteit
Toon respect voor de tegenstander, zowel spelers als supporters. Het uitfluiten of beledigen van tegenstanders is onsportief en kan escaleren tot conflicten, om niet te zeggen vechtpartijen, met ernstige gewonden tot gevolg.
• Erkenning
Hoezeer het u ook droef te moede is, als de tegenstander goed speelt, erken dat dan ook. Sportiviteit betekent het waarderen van goede prestaties, ongeacht van welk team ze komen.
Respecteer de scheidsrechters
Scheidsrechters doen hun best om eerlijk te zijn. Boosheid tonen of hen uitjoelen voor beslissingen, vooral zonder kennis van de regels of volwaardig zicht op de situatie of de omstandigheden, is niet alleen onbeleefd en contraproductief, het getuigt ronduit van een gebrek aan opvoeding.
Omgang met andere supporters
• Vriendelijkheid
Behandel supporters van het andere team met vriendelijkheid en respect.
• Tolerantie
Wees tolerant ten opzichte van verschillende meningen en gedragingen. Niet iedereen ervaart of uit zijn passie voor het spel op dezelfde manier.
Na de Wedstrijd
• Acceptatie
Accepteer de uitkomst van de wedstrijd, of je team nu wint of verliest. Het is belangrijk om nederlagen sportief te accepteren.
• Viering
Als je team wint, vier dan op een manier die respectvol is naar anderen. Vermijd provocerend gedrag.
U weet wat men zegt: voetbal is de belangrijkste bijzaak ter wereld. Dat mag dan wel zo zijn, het is en blijft een bijzaak. Als u zich écht druk wil maken, zijn er betere onderwerpen: de volkerenmoord in Gaza, het stilvallen van de Golfstroom, de nakende overwinning van ene D. Trump in de V. staten van A., de grillen van ene Vlad P. woonachtig te Kremlin in M. (Rusland) én de vraag of Elvis nu levend is dan wel dood.
Ik zend u het weekend in met een oprechte oproep tot fatsoen!
Uw JP Hoofs
OVER JEAN-PIERRE HOOFS
Hij mag dan geen sant in eigen land zijn, Jean-Pierre Hoofs is een man met naam en faam, niet in het minst in het Verenigd Koninkrijk. Hoofs stond decennialang aan het hoofd van de Londense School for Butlers & Hospitality, een instituut met wortels die teruggaan tot de 19de eeuw. Na een rijkgevuld leven aan de overzijde van het Kanaal resideert de man sinds twee jaar weer in het lieflijke Brugge, zijn beminde geboortestad. Daar vult hij zijn dagen als gepensioneerde zinvol in, onder meer als vlot Engelssprekende gids in het Memlingmuseum. Daarnaast verblijdt én verlicht hij de lezers van Au Parleur met zijn wijze raad voor meer courtoisie en goede manieren.
JV
Stationskantoor overvallen.
Politie zoekt naar sporen.
James
Waarom zorgde de detective voor vertraging voor de trein?
Hij was een man op het spoor.
(org.)
GDB
Beste Au Parleur,
Omdat er in ons WZC toch niks te doen is, kijken wij naar het Europees kampioenschap voetbal. Wat mij toch een beetje verbaast is dat er zoveel Oostbloklanden meedoen. Die komen toch allemaal uit de communistische barbarij? Sinds wanneer mogen die goddelozen naar het vrije Westen komen?
En nog iets. In de match tegen Oekraïne droegen de Rode Duivels blauwe truitjes. Hebben ze hun naam veranderd in de Blauwe Duivels of zo? Ik heb daar niks van gehoord. Maar niemand zegt mij nooit niks.
Ik zal u zeggen, oud worden, het is gene cadeau.
Ik versta niks meer van de wereld.
Clem Vanmalderen
© Au Parleur - JEROEN VERMEIREN/HANS LENGELER 2023/update 2024
SINT-DENIJSLAAN 31A - 9000 GENT
11, BOULEVARD CLEMENCEAU - 83510 LORGUES - FRANCE
BEELDEN: EIGEN WERK & UNSPLASH