- Eenenvijftigste editie - 21 september 2024 - 2e Jaargang -
'Hey Bro, heb jij ooit al eens huisdieren gegeten?’
‘Ja, één keer. Een half dozijn ineens zelfs’.
‘Laat me raden, je kip of je konijn of zo?’.
’Neen, het ging om Anna, Charlotte, Grace, Julia, Lucy en Brigitte. Ze waren nog maar pas bij mij en dan heb ik ze opgegeten’,
‘Maar Bro, zoiets doe je toch niet?’
‘Jawel, want strikt genomen ben ik een migrant en die doen dat dus, dat weet iedereen’.
‘Maar welke huisdieren waren dat dan, want je hebt geen huisdieren’.
‘Oesters, Bro, oesters. Ik kocht me een half dozijn, gaf ze een naam en at ze op’.
‘Hufter’.
‘Jawel, maar ik ken er die nog veel grotere hufters zijn en die riskeren president van een groot land te worden’.
‘Tja… als het zo bekijkt’.
Hans Lengeler, Lorgues, Provence
Jeroen Vermeiren, Gent, België
Het moeten niet steeds de Bekende Vlamingen zijn die met alle aandacht gaan lopen. Naar aanloop van de komende gemeenteraadsverkiezingen zetten we dan ook graag eens de Onbekende Vlaming in het zonnetje.
In onze tweede aflevering:
BIO
Verkoper bij Krëfel Turnhout in de afdeling Kleine Elektronika.
Zevende op de lijst van de Burgemeester.
Hobbies:
De wereld hangt met haken en ogen aaneen. Net als ik. Dat is zo, dat was zo, dat is altijd zo geweest en het zal immer zo blijven. We kunnen daar veel woorden aan vuil maken, maar die veranderen niets aan de zaak. En de zaak is een verloren pleit. Dat is niet erg en behoeft dus ook geen meelij, voor alle duidelijkheid. Ik heb schijt aan meelij. In het licht van het universum – gesteld dat er maar één universum is, overigens, want daarover zijn de meningen verdeeld, laat staan dat er wetenschappelijke consensus over die heikele kwestie bestaat – is het gros der dingen van geen tel, laat staan van belang.
‘Nou ja, toe maar, niet zo somber, vriend. Drama queen die je bent.’
Ik hoor het je denken. En natuurlijk ben ik een drama queen. Als dát al niet meer mag. Alsjeblief zeg. Waar hebben wij anders dichters voor, putain de merde?
En wie anders dan dichters zijn eeuwig onpeilbaar en dagelijks feilbaar?
Wie anders dan dichters zijn het vleesgeworden onvermogen?
Wie anders wil dermate met de billen bloot dat het gênant wordt?
Wie anders zet zichzelf te kakken met zijn of haar optelsom aan mislukkingen?
Nou. Wij dus! De poëten!
Het verhaal gaat als volgt: er was eens een zilveren vos die met zichzelf geen blijf wist. En er was eens een vrouw wier naam begint met een letter van het alfabet. En hun wegen kruisten. En toen was er plots heel veel mist. En vooral heel veel…
JAMMER
een piano die struikelt,
een cello die snerpt,
stappen die verdwalen
tussen straatstenen, en fresco’s, en letters
waarmee je zinnen maken kan als:
‘morgen moet maar wachten.’
‘leer mij weer te smachten.’
‘laat ons dromen van een schat.’
(bijvoorbeeld: een stapel vergeten liefdesbrieven in een kluis
of de negen eindeloze levens van een kat.)
illusietje.
uiteraard.
de ampele letters in ‘ik’
rijmen niet op straks
maar slechts op schrik en stik, op eeuwige ambetanterik.
en ook al rust in mijn hand een hap grond
waarop ik vergeefse hoop nog één keer roekeloos
iets bouwen had willen kunnen
(met jou, ja, met jou)
evengoed weerklinkt in de uitstervende echo van mijn tred
alweer de bleke, overtreffende trap van jammer.
evengoed snijdt de zoveelste scheiding
van tafel en bed
en ik ben het
die schuldig moet pleiten
en ik ben het
die nimmer beter kan
en ik ben het
die nooit meer dromen zal.
alleen in het bloeden zijn wij nog samen,
zijn wij weemoed.
alleen in het bloeden
bestaan wij en bestaan wij
niet.
Dat is heel veel jammer en ook heel veel bloed.
Maar alles komt altijd goed. Zo wil het mijn zoon.
Zo prent hij mij dagelijks in. En gelijk heeft ie.
Misschien, zo heel misschien, moest ik maar eens op zoek gaan naar die ene letter van het alfabet die bakens uitzetten kan. De i van ‘ik besta’, bijvoorbeeld. De a van ‘aanvaarding’ zou ook zomaar kunnen. Of de mooiste van allen, de musketier, de zorro, de rebel: de z van ‘zelfliefde’. Wel ja, laten we het abc maar ‘s vervangen door het iaz.
En laten we verder niets dan mild zijn. Eerst voor onszelf, en vervolgens voor elkaar.
Afgesproken? Afgesproken! Toppie, en zo. Tot volgende week, en al.
JV
Lange tijd maakte ik me schuldig aan ‘Tsundoku’. Een samentrekking van ‘boeken lezen’ en ‘opstapelen’ of nog: ‘De kunst van meer boeken te kopen dan je kan lezen en ze dus naast je bed op te hopen.’
Maar sinds ik mezelf heb opgelegd om, voor ik het scherm ter hand neem, 100 bladzijden te lezen, geraak ik terug in het boekenverslindenmodus.
Het is niet meer in hetzelfde tempo als kind. Omdat wij thuis geen televisie hadden ontsnapten mijn zus en ik via boeken aan de realiteit. Wekelijks trokken we samen naar de bibliotheek om elk met een stapeltje onder onze snelbinder weer huiswaarts te keren. En als onze honger nog niet gestild bleek wisselden we aan elkaar boeken uit. Als een boek heel spannend was dan kropen we bij elkaar in bed. Als er een ontroerende passage voorbijkwam dan lagen we liever in ons eigen bed een traan weg te pinken.
Wij hadden in ons ouderlijk huis geen wanden, maar boekenrekken. Op elke vrij plek plaatste mijn vader een zelf gemaakt houten rek dat direct gevuld werd. Mijn zussen en ik leggen nog steeds de link tussen de kaft van een boek en de kamer waarin dat boek stond in ons ouderlijk huis. ‘Dit is een boek uit de slaapkamer van onze ouders, dat boek stond in het hoekje boven de chauffage en deze komt uit de middenkamer waar de ronde tafel stond.’
Toen mijn vader vertrok werd zijn studiekamer een lege plek in het huis en ontstonden er overal kale plekjes op de schappen doorheen het huis. Wij misten niet alleen onze papa maar ook vertrouwde boekenruggen.
Mijn vader heeft zijn gigantische collectie boeken doorheen de jaren nog een paar keren heen en weer gesleurd met veel binnensmonds gevloek en pijnlijke ledematen bij zijn zonen, schoonzonen, neven en vrienden. Sinds zijn dood hebben ook de boeken een laatste rustplaats gekregen en staan ze opgesteld in Sint-Lucas te Brussel. Via ‘The Collection Dirk Lauwaert’ bibliotheek kan iedereen een duik nemen in het veelzijdige brein van mijn vader.
Ik vermoed dat mijn moeder haar al even grote verzamelwoede onder controle houdt door ons regelmatig te bevoorraden. Als ik mijn moeder vraag om een goed boek omtrent één of ander onderwerp krijg ik steevast een stapeltje toegestuurd per post. Aangevuld met boeken voor de jongens en witte Leonidas pralines voor Bert, want mama weet wat iedereen leuk vindt.
Zelf lees ik het liefst drie boeken tegelijk. Ik begin dan met een theoretisch boek over iets waar ik me op dat moment in wil verdiepen maar dat je niet in één ruk kan uitlezen. Dan stap ik over op een biografie of een essay om dan af te ronden met een roman waarin ik mezelf helemaal verlies. Voor mij een heilige Drievuldigheid voor de dagelijkse leessessies. Ondertussen heb ik de afgelopen jaren geleerd om een boek altijd twee hoofdstukken de kans te geven en als het mij dan niet in een greep houdt, het weer los te laten. Dat kon ik vroeger niet over mijn hart krijgen. Uit respect voor het harde werk van de schrijver maar ook uit respect voor het verhaal dat ik bestaansrecht wilde schenken. Nu denk ik sneller: het is niet voor mij maar misschien wel voor iemand anders en leg het dan neer in één of andere oude telefooncel die nu dienstdoet als boekendoorgeefluik. Want boeken en planten kan je nooit in een vuilniszak duwen.
Ik heb heel veel voorgelezen aan mijn jongens in de hoop bij hen ook de liefde voor het geschreven verhaal aan te wakkeren. Lange tijd leek het een verloren zaak en voelde het alsof ik iets uit een andere tijd koste wat kost probeerde in leven te houden. Als er een boek gelezen moest worden dan ging dat meestal via hun scherm, liefst via een filmpje waarin de inhoud van het boek besproken wordt. Ook ontdekten ze zeer vlug dat je boeken kan ‘beluisteren’. En dan heb je je twee handen vrij om te gamen. Zucht.
Maar kijk, ik stel met het voortschrijden der jaren vast dat het papieren boek toch wat wortel heeft geschoten in hun leven. Fons studeert nu Letteren en moet de ene na de andere Franse en Engelse klassieker verteren. Hem doe je op dit moment geen cadeau met een boek voor zijn verjaardag en je wilt ook geen voedingsbodem creëren voor de Tsundoku impuls. Jules is verslingerd aan Science Fiction reeksen of wetenschappelijke kloefers met thema’s als: ‘hoe maak je een atoombom’. En Gust, die tot voor kort boeken gebruikte als bierviltjes op zijn nachtkast, kwam vorige week terug met een boek van de schoolbibliotheek. Ja natuurlijk over de oorlog, maar ondanks de gruwelijkheid daarvan, zijn daar ook prachtige verhalen over geschreven. En ik, ik ben gewoon blij met dat ontkiemd zaadje.
SL
Vrieeend,
Was me dat alweer een feestje, de jaarlijkse Foire de Lorgues. De wind was gaan liggen, de zon scheen heerlijk zacht en iedereen liep er opgewekt bij.
Wat mij betreft werd de aftrap gegeven met het openluchtconcert van de “Philharmonie de Lorgues” onder leiding van Pierre, mijn immer innemende ex-buurman van het tweede. Het orkest had zich opgesteld op het plein naast de Porte de Sarrasine, één van de middeleeuwse poorten die het oude dorp afsloot van de boze buitenwereld, en gaf flink van jetje. Het gaat ‘m hier om een amateurorkest dat maar één uur per week repeteert - soms eens twee uur, maar meestal maar één uur - en dat laat zich helaas horen. Met kerst en met pasen treden ze op in de Espace Culturel met een mix van klassiek, samba, rumba, swing en jazz. Tijdens de jaarlijkse kermis treden ze op met een selectie uit dezelfde playlist, uitgebreid met wat nieuw materiaal dat ze nog niet echt in de vingers hebben. Maar niemand doet daar moeilijk over en ze zijn sowieso verzekerd van een staande ovatie en een bisnummertje want iedereen is familie van iedereen in mijn dorp. Het publiek bestaat bijgevolg uit een niet-kritische massa waardoor de nucleaire kettingreactie in stand wordt gehouden.
Na afloop is iedereen altijd blij. Dat het gedaan is, vermoed ik. Man, man, man, zo slecht dat ze spelen… Maar alla, ze doen het zo enthousiast dat je dat wil belonen. Ik legde dan ook vijf euro in de hoed en feliciteerde Pierre met zijn prestatie. Pierre had natte ogen en excuseerde zich ietwat gegeneerd. Hij weet ook wel dat het rotzooi is. Maar dat is het mooie aan Pierre, hij gaat gewoon door. Ik gaf hem een troostend schouderklopje en zei iets in de trant van ‘trek het je niet aan, volgende keer beter, plus est en vous, fuck the system! Punk is not dead!’ en Pierre droogde zijn tranen.
Na het concert zakt traditiegetrouw iedereen af naar de Boulevard Clemenceau en de Boulevard de la République waar de eigenlijke kermis zich bevindt. Ik moet daar geen uitleg bij geven, iedereen weet hoe een kermis eruit ziet. Behalve dat men in Lorgues ook een gratis kickertafel in het midden van de straat zet. Dat is vrij uniek denk ik.
Tijdens het jaarlijkse foorweekend gaat ’s zondags ook de processie voor Saint Ferréol, de patroonheilige van Lorgues, uit. Vraag me niet wat die mens ooit heeft misdaan om heilig te worden verklaard maar dat doet er eigenlijk niet toe. Wat belangrijk is, is dat zijn beeltenis wordt rondgedragen in de straten en stegen van het dorp. Dat gaat zo: vooraan loopt de Provençaalse fanfare met hun trommels en fluiten, mooi uitgedost in zondagse traditionele klederdracht die men vandaag de dag in een Indiase sweatshop laat vervaardigen. Dan volgt de immer kwaad kijkende pastoor met de vettige handjes en daarna de dragers met het heiligenbeeld. Achteraan loopt een dozijn devote mensen die de stoet afsluiten.
In mijn boulevard stond er letterlijk geen kat langs de weg. Iets hogerop, in de Boulevard de la République, onderbraken vanop de terrassen van de bistro’s een paar mensen hun gesprekken en keken verbaasd naar de stoet die voorbij stapte. Ik bedoel maar, er is anno 2024 nauwelijks nog interesse voor dit kerkelijke gebeuren. Sommigen vinden dat jammer, anderen juichen dit toe.
Wat mijn wenkbrauwen even deed fronsen, was het kostuum van de dragers. Ze zijn met zes en lopen gekleed in witte mantels met een rood tempelierenkruis. De mannen zien er heel streng uit en staan te trappelen om naar het heilig land te vertrekken alwaar zij wat ongelovige Saracenen een kopje kleiner kunnen gaan maken. Op hun vlag las ik “Les Templiers du Devoir”. Ik vond het een beetje eng. Maar zoals ik tot mijn geruststelling kon merken, de Lorguenaar gaf er geen aandacht aan en liet heel het gebeuren gewoon aan zijn Provençaalse reet roesten.
De processie dreigde te verzanden in apathie, er moest iets gebeuren om de mensen te enthousiasmeren. Voor het stadhuis hield de stoet plots halt, trommels en fluiten werden afgegooid en een jeune premier uit de stoet vroeg twee dames ten dans.
Onze ballerino leefde zich uit en improviseerde ter plekke een solo. De man die naast me op de stoep stond, zegde luid genoeg voor heel het publiek, ‘Lap, is de Jean-Luc weer bezig? Die denkt nu eens echt dat hij in een musical leeft’. ‘Ik vind het wel iets hebben’, antwoordde ik. ‘Maar neen’, zegde de man, ‘Jean-Luc is de grootste aandachtshoer van heel het dorp. Hij heeft geluk dat hij familie is of hij had al tien keer op zijn bakkes gekregen, iedereen haat hem. Maar bon, hij is de admin van de populaire Facebookpagina “Lorgues en Fête”, dus blijven we vriendelijk’.
En inderdaad, een paar uur later stond er een verslag van de processie met honderd en vijf foto’s beeldmateriaal op Facebook. Op tachtig foto’s stond de Jean-Luc prominent te schitteren, twintig foto’s toonden een bijna lege kerk tijdens de eredienst en dan waren er nog vijf foto’s van de vervaarlijk uitziende Les Templiers du Devoir.
Ik kijk nu al uit naar carnaval.
HL
Naar mijn mening zouden ze ook een herfst-uur en een lente-uur moeten invoeren. Want iedereen loopt altijd maar te klagen over het winteruur en dat ze dan een week van hun à propos zijn en zo. Om dit te vergemakkelijken zou men in de herfst dus al kunnen beginnen met de klok één uur vooruit te zetten. In de winter dan nog een keer de klok een uur vooruit, in de lente een uur achteruit en in de zomer nog een uur achteruit.
Naar mijn mening zou dit veel miserie besparen want dan loopt ge bijna een heel jaar tureluurs en dan trekt ge u uit pure verdwazing geen hol meer aan van heel die politieke kloterij.
Amedé
Goede zielen van de welgemanierde welvoeglijkheid,
Lieve aanhangers van de immere courtoisie,
Er is een kwestie die mij al enige tijd bezwaart! In de ooit zo overzichtelijke wereld van beleefde conversaties, waar een hoffelijke heer of dame zich kon terugtrekken met een zorgvuldig uitgekozen woord of strategische stilte, heeft het digitale groepschatgesprek een chaotisch slagveld van misverstanden en sociale valkuilen gecreëerd. Hier, te midden van opdringerige meldingen en overdreven gebruik van emoji’s, wordt uw wellevendheid genadeloos op de proef gesteld. Zuchtend over dit hedendaagse ongemak, voel ik mij dan ook geroepen om u enige richtlijnen mee te geven, zodat u zich ook doorheen de virtuele wereld met gepaste gratie kunt navigeren.
De begroeting: minder is altijd meer
Ach, de groepschat. U treedt binnen, groet de verzamelde menigte met een welgemeend "goede dag" en wacht op een vriendelijke knik of een beleefde reactie. Maar wat krijgt u? Een spervuur van "Hallo!", "Hey!", "Hoi hoi!" en andere overbodigheden. Een eenvoudige groet is een verfijnde kunst, geen uitnodiging tot een groots spektakel. Vriendelijk doch kordaat: één begroeting volstaat. En laat u alstublieft de neiging varen om in te haken op elke "hey" alsof u met de deurwaarder over schikkingen onderhandelt.
Blijf bij de les (tenzij er een leven van afhangt)
Mijn beste lezer, wie van ons heeft het niet meegemaakt? U deelt een belangrijk bericht – de datum van een huwelijk, wellicht, of de naam van uw nieuwe geliefde – waarop die mare meteen gevolgd door een mededeling van iemand die compleet afwijkt van het onderwerp. "By the way, weet iemand een goede loodgieter?" Good heavens, terstond zakt het gesprek weg in triviale alledaagsheid! Houd uw by the ways voor uzelf, tenzij er sprake is van acuut levensgevaar. Uw lekkende kraan kan heus wel even wachten.
De Gevaren van de GIF
Ondanks mijn gezegende leeftijd begrijp ik de aantrekkingskracht van een goed geplaatste GIF. Een vrolijk dansende kat kan heus een glimlach op het gezicht toveren, maar zoals met alle dingen van waarde: gebruikt u het met meedogenloze mate! In de handen van de ongedisciplineerde chatter verandert de groep al snel in een scherm vol bewegend absurdisme. Eén GIF per topic volstaat, en zorg ervoor dat deze passend is bij de ernst van de situatie. Een kat die breakdancet is bijzonder ongepast tijdens een condoleance.
Hanteer doordacht de duim
Wanneer u in het gezelschap van mensen bent, zou een opmerking of mededeling nimmer met volledige stilte beantwoord worden, maar bijval krijgen in de vorm van een beleefd knikje, of een welgemeend bevestigend ‘u-hu’. In online groepsgesprekken biedt de duimpje-op-emoji terzake een uitkomst. Het is de digitale knik, een waardering die niet om uitgebreid commentaar vraagt. Gebruik het duimpje evenwel spaarzaam en in stilte. Een zee van duimen is al gauw vermoeiend, om niet te zeggen ronduit potsierlijk.
Hoedt u zich voor de stille exit
In tijden waarin groepsgesprekken zich opstapelen als nooit eerder geziene etensrestjes na een te groot feestmaal, komt u onvermijdelijk op het punt dat u deze chaos wilt ontvluchten. Maar hoe? Ach, een "stille exit" kan verleidelijk zijn, maar ik beveel de beleefde weg aan: een korte en vriendelijke verklaring van uw vertrek. "Ik moet mij even terugtrekken, tot later!" En hup, u laat de menigte achter zonder dramatische effecten of onhandige terugkeer.
Welaan dan, goede lezer, tot zover mijn welgemanierde inzichten met betrekking tot het groepschatgesprek. Het mag hier dan wel een relatief jong fenomeen betreffen, de regels van fatsoen en decorum veranderen niet. Wees u bewust van uw woorden, uw gifjes, en uw digitale aanwezigheid, en ik verzeker u, u zult als een ware heer of dame het veld betreden, en zonder kleerscheuren menig virtueel groepsoverleg doorstaan.
Rest mij u te groeten zonder GIF, bewegende duim of ‘high five’, maar met gepaste eerbied en Hoofs-heid.
Uw Jean-Pierre Hoofs
OVER JEAN-PIERRE HOOFS
Hij mag dan geen sant in eigen land zijn, Jean-Pierre Hoofs is een man met naam en faam, niet in het minst in het Verenigd Koninkrijk. Hoofs stond decennialang aan het hoofd van de Londense School for Butlers & Hospitality, een instituut met wortels die teruggaan tot de 19de eeuw. Na een rijkgevuld leven aan de overzijde van het Kanaal resideert de man sinds twee jaar weer in het lieflijke Brugge, zijn beminde geboortestad. Daar vult hij zijn dagen als gepensioneerde zinvol in, onder meer als vlot Engelssprekende gids in het Memlingmuseum. Daarnaast verblijdt én verlicht hij de lezers van Au Parleur met zijn wijze raad voor meer courtoisie en goede manieren.
JV
Overdrijven
Wist je dat er kikkers bestaan die hoger dan een huis springen?
Luister, ten eerste geloof ik dat niet en ten tweede een huis springt zelf zo hoog niet.
Nederenglish
Spring is in the air!
Why should I?
GDB
De kerk van Westkapelle ging in 2013 in vlammen op. Heel wat erfgoed ging verloren, maar de verhalen bleven overeind. De archeologische vondsten vertellen ons nieuwe verhalen.
Ontmoet de eerste Westkapellenaar en ontdek wat je met een rekenpenning kan doen. Je hoort er het verhaal van pastoor De Neve en hoe een vete en zijn vasthoudendheid hem het leven kostten in Zuid-Amerika.
In de tentoonstelling zie je spectaculaire beelden van de brand, vastgelegd door Raoul De Schuyter (www.lovid.be). Een brandweerman vertelt hoe hij de brand heeft ervaren. Na de brand deed Raakvlak er archeologisch onderzoek en werden maar liefst 76 skeletten blootgelegd. Met één ervan trokken ze naar de KU Leuven voor een DNA-onderzoek. In de tentoonstelling ontdek je wat het onderzoek heeft opgebracht.
Onze eigenste Hans Lengeler werkte samen met Gerry De Mol (dramaturgie) de scenografie uit en deed het grafisch werk voor deze expo.
Just sayin’
© Au Parleur - JEROEN VERMEIREN/HANS LENGELER 2023/update 2024
SINT-DENIJSLAAN 31A - 9000 GENT
11, BOULEVARD CLEMENCEAU - 83510 LORGUES - FRANCE
BEELDEN: EIGEN WERK & UNSPLASH