Au Parleur

- Het Selectief Productief Collectief -

- Vierenvijftigste editie - 12 oktober 2024 - 2e Jaargang -

EDITORIAAL
Democratie

'Hey Bro, ik leerde ooit op school over onze democratie. De uitleg was min of meer: de samenleving kiest mensen die hen vertegenwoordigen en die het land dienen met het oog op het algemeen belang. In ruil betaalt de gemeenschap hen een loon en vergoedt hun onkosten. Ik krijg soms de indruk dat het net omgekeerd is geworden. Dat de samenleving ten dienste staat van de verkozenen bedoel ik'.
'Ja, er schort hier en daar wat aan dat systeem'.
'Maar misschien heb ik niet goed opgelet tijdens de les, ik was soms al eens afgeleid'.
'Neen, ik denk dat de basisgedachte van je uitleg wel klopt. Alleen hebben we die mensen een hoop macht toebedeeld en macht corrumpteert'.
'Enfin, het zal je toch niet beletten om zondag te gaan stemmen, jou kennende'.
'Uiteraard ga ik stemmen. Veel meer kan je niet doen. Of zelf in de politiek stappen natuurlijk'.
'Dàt zie ik je dan weer niet doen, Bro'.
'Neen, het zou me kapotmaken, vrees ik'.
'Dat denk ik ook, ja'.



Hans Lengeler, Lorgues, Provence
Jeroen Vermeiren, Gent, België

Ben
Zuhal
Voorstel voor de Vlaams minister van Onderwijs
Laat anders het onderwijzend personeel zelf kiezen door wie ze wensen te worden teleurgesteld?

MANNEN EN VROUWEN
Oorbellen
watermeloen

Oorbellen

Als je ergens goed in bent, heb je dat meestal zelf niet in de gaten. Voor jou gaat het haast vanzelf, dus je veronderstelt dat dat voor iedereen zo is. Tot je iemand tegenkomt met minder talent of expertise, die je vraagt om het hen te leren.

Haken is zoiets. Ik ben een van die gezegende kinderen die in de jaren ’80 op de lagere school zat, en daar op de valreep nog heeft leren haken. Kunnen haken, lieve mensen, dat is heerlijk. Je hebt een idee en je maakt het gewoon. Bovendien heb je er lang niet zoveel geduld voor nodig als voor pakweg breien, want op een namiddag kan je makkelijk een tasje of een pannenlap of een sleutelhanger in de vorm van een avocado in elkaar zetten.

Het lijkt dus de simpelste hobby van de wereld, totdat je de haakpen doorgeeft aan een onervaren haker die je gevraagd heeft om het eens uit te leggen, want ze willen het ook leren. Wat er dan in je hersenen gebeurt is nog het beste te vergelijken met gevraagd worden op welke pedalen je moet duwen om auto te rijden (hoeveel mensen kunnen dat uitleggen zonder hun voeten te gebruiken?), maar dan erger. Want je hebt slechts twee voeten, maar wel tien vingers. Met welke vingers hou je wat vast, waar loopt die draad, hoe beweeg je de haaknaald? Mijn vingers weten het, maar mijn hoofd niet. En als je het dan toch uitgelegd krijgt, en je leerling probeert het na te doen, dan blijkt haken opeens een opeenvolging van extreem complexe handelingen, en al wat je kan denken is: die juffen uit de lagere school verdienen een standbeeld.

Maar soit, dit stukje heet niet ‘haaknaald’, maar ‘oorbellen’. Want ik heb oorbellen gehaakt. Nu draag ik zelden oorbellen, al heb ik wel gaatjes in mijn oren. Die heb ik pas laten schieten toen ik in de twintig was, want mijn vader is huisarts en die had me altijd schrikbeelden voorgehouden van de doorgescheurde oorlellen die hij in zijn praktijk had gezien, van meisjes die met hun oorbellen ergens aan waren blijven haken (waar zij precies aan bleven haken is mij nooit duidelijk geweest). Pas toen ik als student diergeneeskunde wekelijks tijdens de practica anatomie in bloederige dierenlijken zat te ploeteren op zoek naar één of andere zenuw en het beeld van een doorgescheurde oorlel alle dreiging verloren had, liet ik gaatjes schieten. Maar mijn vader kan op zijn beide oren slapen: ik ben nooit ergens aan blijven hangen (behalve aan een Spanjaard, maar daar ben ik dus ook weer van losgekomen, met intacte oren, maar dat is weer een ander verhaal).

Ik heb toen een aantal jaren lang oorbellen gedragen, een gewoonte die ik weer kwijtraakte toen ik als kersverse moeder borstvoeding begon te geven. Dat deed ik immers meestal in bed, zodat ik het slaapgebrek wat kon opvangen met een dutje. Daarbij moest ik altijd mijn oorbellen uitdoen, wat met ik-weet-niet-meer-hoeveel voedingen per dag het dragen van oorbellen niet echt meer aantrekkelijk maakte, dus gaf ik er de brui aan.

Twaalf jaar lang ging ik oorbelloos door het leven. Tot de oorlog in Gaza uitbrak en mijn hart week na week verpletterd werd onder de beelden van vermoorde kinderen. Maand na maand ging ik mee de straat op, met om mijn hals de kuffiyeh die de broer van mijn ex een paar jaar eerder voor me had meegebracht van een bezoek aan de Westelijke Jordaanoever.

Toen de zomer aanbrak, werd het te warm om een sjaal te dragen, en daarmee kwam het idee van de oorbellen. Ik besloot watermeloenen (*) te haken, dat kon niet moeilijk zijn: een schijf van rood met een randje wit, wat zwarte pitjes erin, en dan dubbel vouwen en met groen dichthaken. Een haakje eraan, en klaar!

Daar ben ik dus afgelopen weekend mee gaan betogen, met mijn watermeloenoorbellen. Elegant verzet. Ik had de metro genomen naar het centrum van Valencia, waar al een hele menigte zich verzameld had op de Plaza de Toros, en ik was nog maar net boven de grond gekomen, toen ik een ranke, Arabische vrouw zag die een prachtige jurk droeg. Het was een lange, zwarte jurk versierd met rood tatreez, het typische Palestijnse borduurwerk.
“Wat een prachtige jurk,” zei ik haar.
De ogen van de vrouw lichtten op van dankbaarheid en ze zei: “Dank je. Het is een patroon uit Ramallah.”
“Oh, waw,’ zei ik, en wist even niet wat te zeggen, want daar sta je dan in de wetenschap dat achter dat patroon generaties aan verhalen schuilgaan over grootouders uit Ramallah die uit hun huizen verdreven werden, kinderen en kleinkinderen die nooit hun land van herkomst hebben kunnen zien en in hun kleren hun cultuur meedragen waarvan op dit eigenste moment alles wat niet draagbaar is vernietigd wordt. Doorheen die gedachten hoorde ik opnieuw de stem van de vrouw.
“Wat heb je leuke oorbellen!”
Nu waren het mijn ogen die oplichtten.
“Dank je, die heb ik zelf gemaakt.”
En daarmee was ik helemaal de kluts kwijt, waardoor ik het eerste zei wat in me opkwam, en dat was: “Ik ga nu wat foto’s maken om op sociale media te delen. Adios.”

Later in de metro, weer op weg naar huis, speelde ik ons korte gesprekje opnieuw af op de bandrecorder in mijn brein (**), en sloeg me voor het hoofd om die stomme zin waarmee ik een einde aan onze conversatie had gemaakt. Vooral omdat een zinnetje met de woorden ‘sociale media’ erin ontzettend oppervlakkig klinkt. Alsof ik één of andere wanna-be influencer was die enkel op die demonstratie aanwezig was om haar Instagram-account te boosten. Maar nee, suste ik mezelf. Het delen op sociale media is belangrijk. Het geeft zo’n manifestatie nog meer bereik, want op Instagram zie je tegenwoordig veel beter wat er in de wereld gebeurt dan in de kranten. Ik vond het alleen jammer dat ik niets had gezegd wat blijk gaf van empathie of morele steun. Zoals… Ja, zoals wat? Wat zeg je in zo’n situatie?

Maar ergens wist ik wel dat het oké was dat ik niet verder was gekomen dan ‘ik ga nog efkes wat foto’s pakken’. Misschien waren die oorbellen al genoeg. Het hoeven niet altijd woorden te zijn: je aanwezigheid, een vlag, een sjaal, symbolische oorbellen… Die laten zien dat je doet wat je kan.
Ook al is het zoiets simpels als oorbellen haken.
Nu ja, simpel voor wie het al kan.


(*) Watermeloenen zijn het symbool van Palestina, want ze hebben dezelfde kleuren als de Palestijnse vlag. Toen de Israëlische bezetter de Palestijnse vlag verbood, gebruikten de Palestijnen watermeloenen om naar Palestina te verwijzen.

(**) Ja, ik ben een van die mensen die haar interacties met anderen soms in haar hoofd herhaalt om er de fouten in te zoeken. Wie daar een psychologische verklaring of diagnose voor heeft, mag mij die altijd mailen, al heb ik zelf ook wel mijn vermoedens.

KV

ATLAS DER ALLEDAAGSE DINGEN
Oorbellen
Eva
Eva

Kaartenhuis

Soms is het goed om even op je stappen terug te keren en te blijven stilstaan. Wat bracht je tot dit punt, dit moment in je leven. Het is exact die vraag die ik me stel op een regenachtige zaterdagnamiddag in de cafetaria van een binnenspeeltuin. Waarom ben ik hier beland? Hoe is dit kunnen gebeuren?

Mijn zoon hangt ergens rond in de blinkende constructie van glijbanen, springkussens en valnetten in primaire kleuren. Door het slechte weer valt niet alleen het kleurenpalet te beschrijven als schreeuwerig: het krioelt er van de kinderen en het geluidsniveau is navenant. Ik kijk om me heen. De andere ouders stellen niks in vraag en lijken erin te berusten: dit is ouderschap. Chaos, drukte, verlepte pannenkoeken.

Een bezoek aan de binnenspeeltuin was de troefkaart die ik al de hele dag achter de hand had gehouden en waarvan ik vurig had gehoopt die niet op tafel te moeten leggen. De inzet van de dag was de avond voordien al bepaald. Het weekend lonkte en de zetel nog meer. Je voelt als ouder altijd wel die druk: de nood aan een paar rustige uurtjes ‘s avonds waarin je nog wat kan opruimen, de volgende dag plannen en stel je voor, een paar woorden wisselen met je partner. Mijn zoon heeft een energieniveau waar ik enkel maar jaloers op kan zijn en houdt dat tot een flink stuk in de avond vol. Tegelijkertijd is het ook een ontzettende treuzelaar. Je kan je wel voorstellen dat bedtijd hier dus vrij laat valt.

Onder lichte tijdsdruk had ik een paar cruciale stappen van ons avondritueel overgeslagen, met een woede-uitbarsting en een fikse huilbui als gevolg. Rituelen en structuur zijn voor een vierjarige heilig. Ik weet dat dit ook een stuk ontlading is na een drukke schoolweek en meestal laat ik die emoties toe in een poging hem te leren dat die gevoelens er mogen zijn, dat hij zich niet moet verontschuldigen. Maar die avond deed ik iets wat ik normaal probeer te vermijden: ik leidde hem af van zijn verdriet door hem aan iets leuks te doen denken. Het eerste wat me te binnen schoot, was de binnenspeeltuin. Voor ik het goed en wel besefte, ontsnapte dat woord mijn mond. De zoon vergat zijn tranen, werd instant blij en viel als bij wonder snel en tevreden in slaap.

Ondanks het vooruitzicht van de speeltuin stond mijn zoon humeurig op. Het werd zo’n dag waarop je als ouder verstrikt raakt in onderhandelingen, lichte dreigementen, beloningen en tijdelijke staakt-het-vurens, al je goede voornemens en opvoedkundige principes ten spijt. Je weet dat dit niet de manier is om de juiste impact te hebben op je kind en het te ondersteunen, maar er zijn nu eenmaal zo van die dagen waarin je plots in een dergelijke dynamiek zit. En eens je in die val trapt, raak je er niet meer zo makkelijk uit.

Ik wist op de duur niet meer in welke fase van de onderhandeling we zaten. De ultieme troefkaart, met name de binnenspeeltuin, had mijn zoon meermaals verspeeld en terug gewonnen. Ondertussen was het vier uur in de namiddag en waren we alle drie moe. Ik leek er deze keer aan te kunnen ontsnappen. Natuurlijk had ik er geen rekening mee gehouden dat mijn zoon zelf ook nog een royal flush achter de hand hield: zijn dagelijkse fruitinname, mijn stokpaardje en zwakke plek. Ik gaf zelf de voorzet door fruitsalade op tafel te zetten. Hij verdeelde die zorgvuldig in drie porties. Blij dat het kommetjes waren die gevuld werden en niet de zoveelste drop in the emmer which is totally full, genoot ik van de relatieve rust in huis.

Tot ik de cruciale fout maakte en mijn zoon erop wees dat hij nog maar enkele stukjes had gegeten. Alsof hij erop zat te wachten, kaatste hij de bal meteen terug met een onschuldige blik in zijn ogen (maar ik wist wel beter, dit is onderhandelen op een hoger niveau): “Zeg mama, als ik al mijn fruit opeet, gaan we dan nog naar de binnenspeeltuin straks?”

Ik keek van het kommetje naar mijn partner. Hij gebaarde meteen: “You’re in this alone, woman” en zei kordaat tegen de zoon: “Ik ga in ieder geval niet.” Die liet zich echter niet uit zijn lood slaan. Hij had dit al ingecalculeerd, dit ging om hem en mij. Om wat de vorige avond was beloofd. De moed zonk me in de schoenen, maar ik besloot nog één keer blufpoker te spelen. De portie die hij zichzelf had toebedeeld bestond voornamelijk uit fruit dat hij dagelijks eet. Ik verhoogde de inzet met mango, minneola en kiwi. “Als je dit allemaal opeet, dan ga ik met jou toch nog naar de speeltuin.” Mijn zoon is geen moeilijke eter, maar toch vrij kieskeurig. Ik voelde me nogal gerust in de uitkomst van deze laatste proef.

Jullie kennen natuurlijk het vervolg al van dit verhaal. Mijn zoon at alles op. Traag genoeg om me hoop te geven, snel genoeg om me de bittere nederlaag al te laten proeven. En dus belandde ik hier, op deze druilerige zaterdagnamiddag, met als enige troost de vitamientjes die hij binnen had, nu hij deze hoogmis van virussen en bacteriën trotseert. Maar die troost is even schraal als de iced latte die ik besteld had in een poging de zomer nog even te vangen in een glas. Er is zeker iets opgevangen in dat glas, maar niet de zon. Eerder een brij uit een verstopte afvoerpijp. Of iets wat een van die kindervirusjes die hier welig rondvliegen zou kunnen veroorzaken. Wat verlang ik op momenten als deze naar de strandbars langs de Adriatische kust en hun caffè shakerato. Met ijsblokjes, suiker en een verse espresso in een shaker schudden ze daar in een mum van tijd een heerlijk delicate en verfrissende ijskoffie uit hun opgestroopte mouwen (spierballen en tattoos goed zichtbaar), afgewerkt met een fluweelzacht laagje schuim.

“Mama, ik wil door”. Mijn figlio shakerato staat plots naast me met een pruillip, licht geblesseerd aan de rug, genoeg door elkaar geschud van al dat springen, vallen en glijden. Hij zit op de grond, trekt zijn schoenen aan, twijfelt even en gooit dan nog een steelse blik naar omhoog. “Of mag ik nog een ijsje?” Het komt er niet zo overtuigend meer uit. Hij en ik weten dat het spel vandaag gespeeld is. Morgen worden de kaarten opnieuw geschud. Tenminste als ik mij vanavond bij bedtijd niet weer overspeel en iets in de onderhandeling binnenbreng dat ik eigenlijk niet wil doen (zoals bij een Vlaams regeerakkoord ijverig onderhandelen voor de ministerpost van Onderwijs, terwijl je eigenlijk burgemeester wil worden).

Natuurlijk hoop ik vooral dat zondag niet terug zo’n dag wordt. Maar eentje met een gouden randje. Of op zijn minst een dag zoals we er zovele hebben: waar kaarten niet over en weer vliegen, maar waarbij we samen bouwen aan het kaartenhuisje dat ouderschap heet. Fragiel, plezierig, speels, geduldverliezend, soms wat wankel, waardoor er wel eens een verdieping sneuvelt samen met opvoedkundige principes en voornemens. Het belangrijkste is om samen te groeien, te blijven verder proberen bouwen en open kaart te spelen. Wij, jouw ouders, zijn ook maar mensen. We vloeken, wenen, lachen en hebben lief. En (om) jou het meest van allemaal.



EVB

DE ADEM VAN EVA
Kaartenhuis
Bro
Jeroen

Komt ge terug lijf?

Zo. Hier zijn we dan. Het is weer zaterdag. Laat gezangen weerklinken, moge de glorie glunderen, want het is weer zaterdag. De beste dag van de week, vind ik. Maar dat is natuurlijk een uiterst persoonlijke appreciatie.

Het is weer zaterdag en laten we het eens over de essentie hebben. Geen praatjes. Geen chit-chat, zoals dat heet in het algemeen beschaafd Engels. Geen banaliteiten. Geen ‘Hoe gaat het met u? O, prima en uitstekend, dankuwel, en wat een mooie nazomerse dag kruist hier ons pad!’. Niets van dat alles. Laten we ’t gewoon eens écht ergens over hebben. Bijvoorbeeld: de ruwe kassei.

De wát? Jawel, de ruwe kassei. Ik speel leentjebuur bij iets dat mij altijd al mateloos gefascineerd heeft: de vrijmetselarij. Vrijmetselaars kijken naar zichzelf als zijn zij een ruwe kassei. Een steen waaraan gekapt moet. Niet zomaar voor de lol, maar om van heel veel hoekige brokstukken een relatief gestroomlijnd geheel te maken: een betere samenleving. Elke mens is aldus een bouwsteen die zijn plaats heeft in de gehele, alles omvattende tempel van de menselijkheid. Wars van religie, wars van dogma’s, wars van een Groot Gelijk. Maar – dat dan weer wél – altijd doordrongen van de waarden van de Verlichting. Je mag daar mee lachen, maar dan mag ik je een muilpeer verkopen. Over de waarden van de Verlichting wil ik namelijk niet moeten hoeven discussiëren. (Als jij het daar niet mee eens bent, dan ben je wellicht verdwaald: niet Au Parleur moet desgevallend je stamcafé zijn, maar ’t Pallieterke. Doch dit geheel en meer nog dan geheel ter zijde. Gelieve niettemin toch maar dit etablissement te verlaten. Waarvoor dank.)

Ikzelf heb in mijn leven al meermaals pogingen ondernomen om te kappen aan de kiezel die ik ben. Dat vergt precisiewerk. Een kiezel is nu eenmaal geen kassei. Een kassei word ik later wel, wanneer ik groot ben, en volgroeid. Ergens lang na mijn dood, is mijn optimistische inschatting.

Dat kappen aan mijn kiezel deed ik op velerlei wijzen. Ik zocht een keer of drie heil bij psychotherapeuten en één keer bij een psychiater, om maar iets te noemen. Ik waagde mij twee keer aan een tienbeurtensessie voor een initiatie yoga. (Dat was tof, maar de nabespreking in de kroeg nadien was nog veel toffer.) Ik zocht eenmaal mijn heil bij een kaartlegster, lang geleden inmiddels. Ze verkocht niet eens zoveel onzin. (Dat vond ik dan weer straf.) Ik ging aan de antidepressiva, maar zo heel veel haalde dát ook niet uit. Ik deed vooral heel veel vanuit het hoofd en schreef daar zelfs een gedicht over dat opgenomen werd in een volstrekt onopgemerkte bloemlezing. Dat gedicht ging als volgt:


waar vloeit het licht heen
en waarom deinen alle klanken uit?
en is het de zee die zich terugtrekt
altijd maar verder weg van mij
of ben ik
alleen nog hoofd
alleen nog hoofd
en waar heb ik
mijn lijf dan gelaten?
ik zie het niet
zelfs al doet het pijn
tot in de verste kernen van de atomen
die ik ergens nog, maar waar ook alweer?

komt ge terug, lijf?

ik zal u de rug niet andermaal toekeren
ik zal hoog tijd oerwouden fluisteren
in uw onderbuik net zolang tot gij

weer zuurstof zijt

©jv

Deze woorden dateren van 2017. Toen al was ik bezig met die tweespalt tussen hoofd en lijf, tussen ratio en gevoel. Toen al voelde ik intuïtief aan dat het hoofd alleen niet de oplossing is. Net zomin als enkel emotie soelaas brengt.

Deze woorden dateren van 2017. Vandaag is het 2024. Afgelopen week ging ik voor het eerst bij een lichaamstherapeute. Nou. Die duwde nu eens hier, dan eens daar, op schijnbaar willekeurige plekken op mijn bonkige lijf. Zij speelde drum op mijn rug en liet klankschalen weerklinken. Binnen de kortste keren braken er tranen uit mijn ogen. Zonder enige vorm van drama. Eerder was het een stille, gestage vloed, die een weg naar buiten zocht.

Ik heb een belangrijke les geleerd. Er is het verdriet dat opgeslagen ligt in je weten. En er is ook verdriet dat verankerd ligt in je cellen. In je ruggenmerg. In je bloedbanen. In je hart en je organen. Hoe dat werkt? Geen flauw idee. Wetenschappelijke verklaringen? Ik heb er geen. Maar ik weet wel dit: er gebeurde heel veel deze week. Te beginnen met een lijf dat zichzelf enigszins terugvond en een onderbuik die weer zuurstof werd.

Er gebeurde zeer zeker heel veel deze week. Het cerebrale werd het vleselijke.
Het hoofd ging op date met het lijf. En dat gaf naast immens verdriet ook vonken. Met vonken kan je vuur maken. En met vuur kom je een heel eind.



JV

DE GEDACHTEN VAN JEROEN
Komt ge terug lijf?
Karlijn
Karlijn Sileghem

Er zijn van die dagen

wanneer ik de tijd over me heen laat lopen als het water over de rand van het bad.
dat niemand nog beweegt om daarna stil te staan en minuten uren worden.
wanneer alles verder loopt en ik drijf in mijmering en enig contact dat ik ooit had.
dan begint de ochtend bij de eerste dag van een nieuwe week.

Ik vroeg mijn oude moeder die straalt als een ster: “hoe was ik als kind? Wat voor kind was ik, was ik een lastig kind?” Ik wilde het weten om de worsteling met mezelf te begrijpen. Want waar worstel ik ook mee - met mezelf of al dat anders? Misschien is alle last met mij geboren - ben ik het die het lastig maak?

“Lastig? - nee”, zei ze. “Je was een zonnig kind, dromerig soms, ook wel makkelijk bang of overvol van vragen. Weet je hoe je was? Je was huppelend.”

Wanneer ik het toneel verlaat, bibber ik nog even in m’n vel. Alsof mijn huid zijn vorm verloor en op zoek gaat naar waar ik was gebleven. Zoals een volleerde huismoeder bij het herschikken van ingrediënten in de voorraadkamer, zo zoekt mijn eigenzinnig vel totdat ik er weer lekker inzit. Tot mijn natuur weer huppelen is.

In al die jaren spelen, ging ik ervan genieten hoe ik telkens weer de boel inwendig overhoop gooide. Als verloren lopen om mezelf te kunnen vinden. Een glimlach licht me op om de innerlijke chaos, net zo zoet als bij de aanblik van een uitgevierde feesttafel. Deze herinnering steek ik op zak bij de rest - bij huppelen en bij tranen. Wanneer ik ween op het toneel wordt wat onderaan, ergens onder mijn hart verzeild raakte, in een verhaal dat niet eens het mijne is, opgetild en in het licht gebracht. Het is een geheim dat ik mezelf zo omroer. En dat om de toeschouwer te beroeren. Het is een geheim wat ik omroer. Een exposé van naaktheid zonder iets daarvan te onthullen.

Er was een man die zei: “Hoe kan ik je ooit geloven, jij die zoveel speelt?” Ik antwoordde dat ik hem niet liefhad als een verzonnen verhaal. “Hoe kan ik weten of je met me speelt of echt bent? Je kan liegen wat je wil, jij.” zei hij. Ik vertelde hem dat waarheid of leugen niet de basis is van spel. En dat spel niet bepaald wordt door een woord dat een moreel oordeel impliceert. Maar als ik het woord ‘Spel’ toch zou moeten toepassen in ons samenzijn omdat hij het door elkaar sloeg, zei ik dat naast het toneelspel, spelen bestaat om mekaar te vinden in een droom of in het zijn met twee. Niet om elkaar te verjagen. Spelen is geloven, geen waarheid of leugen. Wat ik ook zei, hij wilde me blijvend niet geloven. Van spel en dromen kon dan geen sprake zijn en ik vergat al snel om wie het ging.

Er was na hem een man voor wie spelen defacto een leugen was. We bleven lang samen tot ik tuimelde over de geheimen die ik ontdekte - zoals de jonkvrouwen voor mij in de kamer van Blauwbaard. Hij was zo gemeen dat op het toppunt van zijn wriemelende heimelijke aard me een ongemakkelijk lachje ontviel. Daarop zei hij: “dit is de lach van een psychopaat”. Ik snakte van ongeloof naar adem, maar dat deed ik stil, zodat hij het niet merkte en er geen woorden kon aan geven. Ik dankte hem in de plaats, want nooit had ik op eigen houtje zo’n zin kunnen verzinnen. Gelukkig was ik toen al ver verwijderd en bleef het bij een dreigend telefoongesprek dat ik in één beweging afbrak.

Er was daarna een man die elke dag, door drank en meer zooo van de wereld was dat hij meende de waarheid gebaard te hebben, maar vergat wat hij de avond tevoren zei of deed. Dat was lastig want er is geen gesprek met een leugenaar die niet weet dat hij liegt.

En dan kwam een man die niet denkt over liegen of waarheid. “Daarover hoeft niets gezegd. Het komt wel als het moet”, zei hij “en hoe het moet.” Ook dat stemt tot nadenken, maar van alles denkbaar wel het allerleukst en allerliefst. En dat als ik lieg mijn kaken vuurrood uitslaan, zou hij dadelijk zien.

Ik sla huppelend de laatste halve km in naar het ouderlijke huis. Het miezert flauw als een chique hydrationspray van vandaag. Ik geniet ervan met mijn gezicht naar de hemel gekeerd. De weg loopt tussen de velden en er zijn geen andere mensen te bespeuren. Ik durf mijn armen spreiden en speel dat ik met grote slagen zwem, naar huis – het hoofd happend op en neer. Dan zie ik in de verte een grijze gestalte naderen. Ik hou mijn pas wat in en ook mijn armen netjes langs mijn lijf, zoals het hoort. En nu zie ik het … dat het mijn jonge moeder is in haar grijze regenjas die me tegenkomt en ren ik naar haar toe zo rap ik kan – al huppelend.

Moraal: Dat wat - was, is en komt - zichzelf ordent.


KS

CRU BOURGEOIS
Er zijn van die dagen
thuis
thuis Swaane

Thuis

Een huis is nooit ‘zomaar’ een huis. En al zeker niet als je het helemaal zelf bouwt.

Een huis is een levend wezen. En neemt de energie over van de mensen die het gebouwd hebben. Voor ons huis zijn dat tientallen werkmensen en vrijwilligers geweest. Gecreëerd en gedragen door zovelen handen, dit huis zit vol liefde en dat voel je.

Een thuis neemt de vorm aan van diegene die het bewonen. Hoe het aangekleed wordt maar ook welke sfeer die er hangt. Tijdelijke bewoners schrijven in het ‘Livre d’Or’ dat ons huis een mooie ziel heeft. En dat het uitzicht spectaculair is. Ja wij hebben geen televisie nodig, wij hebben immers een levend schilderij. Uren kan je mijmerend in de verte staren. Of je vergaapt je aan de impressionante sterrenhemel. Als het huis boven ‘la mer de nuages’ uittorent waan je je als één van de goden. Soms kruipen de wolken de berg op en trekken zotte snoeten voor het raam. Of de donder doet de vensters trillen in hun kader. Maar dan kruip je naast de kachel, het kloppend hart in het midden van het huis.

In sommige woningen voel je alle verhalen die aan de muren kleven. ‘Dit huis heeft veel geschiedenis’ zeggen we dan. Onze jonge woning heeft al veel plezier gekend. Een kindje uit het dorp noemt het ‘la maison de la musique’. Er begint zich stilaan een mooie patine op de vloer te vormen van alle danspasjes.

‘De muren hebben oren’, bij ons is dat letterlijk zo: ik boetseerde een oor dat Bert in de muur verwerkte. Kinderen maar ook volwassenen fluisteren het huis van alles toe. Ons huis draagt vele geheimpjes mee.

Soms heeft een huis duistere kantjes. Als kind was ik heel erg bang van het tussenstuk in het huis van mijn kindertijd, daar waar je een splitsing had tussen de zwarte trap links om naar boven te gaan of de oranje trap rechts die naar de badkamer leidde. Ik rende als een gek de ene of de andere kant uit. Je kon niet blijven stilstaan en twijfelen in dat donkere middenstuk. Als ik een nachtmerrie had en huilend naar beneden afdaalde, bevroor ik steevast voor die zwarte trap. Alsof ik, als ik die zwarte trap zou afdalen, zou worden opgezogen in het duister. Ik wachtte tot één van mijn ouders hun handen onder mijn oksels plaatste en me optilde op hun heup. Dan kwam de rust vanzelf terug en kon ik vanop een veilige hoogte het donkere kwade gat in ons huis aanschouwen. Ik zag hoe de gapend mond tussen die twee trappen zich met veel gemor weer dichtvouwde, want als er een volwassene was, dan werden die dingen onzichtbaar. In ons huis op de berg heb ik nog geen duistere kantjes ontdekt. Het is er open en licht.

En dan vloeit er een traan als je het huis na een jaar van afwezigheid weer in je armen kan sluiten. Wanneer je alle details weer opnieuw ontdekt zoals je bij een geliefde je vingers over het lichaam laat glijden. Bert zegt dat het tranen van geluk zijn. Maar in dat jaar afwezigheid is er natuurlijk heel veel gebeurd. Je moet het huis nu vertellen dat niemand van je ouders het ooit in zijn afgewerkte glorie zal aanschouwen. Maar we beloven dat we rondom bomen gaan planten. Voor alle mensen die ons reeds verlaten hebben of voor diegene die we nu al willen vereeuwigen. Zo kan het huis elke dag wakend neerkijken op alle kruinen in dat bos van geliefden en fluistert het iedereen toe: alles komt goed.


SL

DE WERELD VAN SWAANE
Thuis
huis
mantel

Poetsmateriaal

Het huis waarin ik woonde was van de jaren ’60.

De architectuur ervan heeft me verleid.

Voor ik het kocht heb ik niet stil gestaan bij het soort van buren die naast me gingen wonen.

Na een tijdje werd al gauw duidelijk dat de buren in kwestie met een obsessief gedrag te kampen hadden, namelijk: kuisen.

Het was gewoonweg niet te verdragen, en zeker omdat onze twee woonsten alleen maar met een haag gescheiden waren.

Ik werd stilaan maar zeer zeker gek van al het lawaai die ze maakte om hun tuin zo proper te houden als hun living.

Maar toen ik op een dag mijn keukenkasten opendeed ontdekte ik een heleboel doeken, vodden en dweilen waarmee ik aan de slag ging.

Niet om te poetsen maar dan wel om de toestand een beetje met humor te bekijken.

Ik heb me 2 jaar ontzettend geamuseerd met het maken van kleren in poetsmateriaal en keukenhanddoeken.

Daarna leek het me toch een goed idee om te verhuizen!



ADM

HET UNIVERSUM VAN AGNES
Poetsmateriaal
tranen
zakdoek

Snot en hete tranen

Vrieeend,

Ik heb twee keer moeten wenen deze week. Drie keer eigenlijk. Dat kwam zo. Op marktdag begon het al vroeg heel hard te regenen, zeg maar gerust te gieten. Ik zag door mijn raam dat het gros van de marskramers in alle haast hun standjes terug afbrak, hun spullen inlaadde en maakte dat het wegkwam. De afdeling non-food had sowieso al verstek gegeven want het is geweten dat dat soort handelsmensen, als om vijf uur ’s ochtends hun wekker afloopt, eerst de Weather Radar raadpleegt en dan pas beslist of het de moeite is om uit te rukken. Die dag hadden ze er duidelijk voor gekozen om niet op te staan, hadden zich nog eens behaaglijk gedraaid en nog een paar uur verder gesoesd.

Marktbezoek zit in mijn wekelijkse planning - mijn voedselbedeling hangt er vanaf - en ik geraakte een beetje gefrustreerd. Om tien uur hield het op met regenen, ik trok mijn stoute winterschoenen aan en waagde me buiten. Helemaal bovenaan de Boulevard de la République stonden gelukkig een paar die hards die zich niet uit het lood hadden laten slagen. Tot mijn teleurstelling had Sandrine van mijn favoriete groentekraam eieren voor haar geld gekozen en was ze naar huis gegaan.

Dit noopte me om mijn zaakjes bij de concurrentie te halen. Ik had weinig keuze want er was maar één dappere verkoper overgebleven waar je verse groenten en fruit kon vinden. Ik vulde mijn mandje met de ingrediënten die ik wilde gebruiken voor een grote portie pastasaus. Ik zocht dus wat mooie dikke tomaten uit, gooide er een aubergine en twee courgettes bij, een hand champignons vond zijn weg, een grote rode paprika moest er ook nog bij en misschien kon een drietal onvolwassen groene paprika’s de buit vervolledigen.

Vandaag zou ik alvast niet verhongeren en in de late namiddag begon ik rustig aan mijn saus. Ik deed wat ik altijd deed. Ik goot een flinke geut olijfolie in een diepe pan, deed er een fijngehakte teen look bij en strooide er een flinke hand tijm, oregano en rozemarijn over uit. Dan sneed ik een rode ajuin in stukken, gooide dat in de pan en zette het vuur aan. Terwijl de ui kon glazen, pelde ik de tomaten, sneed ze in stukken en deed ze bij de rest. Eens dit was ingekookt had ik een stevige basis voor mijn saus en ik goot alles over in een kookpot op laag vuur. Ik heb namelijk de gewoonte om alles apart aan te stoven en groente per groente samen te voegen in een tweede pot.

Het was nu tijd voor de paprika’s, daarna zouden nog de aubergine en de courgettes volgen, dan de champignons en tenslotte een pond rundergehakt. Op het einde nog wat afkruiden en alles een paar uur zachtjes laten pruttelen.

Ik hakte de ontpitte paprika’s in kleine stukjes en stoofde ze aan terwijl ik een liedje neuriede. Ik proefde om te weten of ze al gaar waren en toen moest ik voor de eerste keer wenen.

Zo pikant! Die kleine groene paprika’s bleken belachelijk grote groene chilipepers te zijn.

De tranen sprongen in mijn ogen en mijn neus vulde zich met snot. Damn, ik hou wel van een pikante toets in het eten maar dit was toch van een andere orde. Desalniettemin besloot ik om de pepers toch bij de rest van de saus te voegen en er deze keer géén cayennepeper en géén tipje sambal oelek meer door te roeren. Bij Hans gaat niets verloren.

Ik dronk twee grote glazen water en wreef de tranen uit mijn ogen. Toen moest ik voor de tweede keer wenen. Ik had tussendoor mijn handen niet gewassen en heel die pikanterie hing nog aan mijn vingers. De wereld vertroebelde en ik moest op de tast op zoek naar een stuk keukenrol waarmee ik mijn ogen kon deppen. Zo moet Ray Charles zich hebben gevoeld toen hij “I can see clearly now” componeerde. Denk ik. Letterlijk én figuurlijk verblind door emotie.

Ik waste mijn handen met zeep en ontsmette ze voor de zekerheid nog eens extra met Sanytol. Het snel achter mekaar drinken van de glazen water miste zijn effect niet want de natuur riep en ik moest naar het kleine kamertje. Ik wil hier niet teveel details over kwijt maar toen moest ik voor de derde keer wenen. Zeep, Sanytol, ontsmette handen, … een chilipeper lacht daarmee.

Mijn pastasaus was wat aan de agressieve kant die avond maar ze kon ermee door.


HL

BRIEVEN UIT DE PROVENCE
Snot en hete tranen

OPINIE
Amedé
Amedé

De Mening van Amedé

Naar mijn mening is “Waarom?” de oermoeder van alle vragen. Het is niet voor niks dat mensen al vanaf de leeftijd van twee of drie jaar in een Waarom-fase gaan. Ik denk dat “Waarom?” een heel fundamentele vraag is waarop volwassenen een ernstig antwoord moeten geven. Zelfs als het antwoord, “ik weet het niet” luidt, is het nog altijd beter dan het nietszeggende “daarom”.

Iemand die te vaak “daarom” heeft gehoord, stopt met vragen stellen en dat is het ergste wat er kan gebeuren. Zo krijg je een samenleving van meegaande, niet-kritische mensen.

Mensen die autoriteit uitoefenen, strenge ouders, machtspolitici en religieuze instituten vinden dat dan weer net het beste wat er kan gebeuren.

Naar mijn mening moeten we daar altijd aandacht aan geven, aan mensen die de “Waarom-vraag” stellen.


Amedé

DE MENING VAN AMEDÉ
De oervraag
WELVOEGLIJKHEID
Hoofs33
Hoofs

‘Up yours’

Goede liefhebber van de waardigheid en galanterie,

De kunst van een onderhoudend gesprek, het is een gave die niet iedereen gegeven is, waarde lezer. Ikzelf mocht dat laatst nog aan den lijve en den gehore ondervinden, toen ik in mijn bemind Brugge rustig en op mezelf een kop uitmuntende thee tot mij wilde nemen in het theehuis dat ik als een tweede thuis zie en waarvan ik de naam niet zal vermelden. Niet enkel omdat het geen pas geeft kwansuis sluikreclame te maken, maar ook omdat ik daar eigenlijk zo min mogelijk gestoord wil worden wijl ik een weergaloze scone nuttig. Laat net dát exact zijn wat mij overkwam, omdat het tafeltje naast het mijne werd ingenomen door een kletsmajoor – eigenlijk een kletstante – eersteklas. Iemand die het nodig vond mij ongevraagd te vergasten op een opsomming van al haar kwaaltjes, aangevuld met een lezing uit haar talrijke slechte ervaringen met mannen.

Nu ben ik in hart en nieren een gentleman en zal ik waar het maar kan op hoofse – what’s in a name? – wijze mijn spreekwoordelijke paard beklimmen, mijn spreekwoordelijke zwaard ter hand om de spreekwoordelijke eer van menige respectabele dame te vrijwaren van bezoedeling. Maar in onderhavig geval kon ik slechts denken: ‘Ach, mijn beste, uw slechte ervaringen met mannen lijken mij in allereerste instantie toch geworteld in uw eigen bijzonder onaangename omgang met naastenmensen.’
Uiteraard heb ik alzulke schofferende woorden niet over mijn lippen gejaagd. Het past een heer te allen tijde zijn koelbloedigheid te bewaren. En voorwaar, ik aanzie mezelf als een heer.

Na een kwartier dat een eeuwigheid en drie dagen leek te duren, verliet voornoemde uit zuurdesem opgetrokken deerne het pand, waarop ik mij alsnog kon verliezen in de haast lyrische scone, met zorg en liefde neergelegd in een fraai beschilderd porseleinen bord. Tijdens het degusteren van deze heerlijkheid kreeg ik een even plotse als welkome ingeving. Jazeker! Ik zou mijn volgende mare aan u, beste lezer, wijden aan een zorgelijk vaak voorkomend probleem: de nietszeggende conversatie waaraan niet te ontsnappen lijkt. Mijn goede en aanzienlijk jongere vriend H., woonachtig te Lorgues in het zuiderse zuiden van Frankrijk, zal er met vreugde akte van nemen. Hij wordt immers al te vaak geconfronteerd met een even loslippige als nietszeggende buurvrouw – zij woont op het eerste als ik mij niet vergis – die behoorlijk van het padje af is.

Ter wille van mijn goede, jeugdige vriend H. en alle andere zielen van schone wil, zal ik u thans wenken meegeven om uit de greep van de nietszeggende conversatie te blijven. In het algemeen beschaafd Brits-Engels noemen we dat: ‘up yours’ zeggen, zonder ‘up yours’ te zeggen. Hier gaan we!

De hoofdknik als het begin van de ontsnapping
Mijne vrienden! Alles begint met een welgemikte, eenvoudige knik, licht en subtiel, alsof u net een verborgen wijsheid hebt ontdekt in de langdradige monoloog van uw gesprekspartner. Deze knik is een signaal: "Ach, wat fascinerend," zegt hij, terwijl uw gedachten allang op een tropisch strand of een ander Brits gemenebest verkeren. Dit is de eerste stap naar de vrijheid. Maar ho! De knik alleen is niet genoeg; u zult snel moeten handelen. En wel als volgt.

De kunst van de ‘gespreksverlegging’
Een goede gastheer weet wanneer het volgende gerecht ter dis mag verschijnen en evenzo weet een heer of dame van kwaliteit wanneer een gespreksonderwerp dringend een ander spoor behoeft. Heeft men u vastgenageld aan een tirade over de vogelnestjes van vorig jaar? Geen nood. De oplossing is even eenvoudig als radicaal. U zal één vraag opwerpen, één slechts: "En hoe was het weer die dag?". Het weer, mijn vrienden, is het ultieme ontsnappingsmiddel. Want zeg nu zelf, wie kan het weer negeren zonder direct het gesprek te willen beëindigen?

De subtiele roep der verplichtingen
Als het weer geen soelaas lijkt te brengen, roept u dan de allermachtigste kracht aan: de plicht. "Ach, ik zou zo graag verder luisteren," (gelogen natuurlijk, maar laten we de wellevendheid bewaren), "maar ik moet dringend huiswaarts, want mijn arme bejaarde kat lijdt aan verlatingsangst en wanneer ik langer dan twee uur wegblijf, plant zij haar nagels radeloos in het peluche van mijn antieke Chesterfield.” Uw gesprekspartner zal terstond begrijpen dat uw tijd én uw lederen divan kostbaar zijn!

De hoogstuitzonderlijke doch tijdelijke overgave
Soms, beste vrienden, is het noodzakelijk om de strijd tijdelijk op te geven. Heeft u eenmaal geïnvesteerd in een gesprek dat werkelijk geen einde lijkt te kennen, dan rest u nog slechts de elleboogtak. U leunt lichtjes voorover, buigt uw elleboog alsof u wilt reiken naar uw glas (of dat van een ander), en gebruikt dit om een fysieke barrière op te werpen tussen u en het onheilspellende gesprek. "Excuseer, ik geloof dat ik daar even moet kijken." Een meesterlijke stap die slechts weinigen beheersen. Een eenvoudiger versie van deze techniek bestaat erin dat u met uw elleboog een glas omstoot, waarop het elan meteen uit het gesprek is en van alle kanten dienstpersoneel aanrukt om de scherven te ruimen. Edoch, gelet op mijn diep respect voor de dienstwilligen die ik zo talrijk heb opgeleid, probeer ik die noodgreep te vermijden.

De stille maar risicovolle exit
Ten slotte, voor de durvers onder u, is er nog de stille exit. Dit, mijn waarde lezer, is de ultieme wellevendheidsstunt. Terwijl het gesprek zich voortzet, wacht u op het juiste moment: een pauze in de woordenstroom, een kleine adempauze van uw gesprekspartner. En dan, in een vloeiende beweging, maakt u een elegante exit—stil en zonder sporen achter te laten, als een kat die zachtjes uit een kamer glipt. Maar let op: dit is een techniek voor gevorderden, want een te snelle exit kan u achtervolgen als een slechte echo.

Ziedaar, teerbeminde lezer, een kleine bloemlezing van technieken die u moeten helpen te ontsnappen aan nietszeggende kletsmajoren, van welke kunne of geslacht ook. Doet u er alstublieft u voordeel mee! Niets zou mij blijer maken dan dat.

Uw dienaar in etiquette en diplomatie,
Jean-Pierre Hoofs


OVER JEAN-PIERRE HOOFS
Hij mag dan geen sant in eigen land zijn, Jean-Pierre Hoofs is een man met naam en faam, niet in het minst in het Verenigd Koninkrijk. Hoofs stond decennialang aan het hoofd van de Londense School for Butlers & Hospitality, een instituut met wortels die teruggaan tot de 19de eeuw. Na een rijkgevuld leven aan de overzijde van het Kanaal resideert de man sinds twee jaar weer in het lieflijke Brugge, zijn beminde geboortestad. Daar vult hij zijn dagen als gepensioneerde zinvol in, onder meer als vlot Engelssprekende gids in het Memlingmuseum. Daarnaast verblijdt én verlicht hij de lezers van Au Parleur met zijn wijze raad voor meer courtoisie en goede manieren.



JV

JEAN-PIERRE HOOFS
‘Up yours’
ZOETE MUZIEK
PaulaS
paulaS

De accordeon van Paula

Paula Stulemeijer verblijdt ons met een heerlijk stukje muziek vanuit de Zoete Moederstraat.

Spreeuwenliedje (fluiten kan ze niet). Op stap met Wannes de hond.
PAULA, ONZE ONBETAALBARE ALLERLIEFSTE ZOETE MOEDER
Spreeuwenliedje

pen island
Mac web
Ongelukkig gekozen namen

Je kind een naam geven, het blijft iets speciaals.
Je bedrijf een naam geven kan je evenveel hoofdbrekens kosten, zo niet méér…

En dan wil je een website…



Bij deze een lijstje met de Au Parleur all time favourites:

  • PENISLAND.NET = 'Pen Island'
  • WEBONE.COM = 'Web One'
  • ITSCRAP.COM = 'It-Scrap’
  • WHOREPRESENTS.COM = 'Who Represents'
  • EXPERTSEXCHANGE.COM = ‘Experts Exchange'
  • SPEEDOFART.COM = 'Speed of Art'
  • GOTAHOENORTH.COM = 'Go Tahoe North'
  • LESBOCAGES.COM = 'Les Bocages'
  • MASTERBAITONLINE.COM = 'Master Bait Online'
  • THERAPISTINABOX.COM = 'Therapist in a box'
  • BUDGET.CO.CK
  • MOLESTATIONNURSERY.COM = ‘Mole Station Nursery'
  • CHILDRENSLAUGHTER.COM = ‘Children's Laughter'
  • POWERGENITALIA.COM = 'Powergen Italia'

ONGELUKKIG GEKOZEN NAMEN
Gaston mop
Gaston mop

San Francisco 1873

Een paar cowboys hangen aan de toog wat te drinken als de dubbele deuren open zwaaien en daar plots cowboy Big Joe binnen komt.
Een paar man staan te bibberen op hun benen: ‘Big Joe is there.’.
Big Joe kijkt rond en zegt:
‘En nu moet ik weten wie dat er hier mijn paard gepikt heeft of er gebeurt hier hetzelfde als in San Francisco 1873. Dat zal niet niks zijn’.
Enkelen bibberen nu nog meer maar er is er toch ene die hem iets durft vragen.
‘Wa, wa is er dan gebeu gebeurd in San San Francisco in 1873 Big Joe?’.
‘Dan hebben ze mijn paard ook gepikt en ben ik te voet moeten naar huis gaan.’.


Boston 1867

Er is sfeer in de Western Saloon. Plots zwaaien met veel lawaai de klapdeuren open en een kleine man met een revolver zwaaiend valt binnen.
Iedereen kijkt verschrikt naar hem. Hij lost een paar schoten in de lucht en bedreigt met één armzwaai iedereen.
‘Nu moet ik weten wie dat er mijn paard geverfd heeft.’.
Een beer van een vent maakt zich los van de toog, stapt breed wiegend naar hem toe
en zegt: ‘Ik heb dat gedaan.’
De kleine man zegt grijnzend: ‘Het is ok. Het is ok. Het is om te vragen wanneer dat ge de tweede couche komt leggen?’.


GDB


NONKEL GASTON

de Uwe
Geheel

POËZIE

25 oktober in Geheel de Uwe

Op 25 oktober spoelen enkele schone mensen van dichters aan in Geheel de Uwe te Gent. Zij zullen aldaar balsem smeren op uw ziel met hun warme, liefdevolle stemmen en de vruchten van hun pen.

Ook onze eigenste Jeroen Vermeiren doet een duit in het zakje met een selectie uit zijn œuvre.

Er is ook muziek, en humor, en drankjes allerhande. De inkom is bescheiden: 5 euro. Die gaat naar de organisatie, de dichters zélf doen dit van de gratos.

Inschrijven is vereist en kan middels FaceBook of de website van Geheel de Uwe.


Info en inschrijven
POËZIE
VIND JE Au Parleur LEUK?
Je kan ons steunen om de website on line te houden. Trakteer ons gewoon op een koffietje via onderstaande knop. We zullen je dankbaar zijn.
Editie 54 | Au Parleur
Poëzie op maat

© Au Parleur - JEROEN VERMEIREN/HANS LENGELER 2023/update 2024

SINT-DENIJSLAAN 31A - 9000 GENT

11, BOULEVARD CLEMENCEAU - 83510 LORGUES - FRANCE

BEELDEN: EIGEN WERK & UNSPLASH