- Zesenvijftigste editie - 26 oktober 2024 - 2e Jaargang -
'Hey Bro, vanaf zondag wordt het weer een uur vroeger donker'.
'Ja, daar zijn ze weer met de halfjaarlijkse zever'.
'Troost je, er komt een lang weekend aan'.
'Het werd tijd, ik zou een maand lang willen slapen'.
'Kruip onder een dekentje en kijk naar Canadese kerstfilms, Bro'.
'Ach, mijn leven is zo al één lange Canadese kerstfilm. Op het einde komt het altijd wel allemaal goed, alleen gebeurt er onderweg een hoop rotzooi en is het einde nog niet in zicht...'.
'En op deze positieve noot wens ik je tóch een heerlijk weekend toe, Bro'.
'Dito, Bro'.
Hans Lengeler, Lorgues, Provence
Jeroen Vermeiren, Gent, België
In het lijf liggen wegen lijden verloren. Te wachten op gevonden worden, of nieuwe kaarten schrijven. Dat spartelt in weerzin naar detox in plooien en verleden. En toch zou het er zoveel deugd van hebben - dat lijf.
Goede voornemens komen ‘s nachts om pas ‘s ochtends als het goed is, het licht te zien. En als de drukte van de dag het toelaat, strik ik mijn loopschoenen - ze zijn nog nieuw - bind ik met een riem mijn hond aan mijn zij. Hij loopt naast mij - de eerste km onrustig trekken snuffelen teruglopen - is lichtjes desoriënterend gezien het doel dat ik voor ogen had, maar ik loop met hem. Mijn grote witte herder.
Ik loop omdat het doet vergeten wat me achterna zit. Het lopen gaat vooruit, waar stilstaan me verteert. Ik loop omdat het me sterker maakt en ik me weer thuis voel in mijn soms toch molenwiekende armen. Ik moet het er net als u maar mee doen met dat lichaam tussen die armen. En wat vergeten wordt, is als een aquarel die elke loop weer meer verwatert. Tot in de loop het beeld verloopt, uitloopt. De herinnering verdampt.
Ik verbleef noodgedwongen een lange tijd in het AZ te Jette en zocht, als iedereen daar, dag en nacht in het raam naar leven buiten. Ik zag het Atomium oplichten en huizen en appartementen opdoemen in de Brusselse nacht. Het daglicht schouwt bouwsels voor het oog als een omhulsel. Wanneer de schemer aanzet, de nacht valt, keert wat binnen verscholen lag naar buiten- als een handschoen die men binnenstebuiten keert. Wat binnen zat, is nu buiten en overal - het binnenste keert tot gemeenschap. Zoals licht dat opgesloten zat, eens vrij, de ledematen strekt en alles verlicht. In elk licht een ziel met bezigheden en bestaan. In elk raam beweging en vragen over mezelf en over wat wie wat heeft aangedaan.
In een ziekenhuis slaapt men nooit. Vroeg in de ochtend wordt men gewekt om de temperatuur te meten of een baxter aan te sluiten. Ik zie in een bijgebouw, naast het mijne, gordijnen opengaan, en andere zieken. Ik zie mensen haastig lopen naar het werk, of hoe ze verder gaan, slenterend, met tijd. Voorzichtig, in de zetel naast het raam, sla ik gade wat mij nu voor even is ontnomen. Dat dynamisch stappen, dat stappen met zekere tred, mijn onderlip beteuterd krom als een banaan. Wat net nog voorkwam als normaal, banaal… was daar van ’t hoogste goed?.
De vrouw die naast me ligt zegt: “Och kind, als ge met heel au wezen ne godgansen dag op au ondervlak zit, ma dat doet naig zeer.”
Ik denk aan haar, wat ze zei en wat zij voelde, en waar niemand meer iets kon aan doen. Ze zou nu 130 zijn.
Mijn grote witte herder naast me, zijn schouders machtig heen en weer, samen rustig in de pas. We lopen verder, het leven loopt breder en breder tot helemaal vergeten. En soms stop ik- omdat ik me zo onmogelijk gelukkig voel - en met hoge stem lieve woordjes laat stromen - om hem te aaien.
Moraal: Wie niet kan aaien, is pas echt lam.
KS
Ik spoor weer heel even. Doorgaans spoor ik niet helemaal, maar een oudercontact in Torhout noopt mij tot treinen. Voorlopig gaat alles goed. Er is geen vertraging. De kans is groot dat ik mijn aansluiting in Brugge haal. Ik kan, terwijl ik glijd over blikkerende rails, gewoon wat gedachten neerpennen. De luxe! Gedachten als:
Ik heb al eerder een stukje over schoenen geschreven, maar aangezien die dingen in paren komen, mag een tweede niet ontbreken. Dus bij deze.
Onlangs wilde ik een artikel schrijven over Cyndi Lauper’s hit ‘Girls Just Wanna Have Fun’, en zoals dat gaat wanneer je een balletje opgooit in de flipperkast genaamd internet, bots je soms tegen meer dingen aan dan je op je baan verwachtte. Anderhalf uur en een half artikel later had ik de commencement speech van Cyndi Lauper op de Northern Vermont University gezien (“Waw, and people got afraid when I got my driver’s licence. Now I’m a doctor!”) en had ik een musical ontdekt over een schoenmaker die stiletto’s maakt voor drag queens om zijn bedrijf te redden. Die musical heet ‘Kinky Boots’ en de link tussen dit alles is dat Cyndi Lauper de muziek voor die musical geschreven heeft.
Tot mijn vreugde en plezier was die musical integraal op Youtube te bekijken, dus dat deed ik. De eerste song boorde al meteen de hakken stevig in de grond met dit statement:
“The most beautiful thing in the world, that I know, is… a shoe!”
Ik liet mijn blik zakken naar mijn versleten sneakers. Misschien was het toch eens tijd om op schoenenjacht te gaan. Iets deftigers te kopen. Of zou ik met dit paar nog de winter doorkomen…? De volgende dag zag ik dat de zool aan de binnenzijde van de rechtersneaker was losgekomen, zodat de schoen opende als een mond. Het was alsof mijn schoeisel me toeriep: ga nieuwe schoenen kopen! En als je schoenen het zelf zeggen, heb je natuurlijk geen keus meer.
In de metro op weg naar Valencia besloot ik de schoenen van mijn dromen te manifesteren. Manifestatie is een heel eenvoudige techniek: je stelt je voor wat je wilt hebben, en je stelt je voor dat je het ook echt krijgt. Geen zorgen, dit wordt geen wervende tekst over manifesteren - iedereen mag erover denken wat ze willen. Ik ga er ook geen uitleg aan koppelen over het Universum of het Reticulair Activatie Systeem. Ik weet alleen dat ik een paar heel mooie ervaringen heb met manifesteren, zoals toen we net in ons huisje waren ingetrokken en ik dacht: wat zou ik nu graag een border collie hebben, een gedachte die ik met niemand deelde. Nog geen week later vertelde mijn schoonbroer me dat zijn werkgever een nestje border collies had en me een puppy cadeau wilde doen. Of bijvoorbeeld die vrijdagnamiddag waarop ik trouwschoenen had lopen zoeken en ik maar niets kon vinden, want trouwschoenen moeten de juiste kleur en hoogte hebben en bovendien comfortabel zitten, want je moet er een hele dag op overeind blijven. Hoe lang ik al naar die schoenen op zoek was, weet ik niet meer, maar die vrijdag werd het wel erg spannend, want het huwelijksfeest was de volgende dag. Een half uur voor sluitingstijd stond ik op een straathoek in de buurt van de Calle Colón, en ik zei tot mezelf: “Die zijstraat ga ik inslaan, en daar ga ik een schoenwinkel vinden die exact het paar schoenen verkoopt dat ik zoek.” En zo geschiedde. Daar was opeens die schoenwinkel, en ik vond er een paar muiltjes met de juiste kleur en hoogte, oh zo comfortabel, en een prijs die iets meer was dan de helft van wat onze televisie had gekost (want dat heb je wel met manifesteren: dat waar je niet specifiek over bent, vult het Universum zelf in).
Dus daar zat ik in de metro, met aan mijn voeten één pratende sneaker en één die voorlopig zijn mond hield, en ik dacht: ik wil leren botinnekes die kei-lang meegaan, met een lage hak en rijgveters.
Toen ik aankwam in de stad, ging ik niet meteen naar de schoenwinkel die ik voor ogen had, maar wipte eerst de Corte Inglés binnen (het Spaanse equivalent van de Inno) om daar naar de wc te gaan. Maar wacht eens, in de Corte Inglés hadden ze toch ook een schoenenafdeling? Na mijn toiletbezoek ging ik dus eerst daar langs. En geloof het of niet, maar wat zag ik daar uitgestald, lonkend naar mij van tussen de andere schoenen, als een verjaardagstaart tussen de banale croissants? Een lederen enkellaarsje. Met rijgveters. En een lage hak. Dank u, Universum.
Ik pakte het bruine laarsje, dat ook nog eens mijn maat had, en zocht me een plekje op de zitbank tussen een stel Britse dames en een zee aan schoendozen en knielaarzen - een indicatie van hoe lang die vrouwen daar al in de weer waren met alles uit hun citytrip te halen wat erin zat. Hoewel de winkelbediende duidelijk haar handen vol had met die Britse invasie, hield ze even halt bij mij en zei dat ik het moest laten weten als ik hulp nodig had.
Het laarsje paste als gegoten, dus zocht ik de bediende die me aangesproken had. Haar spotten was niet moeilijk, want ze was een knappe vrouw van in de vijftig met golvend, blond haar dat tot over haar schouders hing. Of ik de bijhorende schoen kon passen, vroeg ik. “Claro, cariño”, antwoordde ze, wat in het Nederlands zoiets als “natuurlijk, lieverd” betekent. Dat is dus één van de redenen waarom ik hier graag woon: winkelbedienden, marktkramers en boekhoudsters die je aanspreken met cariño of corazón. Probeer maar eens je slechte humeur te behouden wanneer een vriendelijke dame je zo aanspreekt.
Na nog heel wat heen-en-weer lopen voor de Britse toeristen en dan ook nog eens een extra uitstap naar het magazijn voor dit Belgje omdat ze me per ongeluk een 38 in plaats van een 37 had gebracht, stond de blonde verkoopster naast me en reeg de veters in de schoenen waarvan ik al meteen besloten had dat ik ze zou kopen.
“Het zijn echt heel goede schoenen,” zei ze. “Weet je, de mensen klagen vaak dat ze last hebben van hun rug en hun voeten, maar dat is omdat ze goedkoop schoeisel dragen. Je kan beter investeren in goede schoenen. Op termijn spaar je daar kosten mee uit.” Dat kon ik alleen maar beamen. Ik vroeg haar of ik de laarsjes al meteen mocht aandoen, en ze zei “natuurlijk”, waarop ze mijn versleten sneakers in de schoendoos stak.
“Neem ze zo maar mee, dan kan je de doos nog gebruiken.”
Aan de manier waarop ze me aankeek, zag ik dat ze dankbaar was om deze geduldige klant, die de hele knielaarzen-heisa met een kalm gemoed had laten passeren en niet geïrriteerd gezucht had omdat ze een verkeerde maat in handen had gekregen. Dat mijn vanzelfsprekende gedrag dankbaarheid opriep, deed me vermoeden met wat voor klanten de bedienden in de Corte Inglés soms te maken krijgen.
Na het afrekenen zei ze met een glimlach dat ik nog maar eens moest langskomen om de schoenen te laten zien als ik in de Corte Inglés was. Daarna kneep ze me in mijn hand tot afscheid. Op dat moment besloot ik iets uit te testen wat ik gelezen had over de kracht van complimenten, namelijk dat mensen er blij van worden en dat je ze gewoon moet durven geven. En dus zei ik: “Weet je, ik vind dat je heel mooi haar hebt.”
Verbaasd streelde ze over haar golvende lokken. “Echt waar?”
“Sí”, beaamde ik. “Je hebt het haar van een zeemeermin.”
“Gracias”, zei ze lachend, en drukte me nogmaals de hand.
Terwijl ik naar de uitgang van de Corte Inglés wandelde, voelde ik hoe de stevige zolen van mijn gemanifesteerde laarsjes met mijn lichaam communiceerden - een boodschap die van mijn voeten naar mijn benen liep, over mijn ruggegraat naar mijn schouders en nek: geen zorgen, onze steun heb je.
In de metro op weg naar huis bedacht ik me dat die lieve verkoopster eigenlijk veel weg had van Cyndi Lauper.
En dat zeemeerminnen geen schoenen dragen.
KV
Ergens tussen ‘chillen’ en ‘de vensterbanken inoliëen voor winter’ ben ik mezelf helemaal voorbijgeschoten. Met als gevolg een huis dat op z’n kop staat en slapeloze nachten van de spierpijn.
Het plan was nochtans simpel: rustig wat lezen, studeren, wandelen en yoga. En eventueel de vensterbanken insmeren met lijnolie. Bert zou het tussenverdiep dichtmaken want dat is een stofmagneet en spinnenparadijs. Heel overzichtelijk allemaal. Voor het eerst in jaren komen de drie zonen én de hond mee. Dus veel werkmateriaal kan er niet meer bij. Het niets doen lijkt ineens heel dichtbij. Voor even toch.
De oudste zoon heeft zaterdag nog een examen dus ik krijg regelmatig een berichtje van één van de ongeduldige kinderen uit het dorp:
‘Wanneer komen jullie aan?’
‘Zaterdag rond 18u.’
‘Oh, dan pas? Zal ik de houtkachel voor jullie aansteken?’
Ik denk elke keer: goh dat worden wel veel vuurtjes, maar ‘oui, volontier’. Want wie van die ondertussen pubers en jongvolwassenen zal zich hieraan houden? Fout gedacht.
Als het zo lang geleden is dat je nog eens de berg op reed staat er een heel feestcomité op het terras ons op te wachten. Dat houtvuur aansteken is, ondanks dat elk kind hier in de Ardèche al heel vroeg leert om vuur te maken, niet echt gelukt. Niet alleen door de spanning maar ook omdat de houtopslag ingezakt blijkt en ons brandhout nat is. Een eerste extra punt op het to-do-lijstje is een feit.
Het halve dorp kent de code van ons sleutelkluisje. Ons huis is dan ook een soort buurthuis. Als het niet verhuurd is wordt het wel eens gebruikt als repetitieruimte door de lokale zanggroep. Als het regent komen de kinderen er een gezelschapsspel uitlenen. Er komt wel eens iemand in alle rust tekenen of schrijven. Soms wordt er een verjaardagsfeestje gehouden als een ouder wanhopig op zoek is naar een plek met wat ruimte en orde om andere mensen te ontvangen. De oude kunstenaar uit het dorp rookt er graag zijn joint in de zetel met zicht op de bergen, want: ‘jullie hebben het mooiste uitzicht’ maar ook: niemand die hier zegt dat hij aan zijn gezondheid moet denken.
De zetel mankeert een plastiek beschermhoesje onderaan zijn poot waardoor hij krassen achterlaat op de vloer. Dat willen we natuurlijk niet dus hup, nog een klusje erbij.
Zoals altijd zit ons huis in een mum van tijd tjokvol met vrienden van de jongens. Na zo’n lange tijd van afwezigheid bestaat het opnieuw verbroederen uit het voor elkaar gaan staan en kijken wie het meest gegroeid is. Er wordt wat valsgespeeld, gecorrigeerd maar vooral veel gelachen en als dat herintroductie ritueel voorbij is wordt boven de slaapzetel uitgeklapt en zullen er de hele week een hele bende tieners samen onder één dak leven. Gezelligheid troef in dit plots zeer kroostrijk gezin.
Die eerste avond beginnen we goed. Bert en ik genieten van een glas wijn naast de houtkachel. En daar voelen we een vlaag van TLC (Tender Love and Care) opborrelen.
‘Misschien moeten we de voorste raamkozijnen aan de buitenkant zwart lakken. Dat beschermt beter en dan krijg je een mooi geheel met het zwarte metaal’.
‘Zullen we het binnenframewerk wit lakken, dan komt de natuur nog meer naar binnen?’
‘Ik heb nog ergens een douchestang liggen want zo’n stuk plakband omheen de draaiknop, dat is toch geen zicht?’
‘En nu ik bezig ben zal ik ook ineens de badkraan vervangen want die draait door.’
‘Heb je nog wat voegsel want ik zou nog wat gaten willen dichten.’
‘Is deze beits nog goed? Dan schuur ik de buitenmeubels op en geef ze een beschermlaagje.’
Dat al die tieners eten als een kolonie termieten zorgt er tenminste voor dat ik af en toe uit mijn dadendrang teruggefloten wordt en in de grootste kookpot een paar kilo rijst of pasta aan de kook breng. Maar dat valt in het niets met de ontdekking van enkele houten balken die bewoond worden door echte termieten. Dé nachtmerrie van elk houten huis. Dus daar moeten meteen actie tegen gevoerd worden. En zo hol ik van klus naar klus met alle meubels aan de kant of op zijn kop, kwasten op stukjes karton en afplaktape die in mijn haar verstrikt raakt en verf tot tussen mijn tenen.
De week vloog voorbij, mijn yogamat ving heel veel stof en de boeken bleven dicht.
Na het laatste avondmaal open ik wat dozen met oude spullen en verkleurde fotoalbums waarvan de plastieken doorschijnende bladzijden bijna tot stof zijn vergaan.
De jongens zijn de draad kwijt:
‘Is dit jouw jongste zus Maaike? Neen, dat is mijn oudste zus Geertrui.’
‘Is dat Oma? Neen dat is mijn andere zus, Anneke.’
‘Amai wat was jouw oudste zus jong toen ze haar eerste baby kreeg. Yep, 19.’
‘En dat interieur! Die kleding! Helemaal Stranger Things!’
En op de achtergrond hoor ik mezelf denken: nog een leuk klusje! Alle foto’s alsook de archiefdozen vol tekeningen en knutselwerkjes uitsorteren. Maar daar is nu geen tijd meer voor. En de vermoeidheid neemt het over van mijn manische klusperiode. Ik prop alles weer in de kast, deurtje toe en niemand die het nog ziet. Morgen gaan we naar huis en dan gaan we die tweede week ECHT vakantie nemen. Of op z’n minst een serieuze poging ondernemen. Al denk ik eraan om twee sets oogkleppen te bestellen.
SL
Na 10 jaar werken als clown in rusthuizen van het OCMW in en rond Brussel had ik een teveel aan uitdrukkingen, beelden en emoties.
Deze poppenkastpoppen waren mijn uitlaatklep.
Ik ben zo blij dat ik in die wereld mocht vertoeven, de tijd stond er stil, en ik heb samen met mijn co-clowns de mooiste momenten beleefd.
ADM
Vrieeend,
Lefgozer die ik ben, durf ik al eens een handje geraspte Gruyère op mijn spaghetti te strooien. Bijgevolg moet ik er voor zorgen dat ik dat in huis heb wanneer ik als avondmaal een bordje pasta wil eten. Dit keer was ik echter vergeten om mijn voorraad aan te vullen en dus liep ik snel even aan bij de kruidenier naast de deur want die is open tot half acht. Ik botste er op mijn buurman van het derde die er zijn avondeten kwam scoren. Hij stond daar wat schaapachtig in een gangpad met twee blikken choucroute alsacienne, centwafertjes en een karton rosé d’Anjou van drie liter in zijn boodschappenmandje. Ik denk dat mijn dieet gezonder is dan het zijne maar die man heeft het dan ook altijd zo druk druk druk en komt waarschijnlijk niet meer aan koken toe na zijn lange werkdag.
We maakten een praatje terwijl we aanschoven bij de kassa. Nu ja, aanschuiven is een groot woord want het is nooit druk bij de kruidenier naast de deur. Maar soms wil een klant al eens zijn leven vertellen aan de winkelier en dan duurt het wat langer. Zo ook deze keer waarbij een al iets oudere dame acute nood had aan het opsommen van haar kwaaltjes en zich hierbij niet van de wijs liet brengen door drie hongerigen achter haar die graag wilden afrekenen en stilaan wat zenuwachtig begonnen schuifelen, een voorzichtig kuchje kuchend om hun aanwezigheid kenbaar te maken.
Omdat we voorlopig toch niks anders te doen hadden, vroeg mijn buurman van het derde: ‘Hoe zit het nu eigenlijk met die apéro die we met de buren gingen houden?’. Ik had dit onderwerp liever vermeden vermits ik altijd zeg dat we dat ab-so-luut eens moeten organiseren, om er dan verder geen aandacht meer aan te besteden. Mijn buurvrouw van het eerste was er onlangs ook weer over begonnen en ik had haar toen min of meer beloofd dat ik het op mij zou nemen, dat ik een uitnodiging zou ineen flansen en die in de brievenbussen van de bewoners zou steken. Maar ik was er zoveel weken later nog steeds niet aan begonnen.
Op zich vind ik een apéro onder buren wel een leuk idee. Het haalt de banden aan. We zijn allen alleenwonend en van ons vier is er maar één die een soort sociaal leven heeft: mijn buurvrouw van het eerste. Ik weet dat ze regelmatig met haar vriendin naar Saint-Tropez gaat om er ik weet niet welke ketterse rituelen te gaan uitvoeren en selfiekes te verkopen aan wildvreemde mannen die in hun verdwazing denken dat ze met de echte Brigitte Bardot en haar nicht te maken hebben. U weet inmiddels dat ik het heb over Pascale, de BB-kloon en beste vriendin van mijn buurvrouw van het eerste. Die veertig of vijftig euro die ze daarmee verdienen wordt meestal meteen ter plekke opgebrast in bar tabac Chez Léo. Maar bon, zij heeft tenminste een vorm van contact met de buitenwereld, iets waar mijn buurvrouw van het tweede, mijn buurman van het derde en ikzelf om onduidelijke redenen minder mee bezig zijn.
Mijn weerstand om nu eindelijk eens echt werk te maken van dat apéroke heeft te maken met het feit dat ik het gevoel had dat ik in de val was gelopen en dat het feestje dus bij mij, op het vierde, zou doorgaan. Dat maakt dat ik niet al na een uur kan vluchten middels een doorzichtige smoes en dat ik de hele sessie tot op het einde moet uitzitten. Mijn buurvrouw van het eerste kennende, durft zij zich al eens goed te laten gaan als er wijn op tafel staat en dan riskeer ik haar niet meer buiten te krijgen. Of erger, dat ik haar in het holst van de nacht de trappen moet afdragen en haar in haar bed moet zien te manoeuvreren. Ze heeft me dat al eens een keertje gelapt, de sloerie, en ik zit tot op vandaag rond dit voorval nog steeds in een soort verwerkingsproces.
Maar belofte, zelfs een vage, maakt schuld en ik zette me aan het denken. Wanneer? Hoe laat? Waarvoor moet ik dan allemaal zorgen en brengen de gasten zelf ook iets mee? Je moet weten dat een apéro in het zuiden wel iets meer betekent dan “wat drinkt ge, een portoke of een sherry’ke?”. Een apéro houdt men in de aanloop naar het diner en in het zuiden begint men aan het diner rond acht, negen of zelfs tien uur ’s avonds. Een apéro vangt dus ten laatste aan rond zes uur en naast drank komen er ook versnaperingen bij kijken.
Tot overmaat zag ik op de socials van onze eigenste Swaane een foto verschijnen van een wulpse “planche de l’apéro” die overvloedig was gevuld met allerlei lekkers: geraspte wortels, komkommer, tapenade, sausjes, kerstomaatjes, vijgen, verschillende kazen, brood, toastjes, Italiaanse gedroogde ham, magret de canard, …. Swaane, die kijkt gewoon even in haar ijskast en tien minuten later staat er een feestmaal op tafel, maar ik? De moed zonk me een beetje in de schoenen.
Toen had ik een inval. Ik zou een uitnodiging uitprinten met een Qr-code erop die naar een doodle leidt. Daar kan je dan online wat datums en uren kiezen en op het einde komen we dan uit op een soort grootst gemene deler van dag en tijdstip die voor iedereen werkt. Met een beetje geluk begrijpt mijn buurvrouw van het eerste niet hoe zij een Qr-code moet gebruiken en indien wél loopt ze alsnog misschien vast op die ingewikkelde doodle. Zo koop ik me opnieuw wat uitstel en tegen dan is het al bijna kerstmis en dan ben ik het land uit.
Stel dat het toch nog zou doorgaan in het jaar 2024, wat moet ik dan qua hapjes? Laten we maar niet te moeilijk doen, er is bij mijn weten nog nooit iemand doodgegaan van een zakje chips, wat pringles en een blikje tv-worstjes. Als mijn buurman van het derde overleeft op choucroute alsacienne uit blik zal alvast hij hierover niet klagen.
Komt goed.
HL
Naar mijn mening moeten we steeds trachten de dingen zo correct mogelijk te definiëren en te benoemen. Als een bepaalde dame uit Ninove (en bij uitbreiding alle mensen die zich hierin herkennen) zich angstig voelt wanneer er drie anderskleurige jongens op de bus zitten te wachten, zonder dat er enige dreiging of onmiddellijk gevaar vanuit gaat, dan spreekt men van een irrationele angst. Zoiets heet een fobie.
Een fobie is een psychische aandoening waarbij iemand, om doorgaans onduidelijke redenen, een overmatige angst ontwikkelt voor specifieke zaken of situaties. Deze angst staat niet in verhouding tot de reële bedreiging die van de situatie of het object uitgaat. Niet alle angststoornissen worden fobieën genoemd. Als angst niet voor bepaalde zaken of situaties is, spreken we niet van een fobie, maar van een paniekstoornis of van gegeneraliseerde angst.
Naar mijn mening moeten bepaalde partijvoorzitters de aandoening van deze mensen niet willen goedpraten of zelfs voeden, maar erkennen als de stoornis die ze in wezen is. Ze zouden deze burgers beter doorverwijzen naar wat hen kan helpen, namelijk cognitieve gedragstherapie - of in extreme gevallen zelfs medicijnen - in plaats van deze fobie te rechtvaardigen.
In plaats van hun aandoening nog te verergeren, zouden we deze patiënten via psychische hulpverlening moeten van dienst zijn. Het probleem ligt bij de zieke, niet bij drie anderskleurige jongens die op de bus zitten te wachten.
Amedé
Paula Stulemeijer verblijdt ons met een heerlijk stukje muziek vanuit de Zoete Moederstraat.
Door die kleine ruitjes schijnt er af en toe een liedje.
Mijn ruitjes zijn klein, mijn liedjes ook.
Wandelend over de dijk met Wannes, mijn hond, valt er telkens wel iets te horen of te zien, te voelen of te ontdekken, in het bos of in mijn hoofd.
Goede welopgevoede,
Beste zoekende,
In de complexe weefsels van menselijke omgangsvormen wil ik heden een van de meest verfijnde en toch onderbelichte verbanden onder de loep nemen: de etiquette tussen vader en zoon. Hoewel sommigen deze relatie beschouwen als een vanzelfsprekend gegeven, getuigt het van de hoogste vorm van beschaving om de interacties tussen vaders en zonen te laten verlopen volgens strikte doch gracieuze regels. Laten we een blik werpen op enkele minder bekende, doch onmiskenbare en vooral onmisbare sociale conventies.
De formele begroeting
Wanneer vader en zoon elkaar ontmoeten na een periode van meer dan drie dagen, is een simpele handdruk ontoereikend. De zoon dient drie keer om de vader heen te draaien, terwijl hij fluistert: "O wijze voeder van mijn bestaan." De vader, op zijn beurt, dient plechtig te knikken en een perfect gestreken zakdoek uit borstzak te halen, die hij vervolgens op de grond laat vallen. Pas daarna kan een normaal gesprek een aanvang kennen.
Het gebaar der stilte
In de nabijheid van een vader geldt voor de zoon een eeuwenoude regel: wanneer de vader zijn koffie opschenkt, moet de zoon zwijgen totdat het laatste druppeltje in de kop valt. Deze vorm van stille contemplatie symboliseert het respect voor de diepe wijsheden die in het schenkritueel schuilen. Indien de zoon toch spreekt, moet hij dat enkel doen in zinnen die beginnen met: "O, mijner meerdere..."
De ceremonie van het wederzijdse onbegrip
Geen vader-zoon-relatie is compleet zonder het subtiele spel van misverstanden. Dit betreft niet het gewone vergeten van afspraken of het verkeerd horen van een zin, maar een doelbewuste verwarring. Elke zondag dient de zoon zijn vader een vraag te stellen waarop het antwoord altijd een mysterie blijft, zoals: "Wat is de kleur van een gedachte?" De vader is verplicht een nietszeggend antwoord te geven, zoals: "Alleen de zwijgende boom weet dat”, waarna beide partijen tevreden verdergaan, in de wetenschap dat zij de etiquette tot in de puntjes naleven.
De afwezige blik
Wanneer een vader zijn zoon iets belangrijk wil mededelen, zoals de locatie van de autosleutels of het belang van een pensioenplan, is het voor de zoon essentieel om met een dromerige blik naar de horizon te staren, alsof hij in een verre toekomst ziet hoe ze samen een papieren bootje vouwen. Dit stilzwijgende moment van ontwijking is een heilige traditie, die de diepe verbondenheid tussen beide generaties symboliseert.
Het geschenk der vergankelijkheid
Bij verjaardagen en andere vieringen is het van essentieel belang dat vaders geschenken geven die op geen enkele manier bruikbaar zijn voor hun zonen. Een typisch voorbeeld is een klok zonder wijzers of een boek zonder tekst. Deze geschenken symboliseren de vergankelijkheid van tijd en kennis en leren de zoon dat niet alles wat glinstert, van waarde is. Wanneer de zoon het geschenk ontvangt, moet hij diep buigen en zeggen: "Voor dit, en al het andere dat ik niet begrijp, dank ik u."
Het spel van vermeden adviezen
Vaderlijke raadgevingen, hoewel goedbedoeld, moeten altijd verpakt worden in een raadsel dat de zoon slechts na jaren van contemplatie kan oplossen. Een vader zou bijvoorbeeld kunnen zeggen: "Een auto zonder banden rijdt niet, maar wat drijft dan een vogel voort?”. Het is aan de zoon om de wijsheid hierin te vinden, ergens tussen het onderhoud van zijn auto en zijn verlangen naar vrijheid.
Samenvattend zou ik willen zeggen dat in de etiquette tussen vader en zoon zich een subtiel, soms surrealistisch spel afspeelt. Het is een dans van nu eens onbegrip, dan eens bewondering en onuitgesproken respect. Slechts wanneer beide partijen zich strikt aan uitgesproken én onuitgesproken regels houden, kunnen zij de waardigheid van hun relatie in stand houden. Wie deze etiquette doorgrondt, begrijpt dat achter de absurditeit een diepe, universele waarheid schuilgaat: vader en zoon begrijpen elkaar nooit volledig, en dat is precies zoals het hoort.
Laat dit alles gezegd zijn, in de volle wetenschap dat ik slechts uw dienaar ben in een complexe wereld, een spinnenweb van relaties, die smachten om catharsis.
Aldus groet ik u genegen en hoffelijk,
Uw Jean-Pierre Hoofs.
OVER JEAN-PIERRE HOOFS
Hij mag dan geen sant in eigen land zijn, Jean-Pierre Hoofs is een man met naam en faam, niet in het minst in het Verenigd Koninkrijk. Hoofs stond decennialang aan het hoofd van de Londense School for Butlers & Hospitality, een instituut met wortels die teruggaan tot de 19de eeuw. Na een rijkgevuld leven aan de overzijde van het Kanaal resideert de man sinds twee jaar weer in het lieflijke Brugge, zijn beminde geboortestad. Daar vult hij zijn dagen als gepensioneerde zinvol in, onder meer als vlot Engelssprekende gids in het Memlingmuseum. Daarnaast verblijdt én verlicht hij de lezers van Au Parleur met zijn wijze raad voor meer courtoisie en goede manieren.
JV
Goed voorstel
Een man verschijnt in de garage en zegt:
‘Ik wil graag twee nieuwe ruitenwissers voor mijn Lada’.
‘Oké aangenomen. Dat lijkt me een eerlijk voorstel’ zegt de garagist.
Veel Spaans gevoel
Als ik met Spanjaarden praat zeg ik vaak mucho (moetsjo)
Dat moet zo want dat betekent veel voor hen.
GDB
© Au Parleur - JEROEN VERMEIREN/HANS LENGELER 2023/update 2024
SINT-DENIJSLAAN 31A - 9000 GENT
11, BOULEVARD CLEMENCEAU - 83510 LORGUES - FRANCE
BEELDEN: EIGEN WERK & UNSPLASH