- Negenenvijftigste editie - 16 november 2024 - 2e Jaargang -
'Hey Bro, (o, o, o …). Ik las ergens dat mensen die zich afkeren van kwaliteitsmedia en enkel nog informatie halen bij TikTok, Facebook en co, al snel in een echokamer terechtkomen (omen, omen, omen)’.
‘Dat is niks nieuw, Bro, algoritmen voeden je steeds opnieuw het soort berichten waar je ooit op klikte. Het gaat erom je zolang mogelijk online te houden zodat je zoveel mogelijk advertenties te zien krijgt’.
‘Dus, iemand zonder veel historisch besef of zonder een genuanceerde kijk op de dingen wordt zo voortdurend gehersenspoeld met dezelfde niet noodzakelijk correcte info’.
‘Waar komen anders al die samenzweringstheorieën vandaan denk je? Hoe komt het dat pertinente leugenaars en misdadigers het tot president kunnen schoppen?’.
‘Het zal wel niet dé reden zijn maar het zal er zeker toe hebben bijgedragen (agen, agen, agen)’.
‘Alert blijven en kritisch blijven, Bro (o, o, o …)’.
Hans Lengeler, Lorgues, Provence
Jeroen Vermeiren, Gent, België
Hoe moeilijker de tijden, hoe meer we met z'n allen voor escapisme kiezen. Een deel van de samenleving wil terug naar een mooi verleden, toen alles beter was, toen mannen en vrouwen hun plaats nog kenden, toen er nog respect bestond voor het gezag, toen papa en mama beslisten welke studies - en bij uitbreiding welk beroep - hun kinderen zouden volgen en uitoefenen. Ach, die onbezorgde en gelukkige tijd (waarin het braaf zwijgen was want bij de minste ongehoorzaamheid riskeerde je een draai rond je oren).
Waar liep het mis? Is er teveel democratie gekomen? Hebben we die vermaledijde Universele Rechten van de Mens wel nodig? Zijn we niet beter af met een beetje minder vrijheid? Wordt het geen tijd voor een sterke papa aan het roer van het land, een strijder die alle problemen voor ons oplost?
Vragen die een antwoord verdienen.
Au Parleur snuffelde wat in het verleden en stelde vast dat het vroeger inderdaad allemaal echt véél beter was.
Maar oordeel vooral zelf.
De Goede Oude Tijd, hoe mooi was het leven toen.
Maar misschien hebben we het verkeerd begrepen.
Het zou niet de eerste keer zijn…
De Goede Oude Tijd in een paar beelden samengevat
Vlaanderen. Je kan er veel over zeggen, maar niet dat onze wijken bol staan van een vernuftige stedenbouwkundige planning. Bekijk je het vanuit vogelperspectief, dan ontvouwt zich een lelijk lappendeken van verschillende bouwstijlen. Sinds kort weet ik ook: zoveel architecturale smaken, zoveel brievenbussen. Dat stelde ik empirisch vast tijdens een busronde in het kader van de lokale verkiezingen. De variatie die ik daarbij aantrof, was verbazingwekkend. Van gammele, roestige exemplaren (wanneer was mijn laatste tetanusinenting ook alweer?), tot hypermoderne mastodonten die niet zouden misstaan als brandkluis en waarvoor je net nog geen code nodig hebt. Verrassend genoeg bleek brieven bussen een verslavende bezigheid. Ik wist immers nooit wat het volgende huis voor mij in petto zou hebben. Zat de brievenbus verstopt in een haag vol spinnen? Was de bewoner thuis en ging die mij met pek en veren wegjagen? Of werd ik een smakelijk hapje voor de pitbull des huizes? Ik beken: de adrenaline joeg meermaals door mijn lijf en mijn ontzag voor postbodes nam bij elke ronde toe.
Ik heb voortaan ook een top drie. Met stip op nummer 1, de Grimmbus: een sprookjesachtig, beschilderd mini-huisje. Er zou zomaar een kabouter zijn armpje door de gleuf kunnen steken en de post aannemen. Op de tweede plaats: de gapende camouflagebus, ingemetseld in de muur die de voortuin omheint, met een simpele, open gleuf zonder klepje. Die verdient het zilver in deze ranking, omdat het zo lekker smooth bust: met een welgemikte polszwaai heb je je brief zo gepost. Als ik er zo’n paar na elkaar had, dan raakte ik in een heerlijke flow. Tjsak, tsjak, tjsak. Ik begon er spontaan een oud reggaenummer bij te neuriën: “Oh did you get that message yesterday, jah sent I as your postman with your mail.”
Spelbreker: de HollebolleGijs, uitgerust met stijve klep én stugge weerborstel. Die drijft je postbode-skills tot het uiterste. Je houdt krampachtig met beide handen het papier vast en probeert het zo vlak mogelijk erin te schuiven. De brievenbus vreet het stukje bij beetje op. “Papier hier”. Je hebt er het raden naar of de geadresseerden de post heelhuids zullen vinden. Geen voer voor mijn top drie dus.
Wel op mijn favorietenlijst: de postsierlijke brievenbus. Een eenvoudige opening in de voordeur waarbij de post geruisloos naar beneden dwarrelt in de hal van de bewoners. Terwijl je kijkt hoe de brief gracieus op de deurmat of de vloer valt, vang je ook enkele seconden een glimp op van het leven achter de gevel, een schoenenrek, een handvol jassen aan een kapstok. Tot de klep dichtvalt. Onherroepelijk. Je wil natuurlijk niet de indruk wekken dat je een gluurder bent.
Soms zat de brievenbus stampvol (Vakantie? Leegstaande woning? Desinteresse in wat de buitenwereld te vertellen had? Een zeer specifieke vorm van hoarding? ). Soms werd ik afgeschrikt door stickers als: Geen reclamedrukwerk! Geen regionale pers! Het deed me stilstaan bij wat er dan wél nog in belandde. Rekeningen? (Zou dat als sticker werken? Geen rekeningen!) Een nationale krant? Hopelijk af en toe nog wat persoonlijke briefwisseling? Het is op zijn minst frappant. Terwijl onze virtuele mailbox uitpuilt, raken onze fysieke brievenbussen steeds leger. Waar we nu 24/7 allerhande info en nieuws toegestuurd krijgen, was dat vroeger heerlijk afgebakend tot één vast moment per dag en dan enkel tijdens de werkweek. Geen algoritme dat bepaalt wat je te lezen krijgt, maar jij die zelf besliste wat de keukentafel bereikte en wat je bij het oud papier in de garage gooide. En dan het allermooiste wat een brievenbus je schenken kon: iemand die jou met de hand een kaartje schreef, voor je verjaardag, voor kerst, vanop reis, er een postzegel op plakte en jij die met een draai aan het slot een stroom aan wensen ontketende.
“Is de postbode al geweest?”
Ik ben 11 jaar en kijk halsreikend uit naar een nieuwe brief van mijn pennenvriend uit Perk (als je ooit een pennenvriend neemt, dan liefst een die allitereert of die klinkt als het begin van een limerick: er was eens een pennenvriend uit Perk…). Y. was mijn eerste grote crush als prille tiener. We ontmoetten elkaar op toneelkamp in Oostmalle. Op de laatste avond dansten we onze eerste slow op “Senza una donna” van Zucchero. Ik was bijlange nog geen vrouw, maar tijdens die dans voelde ik zachtjes iets ontluiken. Een hunkering naar omarmd te worden, geborgenheid samengedrukt op één tegel, overvloeien totdat je je niet meer van elkaar kan onderscheiden. Al kon ik dat toen natuurlijk nog niet met zoveel woorden beschrijven.
Uit die ontmoeting ontsproot een schrijfrelatie van enkele maanden. We penden erop los alsof ons leven ervan af hing en soms was dat ook werkelijk zo. De puberteit klopte aan. We stortten ons hart uit in gutsend blauwe vulpeninkt, deelden onze kleine wereld met elkaar (wat we leuk vonden en haatten – vakken op school, muziek,…) en ja, we vroegen het aan (ik weet niet meer wie als eerste). Er volgde later nog een “echt” afspraakje, maar we voelden dat het fysiek niet zo knetterde als op papier. Hij en ik waren uitverkoren platonisch. Papieren vel tegen vel, liefde gedrenkt in inkt.
Er is trouwens nóg een brievenbus die helemaal bovenaan mijn ranking staat. Die van nr. 9, het laatste huis in de laan waar ik opgroeide, een doodlopende straat eindigend in een T-splitsing. De ene kant leidde naar de brievenbus in kwestie, de andere naar uitgestrekte weiden en bossen. Meer opties hadden we toen niet nodig. Het was een stevig gemetseld exemplaar, rode bakstenen en een bovenblad van beton, breed genoeg om er met drie kinderen op te zitten. De eerste jaren deed het dienst als voetbalgoal of schuilplaats bij verstoppertje of tikkertje in de hoogte. Later bleek het een uitgelezen verstopmuur voor eerste zoenen, onhandig gefriemel en andere onschuldige tienerzondes. Maar dat alles dus niet met Y.
Ik ontdekte enige tijd geleden dat hij uiteindelijk architect geworden is. Het verbaasde me niet: in een van zijn brieven had hij een uitvoerige beschrijving neergepend van de piramides die hij tijdens zijn reis naar Egypte had bezocht. Zou hij als hij een huis ontwerpt, speciaal aandacht schenken aan de brievenbus als poort naar (tiener)dromen? Ik vrees ervoor. Het is niet meer van deze tijd. Wie weet wordt het binnenkort zelfs als optie voorgesteld helemaal aan het einde van het plangesprek: “Oh ja, een overbodige vraag, maar sommige mensen vinden het nog een leuk aardigheidje uit de vorige eeuw: wilt u dit huis met of zonder brievenbus?” De bestaande exemplaren zullen een treurig lot beschoren zijn: ze worden dichtgemetseld of krijgen een nieuwe bestemming als bloembak of vogelhuis (of de ergste nachtmerrie: als ideeënbus op kantoor).
Misschien voer ik ooit actie voor het behoud van de brievenbus. Met een in blauwe vulpen handgeschreven pleidooi op een mooi kaartje, dat de zoete ambacht van het schrijven en de kracht van de attentie in de verf zet, zou ik van deur tot deur trekken. Ik zou mijn woorden zorgvuldig kiezen en drenken in nostalgie. Soms moet je immers perk en paal stellen aan de vooruitgang. Behalve dan: stemrecht, bescherming van minderheden, vrouwenrechten, sociaal overleg, klimaatmaatregelen, enz. Maar de hyperdigitalisering van menselijk contact en tienerdromen? Dat wel.
EVB
Ik moest je maar eens een finale brief sturen, bedacht ik mij onlangs.
Ik droom al maanden nacht na nacht van jou. Zonder enige adempauze elke keer weer van jou. Probeer dat maar eens wetenschappelijk te verklaren zonder te verzanden in onnozele, psychologische hocus pocus en de grillen van het onderbewuste. Anderzijds: de ratio en de nuchterheid, die zijn wij elk op onze manier al heel lang kwijt. We maken onszelf iets anders wijs, natuurlijk. Dat is hoe mensen overleven. Hoe wij overleven. Wij draaien onszelf een loer. Wij verzinnen verhaaltjes voor het slapengaan. Waarop de nachtmerries ons inhalen en roepen: ‘Gij frauduleuze! Gij illusionist!’. En gelijk hebben zij.
Ik droom al maanden nacht na nacht van jou. Niet zelden is daar verzoening mee gemoeid. Even vaak is verwijdering nog meer ons deel dan het in ons aardse bestaan al is. Wat moet een mens daarmee? Wat moet ík daarmee? Nu eens ben je held, superman, baken. Dan weer ben je rancune, verongelijkte, onmachtige, zeikerachtige.
Ik moest je maar eens een finale brief sturen, bedacht ik mij dus.
Ik droom al maanden nacht na nacht dat wij in wezen van elkaar houden, maar misschien is net dat bij uitstek de droom. Misschien waren wij lang geleden al voorbestemd elkaar te verliezen. Dat is een lastige gedachte voor iemand die altijd maar op handen wilde dragen. Op handen wil gedragen worden. Zoals Bram Vermeulen: ‘Maar toen ie eindelijk keek, was alles al voorbij.’ Een dichter verwoordde het ooit zo:
Een boom en zijn fruit
Het verschil tussen hangen en staan
En in de geboorte kondigt zich al
Het afscheid aan.
Die dichter was ik.
Ik vraag mij wel eens af of ik jou zal begraven of jij mij. Het laatste leek lang waarschijnlijker. Ik rookte meer dan goed was voor mijn longen. Ik dronk haast zeker meer dan wat een gemiddelde lever aanvaardbaar vindt. Intussen is de tabak al een half jaar geheel verbannen. Het geestrijk vocht gaat diminuendo. Soms resoluut, soms aarzelend en schoorvoetend. Er is immers altijd de leugen van de troost. Maar ik weet. Ik besef. Ik verdoezel niet. Ik bezweer de demonen, en ja, zij zijn talrijk.
Ze kunnen mijn rug op. Want: het is goed in de leer te zijn. Het is beter dan niet in de leer te zijn. Het is beter dan een zweer te worden in je eigen ingewanden, waar wie weet hoeveel branden heimelijk woeden straks.
JV
“Neen, later wordt het niet beter, dan moet je toch ook gaan werken, kom je thuis, eet je en ga je slapen? Elke dag opnieuw?”
Zoonlief is net terug van school en duidelijk vermoeid zwiert hij zijn boekentas in een hoek en trekt de ijskastdeur bijna uit zijn hengsels op zoek naar eten. Die jongen heeft een kracht waar hij zichzelf nog niet van bewust is en die duidelijk nog wat kanalisatie behoeft.
Met een iets verhoogde zeemzoete stem heb ik hem gevraagd hoe het op school was die dag. En voegde er ‘mi Amor’ aan toe. Maar dat mocht allemaal niet baten. “Kut. Zoals altijd. Niets gegeten. Waarom? Omdat dat me niet interesseert maar ik heb dus nu keiveel honger. Niets geleerd, neen. Iets interessant? Laat me niet lachen, er is niets dat me boeit.” En in een poging om iets hoopvols te zeggen had ik toegevoegd dat hij er bijna van af was, van het lycée, en dat het er dan helemaal anders zou gaan uitzien.
Zo dadelijk moeten we samen achter de computer duiken en zijn toekomst uitstippelen. In Frankrijk moet je je in het laatste jaar van het lycée inschrijven op de website ‘parcoursup’, duizend en één documenten uploaden en keuzes maken: wat en waar en welke opties en als die maanden later niet aanvaard zouden worden moet je helemaal opnieuw beginnen. We staan voor een traject van lange adem.
Toen ik dat twee jaren geleden voor de oudste moest doen was ik niet alleen veel te laat hieraan begonnen maar ook, dat was het eerste jaar dat die website in gebruik werd genomen en er waren continu foutmeldingen. Om gek van te worden. In Frankrijk ontwerpen ze elk jaar nieuwe websites waar je allerlei persoonlijke informatie opnieuw moet uploaden. Voor je belastingaangiftes, voor je sociale bijdragen, voor je sociale zekerheid, voor de inschrijvingen van je kind op school, voor het kot waar je kind verblijft, voor de schoolverzekering van de kinderen en ga zo maar door. Ik vraag me wel eens af op hoeveel servers mijn identiteitskaart of een elektriciteitsfactuur ter bewijs van onze woonachtigheid in Frankrijk geparkeerd staan. En ook: hoeveel werk creëren Fransen niet met continu nieuwe tools te maken om informatie te verzamelen? Het zou het leven moeten versimpelen maar ondertussen weet niemand nog waar je wat moet invullen en opzoeken. Maar dat is misschien de hele opzet, meer administratie is uiteraard ook minder tijd om de staken.
In een land waar mensen aan de kassa nog een cheque uitschrijven voor een pakje boter van 2 euro, kan je je immers aan alles verwachten. Toen ik nog een koekjesbakkerij in de bergen had, werd ik gek van die cheques. De winstmarge op een zakje koekjes daalde zienderogen bij elke cheque, die je samen met een handmatig ingevuld strookje moet afleveren bij je bank, minstens 20 minuten rijden, en waar er dan ook nog bankkosten voor in rekening worden gebracht.
Ik denk wel eens aan die mensen die die cheques en hun bijhorende ingevulde strookjes uit de post vissen, handschriften moeten ontcijferen en dat dan weer ingeven in een computer. Respect voor hen maar ik word daar niet gelukkig van en voel mijn zoon zijn verzuchtingen. Het zal je werk van alle dag maar zijn.
En het is me niet vreemd, want tussen al mijn verschillende jobs zaten er ook enkele bij waarvoor ik me elke dag naar het werk sleepte en me rechthield met de mantra: ‘je brengt eten op de plank voor je kinderen, dat is ook heel waardevol.’
Maar er zijn ook openingen in een mensenleven. Wanneer je denkt dat je bijna insneeuwt als je richting de 50 gaat, think again! Oudere, wijze vrouwen hebben me er eerder, tijdens zo’n dip, al op gewezen: dat alles altijd mogelijk is en je jezelf altijd opnieuw kan heruitvinden. Als je in een dal zit denk je: ‘jaja, dat zal wel’ want dan zie je niet wat er achter een berg ligt te blinken. Maar ik voel me nu op een hoog(te)punt. Rondom mij zie ik allemaal vruchtbare gronden vol nieuwe paden. Ik voel me ook strijdvaardiger dan ooit: ik weiger een verschrompeld oud besje te worden dat in de routine en dagelijkse sleur een stille dood sterft.
Die herwonnen levensvreugde, dat portaal aan mogelijkheden, wil ik zo graag doorgeven aan mijn zoon die na jaren in een Frans klassiek schoolsysteem bijna uitgedoofd is. Dus ik blijf zaadjes opgooien: je hoeft helemaal niet direct te gaan studeren, je kan ook van alles anders doen en zo meer voeling krijgen met wat je graag doet. “Neen, laat maar,” zegt hij met een lichte ergernis in zijn stem door dat over-enthousiasme van zijn moeder die het licht weer heeft zien aangaan, “ik zal me inschrijven voor een eerste jaar fysica en chemie en dan zien we wel.”
Nu ik een twijgje aan interesse vast heb strooi ik met mogelijkheden in het rond: “Geweldig! Je kan dan een oplossing zoeken voor het nakend watertekort in de wereld?! Meewerken aan een oplossing voor de klimaatopwarming?! En ik zag een documentaire over een nieuwe tak in de wetenschap: gedragsonderzoek bij planten, wist je dat je een plant ook kan conditioneren met de Pavlov methode? Hoe fascinerend!”
“Mama, dat is biologie, dat wil ik helemaal niet doen!” ploft de zoon naast me neer. Ik voel dat ik nu beter kan zwijgen en toets de url in. Maar éénmaal daar geraak ik maar niet verder. Ik druk steeds driftiger op de inlogknop tot zoonlief mij op de kleine lettertjes wijst: ‘vanaf 18 december kan u zich hier inschrijven’. Blijkbaar begint de periode om ‘na te denken over wat je wilt doen’ vandaag, en pas vanaf 18 december, als je genoeg hebt nagedacht en weet wat je wilt, kan je inloggen.
Ok, over enkele weken zal ik de zoon nog eens moeten motiveren om samen met mij achter de computer te kruipen, maar wie weet heeft er in die tussentijd één van de zaadjes toch vaste grond gevonden en straalt de zon op zijn bergtop. In het leven is alles mogelijk, toch?
SL
Schilderij: Lilith van Damme
Vrieeend,
Regen en kilte hielden me binnen. Het was zelfs zo erg dat ik mijn verwarming aanzette, iets wat ik elk najaar zo lang mogelijk uitstel. Niet dat ik een masochist ben, maar het moet al echt onaangenaam zijn eer ik die stap zet. Het is een spelletje dat ik met mezelf speel. Voor de sport, zeg maar. Ik kleed me tijdens de eerste frisse weken gewoon wat dikker aan, haal mijn wollen sokken uit de kast en probeer wat in beweging te blijven. Maar nu was ik het plots beu. Op zonnige dagen krijg je op de middag nog wat gratis warmte, toch in de kamers op de zuidkant, en warmt mijn appartement voldoende op. Maar nu, met die lage wolken en de vroege sneeuwval in de Haute Provence, ging ik overstag en knipte één radiator aan. Het voelde aan als een nederlaag.
Maar kijk, een dag later lokte een blauwe hemel me alweer naar buiten. Wat zou ik een keer gaan doen? Mijn boulevard eens op- en afwandelen? Neuh, daarmee ben ik op vijf minuten klaar. Heb ik niets nodig van de winkel? Neuh, ik heb voldoende voorraad in huis.
Ik zocht een smoes en vond er een. Ik maakte mezelf wijs dat het tijd was om die update voor mijn gps eindelijk eens te gaan opladen - mijn wagen stuurt me om de zoveel maanden een link naar nieuwe data die ik op een usb-stick moet zetten, die moet ik dan inpluggen terwijl de motor draait - en ik begaf me naar de parking waar mijn wagentje stond.
Uit ervaring weet ik dat de overdracht van de nieuwe wegenkaarten al snel drie kwartier in beslag neemt en liever dan ergens ter plaatse te staan stinken, maak ik een klein ritje in de buurt. Ik reed richting Le Muy en nam impulsief een andere weg terug naar huis waardoor ik geheel per toeval passeerde aan la Chapelle Sainte-Roseline in Les Arcs.
Mijn fantasie sloeg een beetje op hol. Bij gebrek aan beter had ik nog maar recent De Da Vinci Code nog eens bekeken. Roseline… heeft dat iets te maken met de Schotse Tempelierenkerk in Rosslyn? De Provence ligt ten slotte bezaaid met huizen en ruïnes die ooit in bezit waren van de soldaat-monniken. En volgde professor Langdon uit de film niet de “rose line” in Parijs? Misschien zat hier wel een spannend verhaal in.
Wacht, de “rose line” uit de roman van Dan Brown is gewoon de Parijse meridiaan herinnerde ik me plots, de auteur verzon er zelf de naam “rose line” bij om zijn verhaal te laten kloppen. In die richting moet ik het dus niet gaan zoeken. En Rosslyn Chapel dateert uit de vijftiende eeuw, meer dan honderd jaar na het verdwijnen van de Tempelorde.
De Hollywoodwolk waarin ik even zat, loste al snel op. Spijtig.
Ik was er nu toch, ik kon evengoed een kijkje nemen. Mooie bedoening, dat moet ik zeggen. Men heeft er een wijndomein tegenaan gekleefd en nogal wat dure moderne kunst in de tuinen gelegd. Er is zelfs een Chagall aanwezig. Binnen, in het klooster weliswaar. Alleen, ik mocht niet binnen. Bezoek is enkel toegestaan in de namiddag en daar wilde ik niet op wachten. In de wijnshop - die is altijd open - kan je brochures en souvenirs vinden en daar duikt ook de naam van Adrien Maeght op. Dat verklaart waar de kunstwerken en de centen vandaan komen want de familie Maeght heeft een reputatie als mecenassen en kunstverzamelaars.
Maar hoe gaat nu eigenlijk het verhaal van Sainte-Roseline? Awel, dat gaat zo.
In de elfde eeuw bouwde een geloofsgemeenschap op deze plek een klooster met kapel. Eind dertiende eeuw had de lokale heer een dochter, Roseline, waar hij niks mee kon aanvangen maar omdat ze zo braaf was, schopte hij haar naar het klooster. Middels de nodige centen kocht hij haar de positie van abdis op voorwaarde dat ze hem zou terugbetalen - de lokale heer stond bekend als een notoire vrek. Het enige wat redding kon brengen was een mirakel zodat men pelgrims kon aantrekken die welwillend in de buidel zouden tastten om zich van een plek in de hemel te verzekeren. En kijk! Op een dag veranderde Roseline een korf brood in rozen. Nomen est omen zegt men wel eens. Er was die dag dan wel geen brood voor de kloosterzusters maar ze konden wél aan geurige bloemen ruiken en dat is ook iets waard. Het wonder was dus geschied en de zaken begonnen na wat mond aan mondreclame te floreren.
Na een boeiend leven sterft Roseline en dan volgt er begot alweer een wonder. Haar lichaam weigert namelijk te ontbinden en men legt haar Sneeuwwitjesgewijs in een glazen kist. Wie betaalt mag haar even aanraken want het verhaal doet de ronde dat je dan kan genezen van vreselijke kwalen. Het geld stroomt binnen tot men ontdekt dat de overblijfselen van Roseline eigenlijk werden vervangen door een wassen beeld en dat haar lichaam hoofdzakelijk bestaat uit kippengaas. ‘Alweer een wonder’, roepen de kloosterzusters, ‘Onze Heilige Roseline is getransformeerd in was! Looft den Heer!’.
‘Met alle Chinezen’, denken de pelgrims en het klooster geraakt in verval. Tot het dus wordt gerestaureerd in de twintigste eeuw en men er opnieuw een businessmodel van maakt.
Ziezo, meer is het niet.
Ik ga later wel eens terug voor een grondig bezoek. Als een blauwe hemel me naar buiten lokt.
HL
Goede welopgevoeden (inclusief de krap-bij-kas-zittenden!),
Het leven is duurder dan ooit, dat hoef ik u, ervaringsdeskundigen, niet te zeggen. Voor die lieden die zich een butler kunnen veroorloven, is moeite om rond te komen een exotisch concept. Dat heb ik veelvuldig vanaf de eerste rij kunnen vaststellen. Zelf ben ik van eenvoudige komaf. Bovendien werd mijn moeder al jong weduwe. Ware daar niet meneer Gaston geweest – een bekend christelijk politicus uit die tijd – ik zou al op mijn veertiende in een textielfabriek geëindigd zijn. Ik mag dan voor de rijken en decadenten der aarde gewerkt hebben, mijn hart slaat allegro en crescendo voor zij door de grillen van het leven elke eurocent moeten omdraaien. Eén van mijn naaste vrienden, een dichter, verkeert in dat geval. Het is bij wijlen schrijnend om te zien. Het is te zijner ere en opmontering dat ik deze week dieper inga op de etiquette van het elegant besparen. Ik hoop hem daarmee tot troost te zijn.
Besparen, vrienden van de wellevendheid, het klinkt zo banaal, bijna ordinair. En toch is er niets zo chic als iemand die met waardigheid de financiële eindjes niet alleen knoopt, maar ze elegant tot een strik weet te wikkelen. Want armoede mag dan geen schande zijn, een gebrek aan stijl is dat altijd. Gelukkig kan ik de goegemeente wat dat laatste betreft gezwind ter hulp schieten. Verspreid de volgende wenken dus zeker onder de armoezaaiers in uw naaste omgeving!
Besparen zonder buigen
In de supermarkt zoeken naar de goedkoopste producten is een kunst, maar nooit zonder decorum. Wil u de bodem van het schap bestuderen? Laat uw knieën dan nooit knakken. Maak er een sierlijke plié van alsof u auditie doet voor een choreografie van bescheidenheid. Spreek ook nooit van ‘korting’ maar van een strategische aankoop.
Het BYO-dilemma
Financiële etiquette vereist creativiteit in het sociale leven. Geen geld voor uitgebreide diners? Organiseer dan een ‘participatief culinair salon’, waar iedereen iets meebrengt. Uw bijdrage? De sfeervolle kaarsen die het geheel laten baden in een gloed van gezelligheid. Niemand hoeft te weten dat u, wanneer u alleen bent, op voornoemde kaarsen bent aangewezen om uw handen te warmen. Laat de uitnodiging voor uw vrienden vergezeld gaan van een aforisme dat tot denken aanzet, zoals bijvoorbeeld: ‘Eenvoud is het hoogste goed.’
Mode op een budget
De kleren maken de man, dat weet zelfs een kind. Maar… het prijskaartje mag niet de ziel van de man breken en al zeker niet zijn onder grote pressie verkerende portefeuille (voor zover hij zich zulk lederen kleinood kan veroorloven). Mijn advies? Een strooptocht langs alle kringloopwinkels in de omgeving. O ja, en die kringloopwinkels noemt u voortaan vintage ateliers. Dat is niet eens gelogen. U kunt uw vestimentaire keuzes nog meer gewicht geven door erop te wijzen dat elk kledingstuk een eigen verhaal vertelt. Zoals die blazer die u op de kop tikte, maar ooit nog aan ene Wilfried Martens toebehoorde. Een collector’s item, zowaar!
Water drinken als een vorst
Tot slot: een glas kraantjeswater in gezelschap hoeft geen reden tot schaamte te zijn. Verontschuldigt u zich dus nooit voor uw keuze. Integendeel! Voeg een blaadje munt toe en spreek kalm tot uw gasten: ‘Ik waardeer de eenvoud van puurheid.’ Een wijnproever zal zich naast u plots erg decadent voelen. En terecht.
Zo. Of u nu met overvloed of met beperkingen leeft, elegantie zit niet in de balans van uw bankrekening maar in uw houding. En slechts wie met stijl weet te besparen, bewijst dat het leven op elk niveau een kunstvorm kan zijn.
Dan wens ik u nu, onder het genot van een dertigjarige single malt whisky gerijpt op middeleeuwse sherryvaten, een allerdeugddoend weekend!
U immer genegen,
Jean-Pierre Hoofs
OVER JEAN-PIERRE HOOFS
Hij mag dan geen sant in eigen land zijn, Jean-Pierre Hoofs is een man met naam en faam, niet in het minst in het Verenigd Koninkrijk. Hoofs stond decennialang aan het hoofd van de Londense School for Butlers & Hospitality, een instituut met wortels die teruggaan tot de 19de eeuw. Na een rijkgevuld leven aan de overzijde van het Kanaal resideert de man sinds twee jaar weer in het lieflijke Brugge, zijn beminde geboortestad. Daar vult hij zijn dagen als gepensioneerde zinvol in, onder meer als vlot Engelssprekende gids in het Memlingmuseum. Daarnaast verblijdt én verlicht hij de lezers van Au Parleur met zijn wijze raad voor meer courtoisie en goede manieren.
JV
Zo mooi zo blond en toch...
Waarom zet een blondje haar bril af tijdens de alcoholcontrole?
Dat scheelt alvast twee glazen.
Waarom neemt een blondje een autodeur mee naar het strand?
Als het te warm wordt kan ze dan een raampje openzetten.
GDB
© Au Parleur - JEROEN VERMEIREN/HANS LENGELER 2023/update 2024
SINT-DENIJSLAAN 31A - 9000 GENT
11, BOULEVARD CLEMENCEAU - 83510 LORGUES - FRANCE
BEELDEN: EIGEN WERK, UNSPLASH & FREEPIX