- Tweeënzestigste editie - 7 december 2024 - 2e Jaargang -
'Hey Bro, is hij geweest?’.
‘De Sint bedoel je? Ja natuurlijk’.
‘Bij mij bracht de goedheilig man vooral facturen’.
‘De Sint heeft een winters karakter, Bro. Het is dus niet verwonderlijk dat hij voor de grote mensen andere dingen door de schouw gooit dan voor de kinderen’.
‘Inmiddels zit hij alweer ergens in het warme Spanje’.
‘Zou de Sint sangria drinken? Of eerder dos cervezas…’.
‘Dat is meer iets voor die andere half-heilige, Bro. Maar daar hebben we al genoeg over gehoord deze week’.
Hans Lengeler, Lorgues, Provence
Jeroen Vermeiren, Gent, België
“Te donker, te grijs, te nat, te koud, ik ben ermee weg. Tot de volgende”.
ps: Jan Decleir is niet de Sint, ik ben de échte. En de kerstman, dat is uw mama en uw papa.
Vrieeend,
Om de zoveel tijd moeten de lenzen van mijn bril een beetje worden aangepast want de ogen gaan, zoals de rest van lijf en leden, met de jaren stilaan achteruit. Bij het vorig bezoek aan de oogarts, twee jaar geleden, werd me gezegd dat ik aan beginnende cataract leed. Deze keer werd me gezegd dat ik een beschadigde oogzenuw heb aan één kant. ‘En neen, je hebt helemaal geen cataract meneer’. ‘Glaucoom misschien?’, vroeg ik, ‘want mijn vader had dat en dat is iets genetisch’. Neen, ook geen glaucoom.
Ik herinnerde me dat ik tijdens de eerste coronagolf met een compleet verstopte sinus rondliep. Weken heeft dat geduurd. Ik probeerde die vrij te krijgen middels spoelen met fysiologisch serum en hard snuiten. ‘Je hebt daarbij waarschijnlijk veel te veel geweld gebruikt’, zei de oogarts, ‘zoek maar niet verder, het hangt allemaal samen’.
Het zal wel kloppen want sindsdien heb ik in de rechterbovenkant van mijn gezichtsveld een progressief verlopend dubbelzicht. Dat klinkt ingewikkeld maar het is niet meer dan loensen op verticale wijze. Dat heeft voor- en nadelen. Als ik bijvoorbeeld vanuit mijn raam naar de verre bergen kijk, zie ik ze vanuit een bepaalde hoek twee keer boven mekaar. Dat kan heel mooi zijn in de winter als er sneeuw ligt. Maar een mens houdt toch graag de focus op de wereld en dan is het een nadeel.
‘Kom volgende week nog eens terug’, raadde de oogarts me aan, ‘we zullen proberen te bepalen hoeveel afwijking je hebt en waar ze zich precies situeert’. Ik rekende af en maakte meteen een nieuwe afspraak.
Die keer werd ik geholpen door een charmante assistente. Gedurende een dik uur onderging ik tests tot ik scheel zag van vermoeidheid. Maar het loonde want men kon een vrij accurate analyse van het probleem maken. Men stelde me voor om niet langer bifocale lenzen te gebruiken maar om vanaf nu een bril te dragen met eenvoudige lenzen voor veraf en een andere met lenzen voor dichtbij. ‘Middels het integreren van een corrigerend prisma op de lens ben je van dat dubbelzicht verlost’, verklaarde de assistente, ‘dat is nogal kostelijk en het wordt niet terugbetaald, maar het is de enige oplossing die ik kan bedenken’. ‘De wetenschap staat voor niets’, antwoordde ik, ‘laten we dat dan maar doen’. ‘Prima’, zegde ze, ‘probeer het een paar weken uit en kom dan nog eens terug. En best niet teveel met de wagen rijden in het begin, je moet eerst je ogen laten wennen’.
Ik rekende af en begaf me met mijn recept naar de brillenwinkel van Lorgues.
De optieker, qua voorkomen een kloon van onze eigenste Charles Michel, bestudeerde de formule die ik had meegekregen van de oogarts en herhaalde dat een lens met corrigerend prisma nogal kostelijk is en niet wordt terugbetaald. ‘Wat stel je voor?’, vroeg ik. ‘Niks’, antwoordde hij, ‘je hebt geen keus. Maar het goede nieuws is dat je huidige bril van bij ons komt, je moet maar één nieuw montuur kiezen’. ‘Ik heb nog wat oude monturen liggen’, stelde ik voor. ‘Neen, neen’, antwoordde hij geschrokken, ‘dat doen we eigenlijk niet, we kunnen daar geen garantie op geven en zo, kies een nieuwe. We zullen bellen als alles klaar is, waarschijnlijk morgen of begin volgende week’.
Er gingen vijf dagen voorbij zonder bericht en toen liep ik zelf maar even aan. ‘Neen, nog geen tijd gehad’, verklaarde Charles Michel, ‘waarschijnlijk morgen’.
Er gingen opnieuw drie dagen voorbij zonder bericht en ik liep nogmaals aan. ‘Ja’, sprak een glunderende optieker, ‘er is al één bril klaar. De andere is waarschijnlijk voor morgen of begin volgende week’.
Twee dagen later kreeg ik telefoon en ik stapte meteen naar de winkel. Alles paste op neus en ogen en ik rekende af. Toen ik mijn bankkaart in de betaalautomaat stak, moest ik een heel klein beetje wenen maar ik hield me flink.
‘Wat ik nog wilde vragen’, zei ik, ‘ik had ook een zonnebril volgens recept. Die is niet langer geschikt. Betekent dat dat ik nog een keer een nieuw paar zonnelenzen nodig heb?’. ‘In principe wel’, antwoordde Charles Michel, ‘Daar moet dan ook een corrigerend prisma in worden geïntegreerd maar dat is nogal kostelijk en dat wordt niet terugbetaald’. ‘Heb je niet zoiets als een clip-on?’, vroeg ik, ‘Dat verkoopt men zelfs op de markt voor vijf euro, al is dat waarschijnlijk van zo’n zielige kwaliteit dat het na een week alweer kapot is’. ‘Ik zal eens informeren’, zegde de optieker, ‘ik stuur je een bericht van zodra ik meer weet. Waarschijnlijk morgen of begin volgende week’.
Er gingen drie dagen voorbij en toen belde de optieker om te zeggen dat hij was vergeten dat er drie dozen clip-ons in de winkel lagen en dat we dat eigenlijk meteen hadden kunnen regelen, maar ja, met dat vele werk altijd…
Ik begaf me naar de brillenwinkel en koos voor een donkerblauwe clip-on. ‘Prima’, zei ik, ‘we zijn eindelijk rond zeker?’. ‘Alleen de clip-on nog afrekenen’, zei de optieker.
Zo, nu dat van de baan is, kan ik me eens terdege bezighouden met het vervangen van mijn kapotte ijskast. Een mens heeft dat soms nodig in het zuiden.
Een ijskast wordt wel niet terugbetaald…
HL
Ik wandel en ik ben kwaad.
Nee: ik ben kwaad, dus ik wandel.
Het is al donker en ik loop langs een lelijke steenweg die de buitenwijken met het stadscentrum verbindt.
In de verte kondigt vaag feestgedruis en getoeter van verkeer aan dat ik op het punt sta de grens over te steken. Van een indommelend suburbia waar mensen op dit uur de rolgordijnen naar beneden laten en de stilte binnen, naar het deel van de stad dat nu pas terug ontwaakt.
Hoe verder ik stap, hoe harder mijn woedend hoofd bonkt.
Ik ben kwaad, omdat ik me als boze, maar desondanks toch weerloze vrouw langs deze steenweg bewust moet zijn van vluchtroutes en de sleutelbos in mijn handtas.
Ik ben kwaad op de Tafel van Gert. Dat er een man aan tafel schuift om te getuigen over uitzonderlijk partnergeweld tegen mannen. Op de enige dag van het jaar waarop we aandacht vragen voor geweld tegen vrouwen.
Ik ben kwaad op vrouwen en meer bepaald de vrouwelijke politici die in een ander programma feministen gelijkstellen aan mannenhaatsters. Ik ben kwaad dat diezelfde vrouwen geloven dat we zonder quota onze plek ook wel hadden kunnen opeisen in machtsposities.
Ik ben kwaad op de man die plomp naast mij plofte op de trein vanmorgen, nog voor ik mijn rugzak kon weghalen, en het maar evident vond dat ik plaats maakte voor hem.
Ik ben kwaad dat ik mijn fiets daarnet liet staan aan het station, terwijl ik morgenochtend mijn kind daarmee naar school moet brengen.
Ik ben kwaad dat ik nu op mijn route terug naar het station een café passeer vol twintigers en dertigers die ongebonden, onbezonnen op een weekavond bier en wijn nuttigen en het leven overpeinzen en vieren, alsof dat potverdorie de gewoonste zaak van de wereld is. Ik ben kwaad omdat ik besef dat ik ‘hen’ al lang niet meer ben. Vorig jaar stak ik onherroepelijk de grens over van de midlife, van het bonzende, blakende centrum van het leven richting de buitenwijk op rust.
Ik ben kwaad dat ik geen tweede pensioenpijler heb en dat ik geen bunker heb. Twee zaken die vandaag in het nieuws kwamen als zijnde essentieel anno 2024.
Ik ben kwaad dat journalisten en experts me zeggen wat ik moet doen. Ik ben kwaad op het collectieve angstgevoel dat gekweekt wordt door de media. Ik ben kwaad op mijn individuele angstgevoel dat ik mezelf aangeleerd heb.
Ik ben kwaad dat ik het mezelf zo moeilijk maak. Niet op zijn minst door een fiets te vergeten aan een station op een herfstige weekavond. Ik ben kwaad dat vrouwen het andere vrouwen ook zo vaak moeilijk maken.
Ik ben kwaad op de regisseuse die het een goed idee vond om politica’s voor het grootste deel van de aflevering al kokend in beeld te brengen (jammer genoeg niet van woede over het patriarchaat). Ik ben kw… , nee, ik ben teleurgesteld dat ze dan wel de kans liet liggen om hen een hertoginnehapje te laten bereiden in dat tranendal van een kasteel gebouwd op de fundamenten van masculiene machtspolitiek.
Ik ben kwaad dat we het al 10 jaar zonder Luc De Vos moeten doen. Niet alleen Gent, maar Vlaanderen en bij uitbreiding de wereld.
Maar bovenal ben ik kwaad dat die wereld al meer dan een jaar gemakshalve de andere kant opkijkt.
Zij hebben al zoveel afgezien.
Zij kunnen niet meer dromen.
In stilte trap ik me een weg naar huis. Ik steek de grens terug over naar de buitenwijk. Nee, ik ben niet meer onbezonnen en ongebonden, maar ik ben tenminste wel vrij.
EVB
Het is vrijdag en de werkdag is voorbij. Evenzo de werkweek. Schrijven voor Au Parleur? Nog niet aan toegekomen, terwijl dat eigenlijk het liefste is wat ik doe. Maar: het glas is altijd halfvol! Ik kan mijn weekend nu toch maar mooi beginnen met – ik citeer – ‘het liefste wat ik doe’: woorden eerst laten dwarrelen in de winderige winterlucht en ze vervolgens selectief strooien op (virtueel) papier. Hier.
Ik trok vandaag arbeidshalve naar Oostende. Het fijne communicatiebureau waarvoor ik werk, zet geregeld de tanden in scenografische projecten (dat is schoon Vlaams voor expo’s). In de koningin der badsteden zijn we heden de Venetiaanse Gaanderijen – na maanden hard labeur in de coulissen - aan het prepareren voor de expo ‘Testerep en het verzonken Oostende’.
Dat zit zo: waar nu Oostende ligt, strekte zich ooit het mysterieuze eiland Testerep uit. Een eiland dat in 1394 grotendeels door de golven werd verzwolgen. Dát Testerep wordt nu opnieuw tot leven gewekt, met behulp van de nieuwste wetenschappelijke technieken. De reconstructie van Testerep is het resultaat van grensverleggend wetenschappelijk onderzoek. Een team van archeologen (Vrije Universiteit Brussel), mariene wetenschappers (Vlaams Instituut voor de Zee), kustingenieurs (KU Leuven) en game-ontwikkelaars (Howest) sloegen de handen in elkaar om dat lang vergane eerste Oostende in kaart te brengen. Aan mij en mijn collega’s werd gevraagd om dat alles visueel en narratief te vertalen voor een breder publiek.
Uitdagend? Zeer zeker. Maar wat een feest ook. Luisteren naar archeologen Soetkin en Nathalie. Historische context krijgen van autoriteit terzake Dries. In bodemstalen duiken van maritiem biologe Ruth en haar collega’s van het Vlaams Instituut voor de Zee. (Ik heb turf aangeraakt die 8.000 jaar oud is. Acht. Duizend. Jaar. Oud. Laat dat even insijpelen!)
Los van alle duidende teksten voor de expo schreef ik ook narratieven voor luisterfragmenten. Die zijn fictief en niet fictief. Historisch kloppen ze als een bus. Maar ik heb natuurlijk wel personages gecreëerd, om die historisch correcte inkijk in te kleden. Centraal staan Willem en Isabella. De jonge Willem, een visserszoon, dwaalde aan het einde van de 14e eeuw vaak langs de kusten van Testerep, net als Isabella.
“Ach, Isabella, het mooie herdersmeisje dat haar schapen met zachte hand over het land leidt, haar blik onderwijl ook in de verte gericht. Elke keer wanneer onze paden kruisen, veranker ik mijn ogen in de hare en zij de hare in de mijne. Dan ga ik gloeien als het opgestookte vuur in een smidse. Woorden wisselen we niet. Nooit. Wij houden het op een voorzichtige glimlach en een knikje, onze ogen dorstig.”
Aan het woord is Willem. Hij en Isabella durven nimmer een woord te wisselen. Tot het noodlot toeslaat:
“De storm komt met een woede die ik nog nooit eerder heb gezien. Mensen rennen en schreeuwen. Er is alleen maar chaos en hysterie. En in die chaos en hysterie: Isabella, die opgeslokt wordt door woeste, kolkende golven. Ik twijfel geen seconde en spring haar achterna, de toornige zee in. 'Hou vol, Isabella!' roep ik, hoewel mijn stem verloren gaat in het gebrul van de wind en de wild beukende golven. De zee is ontketend als nooit tevoren, maar ik vecht terug, slag voor slag, tot ik eindelijk haar hand vind. Het lijkt een eeuwigheid te duren voor we weer aan land raken, waar we uitgeput neerzijgen in het natte zand. Onze ogen in elkaar verankerd. Geen adem meer om een woord uit te brengen. Andermaal zwijgen we. Maar Isabella en ik, wij weten met elke vezel van ons lijf dat we elkaar nooit meer zullen loslaten. Dat wij samen horen. Voor eeuwig en drie dagen.”
Hoe het verhaal verdergaat? Dat moet je zelf maar gaan ontdekken. (Grijns.)
Ik kan je wél verklappen dat ik tal van nazaten van Willem en Isabella hun verhaal laat doen, telkens in een ander tijdsbestek. Het is een reis, van het eerste en inmiddels verzonken Oostende van de 14e eeuw, tot het Oostende dat we vandaag kennen. Het is bovenal ook een wake-up call. Want wat wij doen met onze kust heeft natuurlijk niets met natuur te maken, maar alles met toerisme. En dat heeft zijn prijs… ‘Testerep en het verzonken Oostende’, ga dat zien (én horen, want ondergetekende leende zijn stem aan onder andere Willem), vanaf 23 december.
https://www.oostende.be/over-de-expo-testerep-en-het-verzonken-oostende
JV
De radio deelt ons mee dat: ‘De Franse regering zich in een zware crisis bevindt. Via een motie van wantrouwen is de premier weggestemd en nu moet Macron een nieuwe premier vinden maar gezien de uitersten die de regering vormen is dat geen sinecure. Het zou wel eens lang kunnen gaan duren maar één ding is zeker: Macron zelf blijft in het zadel. Er zijn verschillende oorlogscrisissen. Er is een klimaatcrisis. Er dreigt altijd wel weer een financiële crisis en er is ook nog een onderwijscrisis.’
Dat kan allemaal wel zijn maar ik heb andere katjes te geselen. Mijn nieuw harig kind bevindt zich in de fase dat ze ’s morgens via de dons naar boven klautert en ze op mij al haar nieuwe verworven aanvalstechnieken uitprobeert: ‘Auw niet in mijn teen bijten! Stop, niet mijn arm als krabpaal gebruiken! Niet op mijn gezicht springen!’ Maar ze kan zich nog niet snel genoeg de dons weer af laten glijden en ze plast dus op het dekbed. Weeral een wasje draaien…
Oh en één van de grote kattinnen moet niet onderdoen. Die weigert het kattenluikje te gebruiken en nu dat het ook hier in het zuiden te koud wordt om de deur naar de tuin ’s nachts open te laten, gebruikt zij het bad als kattenbak. ‘Zeg wat stinkt hier zo? Wie van de jongens heeft niet doorgetrokken? Kunnen jullie daar aub op letten in het vervolg? Ah neen, het is de kat, sorry!’
En onze oude hond die zo beschermend is naar het kleine katje maar ook zoveel van haar houdt omdat ze veel eten krijgt en hij dan wat kan meesmullen, heeft die nacht zijn nest ondergekotst. Teveel speciaal kittenvoedsel of stress om wille van al die veranderingen, wie zal het zeggen? Maar voor mij is de dag nog niet goed en wel begonnen en ik ben alweer moe. Er mag dan wel een politieke crisis heersen in dit land, ik doe in mijn huis al genoeg aan crisismanagement van dagelijkse beslommeringen om mij daar druk in te maken.
Die avond zie ik de documentaire ‘When spring came to Bucha’. Hoe Oekraïners na de maandenlange invasie van de Russen hun vernielde stad en leven weer vorm proberen geven na al die gruwel. Ik verbaas me over de veerkracht van de mens die, met op de achtergrond nog de naweeën van de absurde oorlog, terug hoop en leven vindt in de kleinste simpele zaken des levens. Twee vriendinnetjes die samen knutselen en zingen op hun kamer, worden even opgeschrikt door een knal in de verte, maar herpakken zich snel. Terwijl nieuwe rekruten voor het leger uitbundig gezegend worden met wijwater, wordt er ook nog snel een koppeltje getrouwd. Met een verliefde blik maar ook met tranen in hun ogen drinken ze een glas champagne en dansen ze voor het oog van de andere soldaten voordat de bruidegom naar het front vertrekt. Een gezin dat buiten Pasen viert. Ik zie naast de feestelijk versierde hardgekookte eieren ook enkele Belgische Leffe’s op tafel staan. Er wordt geknuffeld en gelachen maar de man op zijn gitaar krijgt het zelf moeilijk met zijn ontroerend lied.
De drang naar gewone dagelijkse zaken moet na een oorlog zo groot zijn. Ik vermoed dat men dan snakt naar banale dagelijkse beslommeringen. Toen ik de afgelopen week een paar dagen in België was, liet mijn moeder me enkele brieven lezen van haar ouders uit 1946. De landmijnen zijn dan net verwijderd en het is weer veilig om naar het strand te gaan. Mijn grootmoeder die aan zee is, beschrijft aan mijn grootvader, die aan het werk is in Kortrijk, hoe mijn mama voor ’t eerst kennis maakt met de zee.
“Vandaag was het echter beter. We zijn deze morgen gaan markten. Het was hier immers marktdag. Vandaar gingen we naar de “Zeeuw”. Het was er echt goed, het moet rond kwart vóór elf geweest zijn. Het stormde niet meer en langs de dijk was het beter als in ’t dorp. Ons Janneke sliep en terwijl ik bij hem bleef is Mama met Christineke, op haar blote voetjes, tot aan het water geweest. De zee was aan het aftrekken. Z’ heeft dus voor de eerste maal in ’t water gelopen, ze was helemaal niet bang en vond het zoó heerlijk. Ze zijn daar bijna een uurtje blijven spelen, met haar seultje en scheptje en ook veel schelpjes rapen. Janneke was intussen wakker geworden en vond er zijn plezier in, de kindjes te zien spelen. Ach lieveke wat hebben we schatjes van kindjes. Het was kwart na twaalf toen we terug thuis waren, scheel van den honger. Wij hadden een rog meegebracht en ons eten was al even rap klaar als verorberd.” (4 juni 1946).
Dit is een fragment uit één van de honderden brieven die mijn grootouders elkaar, bijna dagelijks, schreven. Tijdens de oorlog maar ook lang erna, tijdens de heropbouw en mijn grootvader vaak weg was om te werken. Het is een fantastisch tijdsdocument waarvan de liefde tussen twee mensen afspat maar ook de drang om met elkaar de kleine dingen des levens te delen. Op de achtergrond mogen zich de waanzinnigste zaken afspelen waarop je als gewone mens zo weinig vat hebt, maar dat kleine coconnetje van liefde en het dagelijks leven dat je om je heen optrekt, is uiteindelijk het enige dat telt.
SL
Er zijn twee soorten mensen: zij die etiketten lezen, en zij die dat niet doen. Ik vermoed dat iedereen van nature tot de groep der niet-lezers behoort, eenvoudigweg omdat producten en etiketten nog maar recentelijk ons evolutionaire pad hebben gekruist, en wij een zeer sterke drive hebben om de dingen te kopen die we willen of lusten, dus waarom zou je dan in godsnaam je enthousiasme bij het nekvel grijpen en met je ogen tot spleetjes tussen piepkleine lettertjes op zoek gaan naar een reden om het product dat je hartstocht heeft ontvlamd tóch niet te kopen?
Desondanks bestaan er ook mensen die wél etiketten lezen. Hoe zij in die onwaarschijnlijke groep van uiterst bewuste consumenten terecht zijn gekomen, daar zijn verschillende verklaringen voor. Ten eerste heb je de mensen met migraines en allergieën. Wie drie dagen doodziek in bed heeft doorgebracht omdat ze in een achteloze bui een handvol borrelnootjes met smaakversterker naar binnen heeft geslagen, leert zeer snel haar les. Lactose-intoleranties, gluten-allergieën, een levensbedreigende reactie op pindanoten: het zijn allemaal verkorte trajecten naar een Master in Etiket-ontcijfering.
Dan zijn er de consumenten die achter het gordijn van de consumptiemaatschappij hebben gepiept en, als ze al niet zwaar geshockeerd werden, op zijn minst een schop tegen hun geweten hebben gekregen. Zij kennen het lot van mannelijke kuikentjes in kweekcentra, zij weten waar de metalen in smartphones vandaan komen, zij hebben de Afrikaanse stranden gezien waarop de gruwelijke klodders halfvergane kledij van de fast fashion aanspoelen - kledij die voornamelijk gemaakt is van plastic. Deze mensen hebben vaak ook het één en ander gelezen over het effect van bepaalde voedingstoffen op hun eigen lichaam, en dus mijden ze palmolie niet alleen omdat de palmolie-industrie orang-oetans vermoordt, maar ook omdat je er kanker van krijgt. Schrap dus al maar de helft van wat in de supermarkt ligt van je lijstje. En sinds de oorlog in Gaza ook de helft van de supermarkten tout court.
Je raadt het al: het leven van etiket-lezers is een pak ingewikkelder dan dat van niet-lezers. Daarom dat die eerste groep af en toe in niet-lezen hervalt. Ook ik was het op een bepaald moment een beetje beu: ik liep in mijn tweedehands broek uit honderd procent katoen, maar die broek zat enkel strak wanneer ze net uit de kast kwam. Na drie uur dragen hing mijn achterwerk in iets wat eruitzag als een blauwe aardappelzak. Sexy kon je het niet noemen. Dus ik dacht: kom, laat ik de stad intrekken en tenminste één nieuwe, ietwat elastische jeansbroek kopen.
Dat deed ik, en ik vond zo’n broek. Ze zat zelfs zo lekker, dat ik na aankoop meteen de toiletten van de Corte Inglés indook om mijn blauwe aardappelzak te vervangen door die leuke, nieuwe, strakke broek.
In het metrostation, op weg naar huis, werd ik aangesproken door iemand die net achter me liep.
“Perdona”, hoorde ik, en draaide me om.
Het was een knappe jongeman met Zuid-Amerikaanse roots.
Amai, dacht ik, het werkt al!
Hij zei: “Het etiket hangt nog aan je broek.”
KV
BIO
Geboren te: onbekend
Leeftijd: onbekend
Status: single
Studies: onbekend
Beroep: Geheim Agent
Adres: Justitiepaleis Brussel
Hobby’s: onbekend
Sterrenbeeld: onbekend
Speciale kenmerken: houdt zijn kousen aan in bed
Claude stapte om 15:36 u van de trein in station Saint-Charles te Marseille. Hij nam de Boulevard d’Athènes en sloeg op de beroemde laan, La Cannebière, rechtsaf waar hij meteen de McDonalds binnenstapte. Claude had een klein hongertje en wilde beslagen zijn opwachting maken op het Belgisch consulaat waar hij verdere instructies zou ontvangen.
Claude scande instinctief de ruimte, zocht naar de verborgen camera’s en draaide bewust zijn gezicht naar de lens. Elke Europese geheim agent weet dat zich achter de façades van deze superieure hamburgerketen kantoren van de geheime dienst bevinden. Hij voelde zich hier dan ook volkomen op zijn gemak en hij was er zeker van dat men hem reeds had opgemerkt. Zonder twijfel zou nu op het Brussels kantoor van Martine Lambroux, zijn contact voor deze missie, een berichtje binnenlopen. Zo was Brussel meteen op de hoogte dat hij veilig was aangekomen in de Zuid-Franse havenstad.
Claude bestelde via het grote aanraakscherm een BigMac Menu en een grote Cola. Hij tikte bij het afrekenen een speciale code in zodat hij niks moest betalen. Geheim agent zijn had nu eenmaal zo zijn voordelen. Gesterkt stapte hij buiten en hield een taxi aan. ‘Boulevard des Dames’, instrueerde hij de chauffeur en tien minuten later bevond hij zich op de vierde etage van een statig gebouw met uitzicht op de nieuwe haven.
Er waren twee loketten in een soort kleine wachtzaal. Claude was de enige aanwezige en richtte zich tot een vriendelijke dame achter het eerste loket. ‘Het mooiste wat ik ooit zag toen ik Berlijn bezocht, was de McDonalds’, zei hij. De dame keek hem doordringend aan en antwoordde, ‘Het mooiste wat ik ooit zag toen ik Wenen bezocht, was de McDonalds’. ‘Het beste restaurant in Parijs is de McDonalds’, repliceerde Claude. ‘Het beste restaurant in Brussel is La Moule d’Or op de Grasmarkt’, sprak de dame op haar beurt.
Het wachtwoord klopte en Claude werd binnengelaten in een half verlicht kantoor waar hem een comfortabele fauteuil werd gewezen. ‘Hallo darling’, sprak een zachte vrouwenstem. Claudes nekharen gingen rechtop staan. ‘Natasha’, fluisterde hij hees.
Hoe was het mogelijk? Na alle avonturen die ze samen hadden beleefd, waren ze mekaar uit het oog verloren. Het was nog maar een jaar geleden dat Claude met haar hulp Noord-Korea op de knieën had gekregen terwijl Natasha de oorlogskas van Poetin voor een half miljard dollar lichter had gemaakt. Ze hadden samen aanslagen van de Chinezen overleefd en toen wilde Natasha uit het wereldje stappen en zich samen met haar mannetje terugtrekken op een tropisch eiland. Maar Claudes trouw aan zijn vaderland was groter dan zijn liefde voor Natasha en ze waren elk hun eigen weg gegaan.
‘Wat doe je hier?’, vroeg Claude, ‘Ik dacht dat je lag te zonnen op een palmenstrand’. ‘Ach darling’, antwoordde Natasha, ‘Ik verveelde me en ik miste jou. Ik nam contact op met Brussel en het was Martine Lambroux die met het voorstel kwam om ons samen op missie te sturen. Ik ben reeds een week hier en heb al heel wat verkenningswerk gedaan. Maar kom, voor we ons daarmee bezighouden wil ik een hete kus van jou’. Claude gromde, ‘Je krijgt er één uit Tongeren’, zei hij schalks. ‘Mmmmm’, dan zal ik jou straks doen Beveren’, antwoordde Natasha en ze vloog in zijn armen.
Een half uur later hadden ze een persoonlijk onderhoud met de Belgische consul. ‘Zoals jullie weten gaat over drie dagen een internationale top van de zeven belangrijkste zeepproducerende landen door’, sprak hij ernstig, ‘Frankrijk heeft grote belangen in deze industrie en heeft onze hulp ingeroepen nadat de Sécurité verontrustend nieuws vanuit Beijing kon onderscheppen’. ‘Altijd weer die Chinezen’, vloekte Claude. ‘Inderdaad’, ging de consul verder, ‘we staan op de rand van een wereldoorlog als we niet ingrijpen. De top wordt voorgezeten door Frankrijk, met afvaardigingen van de Savon de Marseille en de cederzeep uit Nanterre. Verdere deelnemers zijn Syrië met hun wereldberoemde Zeep uit Aleppo, Turkije met hun Zeep Rebul uit Istanboel, Italië komt de Florentijnse Nesti Dante verdedigen, Egypte is er voor de ateliers van Maktaba-Ahloulhadith en Nederland stuurt een afvaardiging van de Leerdammerzeep. Jullie beiden, Claude en Natasha, nemen onder een dekmantel deel voor het Belgische Savonneries Bruxelloises. Op zich is zo’n top ongevaarlijk ware het niet dat een hoogbegaafd twaalfjarig meisje uit Marseille, wiens familie reeds generaties lang in de zeepfabrieken werkt, een nieuwe formule heeft ontwikkeld waarmee men hoogwaardige zeep kan produceren aan een flard van de kostprijs. De Chinese sweatshops die nu een groot deel van de productie in handen hebben en dankzij het uitbuiten van kleine kindjes kunnen leveren aan echte dumpingprijzen voelen zich bedreigd. Ook al gaat deze manier van werken niet in tegen de principes van het kapitalisme en de vrije handel zou het Vrije Westen nu een deel van de monsterwinsten kunnen terughalen. Achter de schermen zou ook Indië de kant van China hebben gekozen. Het is een geopolitiek spelletje op hoog niveau. We menen dat het leven van het hoogbegaafde meisje op het spel staat en we willen dan ook zo snel mogelijk de formule in veiligheid brengen’.
‘Laat dat maar aan ons over’, sprak Natasha, ‘Waar beginnen we?’. ‘Je kan beschikken over mijn persoonlijke chauffeur’, antwoordde de consul, ‘Hij stamt uit een oude familie van smokkelaars en piraten, zijn grootvader leidde het verzet tegen de nazi’s, hij kent de stad als zijn binnenzak en hij heeft overal contacten, zijn netwerk strekt zich uit over de hele Middellandse zee. Hij is corrupt maar een echte patriot, hij zou zijn leven geven voor de Republiek’. ‘Een man naar mijn hart’, sprak Claude, ‘ik ben zeker dat we het goed zullen kunnen vinden samen’.
De consul drukte op een knop onder zijn bureau en een man met zuiderse trekken en littekens in het gezicht trad het kantoor binnen. ‘Ik stel jullie Jacky Jaquard voor’, zei de consul, ‘Hij zal jullie naar jullie hotel brengen en morgen oppikken om jullie te voorzien van wapens en uitrusting. Veel succes met de missie’.
Wordt vervolgd
HL
Hoor wie klopt daar kin’ren?! Laat ons hopen dat het niet de Sint is, want die zou gisteren alweer Spanjewaarts moeten zijn gestoomd. Dat zeg ik met alle respect voor zijne heiligheid, uiteraard. Maar nu de goedheiligman weer het ruime sop heeft gekozen, kunnen we ons zinledig houden met wat er écht toe doet: Kerst!
O, Kerst! Dat feest van licht, gezelligheid… en al te vaak ook ongelukkige cadeaus die pardoes in uw fris gewassen – mag ik hopen – schoot belanden. Met de beste intenties, ongetwijfeld, maar tegelijk toch ook weinig doordacht. Hoe daarmee om te gaan op beschaafde wijze? Ik zal het u zeggen! Hoffelijk reageren op een geschenk dat u eigenlijk verafschuwt zonder de gulle gever te krenken, het is een kunst op zichzelf!
Ziehier enkele richtlijnen voor wie beleefd wil omgaan met voornoemde pijnlijke situatie(s):
Het stille spel van verwondering
Krijgt u een cadeau dat u volledig vreemd is (denk: een breiboek terwijl u chronisch onhandig bent én allergisch aan wol)? Focus dan op de intentie, niet het object. “Oh, wat een mooi idee! Dit had ik écht niet verwacht, maar ik ben er zó blij mee. Ik voel er de warmte in en dat doet deugd aan mijn hart(je)!” (Opletten met verkleinwoorden, maar zing vooral zoals u zelf gebekt bent, dit ten behoeve van de geloofwaardigheid.)
De kunst van de abstracte precisie
Vermijd details die verraden wat u écht denkt. Een veilig “Wat attent van je!” werkt altijd beter dan “Ik… heb al drie powerbanks, maar deze zal vast het neusje van de zalm zijn!”
Afleiding is alles
Leid het gesprek subtiel weg van het cadeau. Stel een vraag over hoe de gulle schenker op het idee kwam u uitgerekend dit ‘geniale’ cadeau te geven. Aldus voorkomt u een pijnlijk stilteveld waarin u uw cadeau eindeloos moet bejubelen, op het gevaar af niet geloofwaardig over te komen.
Het elegant herbestemmen
Soms zegt etiquette: houd het geschenk, zeg dankjewel, en zoek er later discreet een nieuwe bestemming voor. Van een kringwinkel tot een vriend die wél blij wordt van die muskusgeurkaars met pizzasmaak.
Wat als het cadeau een statement is?
Bij cadeaus met bijbedoelingen (zoals een dieetboek of een “Handboek Tijdmanagement”), haalt u uiteraard best uw innerlijke diplomaat naar boven: “Wat een interessante keuze. Dank je wel, hier zit vast een goed verhaal achter.” Zo blijft u charmant én geeft u ruimte om te ontdekken wat de ander werkelijk bedoelde. Eens dat laatste duidelijk is, zou ik adviseren dat verder aan uw derrière te laten roesten. Slechts weinig mensen zijn in staat tot prangende, pertinente analyses. Het gros van de bevolking slaat de bal permanent mis.
Zo. Wat hebben we geleerd? Welaan dan, dit:
OVER JEAN-PIERRE HOOFS
Hij mag dan geen sant in eigen land zijn, Jean-Pierre Hoofs is een man met naam en faam, niet in het minst in het Verenigd Koninkrijk. Hoofs stond decennialang aan het hoofd van de Londense School for Butlers & Hospitality, een instituut met wortels die teruggaan tot de 19de eeuw. Na een rijkgevuld leven aan de overzijde van het Kanaal resideert de man sinds twee jaar weer in het lieflijke Brugge, zijn beminde geboortestad. Daar vult hij zijn dagen als gepensioneerde zinvol in, onder meer als vlot Engelssprekende gids in het Memlingmuseum. Daarnaast verblijdt én verlicht hij de lezers van Au Parleur met zijn wijze raad voor meer courtoisie en goede manieren.
JV
Rana’s
Ken je de vissoort de rana’s?
De rana’s? Nog nooit van gehoord.
Er zijn wel 2000 soorten van. Een van die soorten blijkt nu wiskundig te werk te gaan.
Ze noemen ze de Pi-rana’s.
Ah ja tiens. Die zwemmen zeker altijd in groepjes van 3,14?
(org)
Heks bij de dokter
Dokter elke keer als ik hocus pocus zeg verdwijnt er iemand…
Dokter? Dokter?
GDB
Naar mijn mening zou men VTM en Play kunnen redden door veel meer reclame uit te zenden. Als me nu bijvoorbeeld De Verhulstjes laat meespelen in de reclamefilmpjes en men laat zo’n filmpje een heel uur duren dan kan men daar toch inkomsten uithalen?
Of laat Viktor Verhulst eens op bezoek gaan naar de keukens van de Sint-Sixtus abdij? Dat is subtiel maar doeltreffend.
Als De Columbus en Het Huis al één langgerekte reclameboodschap voor Martini Brut Spumante of voor bieren Omer zijn dan mag een commerciële zender toch nog een versnelling hoger gaan?
Amedé
© Au Parleur - JEROEN VERMEIREN/HANS LENGELER 2023/update 2024
SINT-DENIJSLAAN 31A - 9000 GENT
11, BOULEVARD CLEMENCEAU - 83510 LORGUES - FRANCE
BEELDEN: EIGEN WERK, UNSPLASH & FREEPIX