- Zeventigste editie - 1 februari 2025 - 2e Jaargang -
'Hey Bro, wat een gekke week was me dat. X, het vroegere Twitter, zou al bijna een miljoen gebruikers hebben verloren. Op Facebook werden dan weer een aantal AI gegenereerde nepaccounts ontmaskerd, blijkbaar om het aantal gebruikers kunstmatig hoog te houden. Tesla ziet de verkoop van zijn wagens ernstig dalen en Deepseek vrat vele miljarden aan beurswaarde weg bij de Amerikaanse Big Tech'.
'Ja, elke dag bracht weer wat interessant nieuws. Zo hoorde ik een voorstel om Texas vanaf nu North-Mexico te noemen'.
'Gelukkig beschikt de mens over humor om wat licht in de duisternis te brengen'.
'Op het einde kwam alles weer goed'.
'En we leefden nog lang en gelukkig'.
Hans Lengeler, Lorgues, Provence
Jeroen Vermeiren, Gent, België
Vrieeend,
Mijn buurvrouw van het eerste belde. ‘Ha, is onze Parisienne terug in het zuiden?’, begroette ik haar. ‘Hihi, ja, haha’, antwoordde ze, ‘Vier weken Parijs bij mijn nieuw lief waarvan twee weken met de griep in bed, amai, maar samen kerstmis en nieuwjaar gevierd en iedereen besmet en zo. Hij woont niet echt in Parijs hoor, hij woont in een dorp een eind buiten de stad. Maar alla, we hebben ons goed geamuseerd en we zijn naar het Louvre geweest en zo. Enfin, soit, ik ben terug thuis. Hoe zit het met die apéro met de buren?’.
Ik wist dat dat me zou blijven achtervolgen. ‘Ja, we moeten dat toch écht eens doen’, zei ik.
‘Ik belde eigenlijk om je uit te nodigen om een glas te gaan drinken in L’Embarq’Adhère vanavond’, veranderde ze tot mijn opluchting van onderwerp, ‘Er treedt een imitator van Johnny Hallyday op en mijn vriendin Pascale, je weet wel, die zo goed op Brigitte Bardot lijkt, gaat misschien ook een paar liedjes zingen. Als ze mag, want ze moet het nog vragen aan de baas van het café’. ‘Ai, oei’, riep ik iets luider dan ik wilde, ‘Ik heb mijn pyjama al aan’.
Mijn buurvrouw kent me inmiddels. Ze weet dat ik lieg om er onderuit te komen en ik weet dat zij weet dat ik lieg, maar we aanvaarden dat van elkaar en zo behouden we de vrede. ‘Een andere keer dan maar’, antwoordde ze en we zegden salukes.
Verder had ik weinig of geen menselijk contact afgelopen week. Afgezien van de noodzakelijke boodschappen bij de bakker en de kruidenier zat ik tijdens mijn vrije uren voornamelijk binnen bij een rustig muziekje en de nieuwe roman in de reeks Belgrado, het verhaal van een zeeman in het zeventiende eeuwse Sevilla.
Met al het sombere nieuws waar je maar niet aan ontkomt, had ik het wat moeilijk om mijn goede humeur te bewaren. De wereld beleeft donkere tijden. Het is niet omdat ik in mijn brieven het onderwerp nog niet heb aangesneden dat ik niet diep ben geschokt door wat er zich afspeelt in het Midden Oosten. Of in Oekraïne. Of in Congo. En dan krijg je daarbovenop een oranjekleurige Amerikaanse zonnekoning die helemaal van het spoor af is en alle aandacht naar zich toezuigt.
De VS worden sinds twee weken geregeerd door een bende losgeslagen psychopaten met pervers veel geld en macht en een mens vraagt zich af hoe je hiermee om moet gaan. Als feiten worden verdrongen door meningen of platte leugens sta je machteloos. Gesteund door een propagandamachine waarmee je een derde van de wereldbevolking bereikt, kan je je veel permitteren. Iedereen met een IQ van boven de tachtig moet toch zien wat er aan het gebeuren is? En toch lopen zoveel mensen achter een bruin gedachtengoed dat sowieso zal eindigen in bloed en tranen.
Je moet het kwaad bestrijden met de middelen die je hebt en ik reageerde mijn frustraties af met het tekenen van een aantal niet flatterende portretjes van zijne Oranje Hoogheid. Dan knutselde ik een oranje voodoo pop met geel haar ineen en prikte daarin wat spelden op plekken waarvan ik vermoed dat het pijn doet. Ik richtte me dan ook in het bijzonder op het ego omdat die zone bij dat soort mensen vaak het grootst is en je daar sowieso toch eerst doorheen moet vooraleer je de rest vindt. Als er voor de rest al iets te vinden is natuurlijk. Hoe groter het ego, hoe zwakker de persoonlijkheid. Meestal is dat de regel.
Maar goed, klagen en zeuren of staan roepen dat je kwaad bent, brengt ook geen zoden aan de dijk. Je voedt er enkel het Algemene Grote Ongenoegen mee, verder heeft niemand daar een boodschap aan.
Ik bezocht een paar jaar geleden Camp des Milles, een oude steenbakkerij in de buurt van Aix-en-Provence. Vanaf september 1939 werden daar ongewenste personen opgesloten om later per trein te worden gedeporteerd. Beschouw Camp des Milles gerust als een antichambre van Auschwitz.
De eersten die er terechtkwamen waren academici, kunstenaars, intellectuelen, journalisten, seksueel anders geaarden en uiteraard Joden. Max Ernst en Hans Bellmer krasten er hun tekeningen in de vochtige muur, dichters en schrijvers lieten er hun graffiti achter.
Als bezoeker leidt men je op het einde doorheen het pedagogisch centrum waar op een rationele wijze wordt uitgelegd hoe fascisme ontstaat, wat het belang is van zelfstandig en kritisch denken, wat de waarde van de Universele Rechten van de Mens is.
Je krijgt er ook tips om je te verzetten tegen fascistische dictaturen.
Zo kan je er bijvoorbeeld gewoon voor kiezen om niet mee te doen, zoals de man op de begeleidende foto ons toont.
Soms maakt één mens het verschil.
HL
Wie reeds verhuisde naar Mastodon kan me daar vinden via bovenstaande knop .
(Deze tekst verscheen vorige week ook op mijn blog rafelkath.wordpress.com onder de titel “Een neurodivergent persoon gaat naar de spa”. Dus sorry voor wie hem daar al gelezen heeft.)
Tot vorige week donderdag was ik nog nooit in een spa geweest. Wel een keer bijna: op 25 juli 2010. Dat weet ik nog heel goed, wat het was mijn dertigste verjaardag en ik werd die ochtend wakker met een knoert van een migraine. "Wat was de verrassing?" vroeg ik aan mijn toenmalige echtgenoot, die naast me in bed lag. Ik had al een week zitten vissen naar wat hij voor mijn verjaardag gepland had. "Ik ging je meenemen naar een spa," zei hij. Dat feestje ging dus niet door. "En ik ben nog nooit in een spa geweest," jammerde ik.
Dat was meteen de laatste keer dat de echtgenoot een verrassing plande, en die spa kwam er ook niet meer van. De grote verrassing kwam een paar weken later in de vorm van een positieve zwangerschapstest, want dat was de reden waarom ik in die periode de ene na de andere migraine kreeg. En daarna kwam mijn dochter, het grootste cadeau ooit.
Maar soit, ik zat dus met een spa-gat. En afgelopen week kwam mijn vriendin Patricia dat opvullen. Dat gat was groter dan enkel nooit een spa te hebben betreden - ik kon me er zelfs geen voorstelling van maken. Ik ben namelijk selectief wereldvreemd: ik heb een beeld van hoe een Israëlische gevangenis er vanbinnen uitziet, maar bij het interieur van een spa kon ik me niks voorstellen. Voor wie nu denkt "Kathleen, dat is niet oké": ik geef u gelijk.
Dus toen Patricia vroeg of ik de plaats wilde innemen van een vriendin die last-minute een wellness-uitje had afgezegd, stemde ik toe.
Drie dagen op voorhand stuurde Patricia een lijstje met wat ik moest meenemen: een bikini of badpak, een badmuts, propere flip-flops en een badhanddoek. Als een rechtgeaarde ADHD'er ging ik tien minuten voor de afspraak naar die items op zoek, waardoor ik enkel met een badpak in Patricia's auto stapte: badmuts had ik niet kunnen vinden ("Ik heb er twee bij," zei Patricia), mijn flip-flops hingen vol modder ("Dan rijden we snel even langs de chino (*)," zei Patricia), en een handdoek was ik vergeten, maar daar kwam ik pas achter toen we in de spa aankwamen. Gelukkig stond daar een lieve mevrouw aan de receptie die me een handdoek leende.
Met mijn geleende handdoek en splinternieuwe flip-flops werd ik naar de kleedruimte geleid. Er was een grote spiegel met twee lavabo's, twee bankjes met kapstokken aan de muur, een wc en twee douches (ik schrijf dit voor die vijf andere wereldvreemde nerds die nog nooit in een spa zijn geweest). Er waren ook twee oude mevrouwtjes in badpak (voor de nerds: die zijn daar niet altijd, die zijn optioneel), waarvan er eentje met haar achterwerk tegen het mijne stootte terwijl ik me aan het omkleden was. Het was niet bepaald een ruime kleedruimte. "Ai, te he dado con el culo!" riep ze, om woorden te geven aan haar ervaring van mij aan te stoten met haar achterwerk. "Beter met je kont dan met je hoofd!" oordeelde de andere dame.
Toen ik omgekleed was, gaf Patricia mij haar reserve-badmuts, maar het was geen stoffen badmuts, zoals ik die al heel mijn leven ken. Het was er één van sterk elastisch plastiek. Ik kreeg hem amper over mijn hoofd getrokken, en toen hij daar eindelijk zat, mijn hersenplaten bijeen persend als een groot uitgevallen duimschroef, zorgde het gevoel dat ik weer in het geboortekanaal geduwd werd voor een instant claustrofobische reactie. Ik trok de muts van mijn hoofd, zei: "Sorry, ik kan dit niet dragen" en was heel even bang dat de spa-ervaring nu in het water zou vallen. Dat Patricia niet zou kunnen ontspannen in het bubbelbad, omdat haar spa-partner badmutsloos op haar zat te wachten in de krappe kleedruimte, waar zij haar lijf en leden moest beschermen tegen omaatjes die zich botsautootjes waanden. Gelukkig was daar weer die lieve mevrouw van de receptie, die me een stoffen badmuts 'de toda la vida' aanreikte en zo, voorlopig, mijn spa-ervaring redde.
En toen was het showtime: ik zou eindelijk zien hoe een spa er vanbinnen uitzag. Ik trad de spa-ruimte binnen, *tromgeroffel* en zag... niets. Het was er donker en vochtig, mijn brilleglazen dampten meteen aan en ik zag geen hand voor ogen. Mijn bril afzetten hielp niet, want ik heb een dioptrie van - 14. Toen ik de glazen wat had opgewreven, kon ik voldoende zien om de ruimte te verkennen. Er waren drie douchecabines aan de ene kant, een Turkse stoomruimte en een sauna aan de andere kant, en op een verhoogje was er een bubbelbad en een bad met jets te vinden. Ik had niet verwacht dat het zo klein, donker en vochtig zou zijn.
Ik borg mijn bril op in het brilledoosje dat ik had meegenomen (aan de items die niet op de lijst stonden, had ik wel gedacht), en stak dat in de zak van Patricia's badjas, die ze aan een haak aan de muur had gehangen. Daarna schuifelde ik halfblind door het halfdonker naar het verhoog, beklom voorzichtig de paar treden en liet me in het bubbelbad zakken. Dat was niet zonder risico: het bad was kennelijk ontworpen door iemand zonder gevoel voor logica of symmetrie, die bovendien vergeten was dat je als bader in een bubbelbad niet kan zien waar je je voeten zet. Op de tast zocht ik me een weg tussen de onzichtbare treden, stootte mijn tenen, kwam een paar enge, verkalkte buizen tegen, en vond uiteindelijk een veilig plekje. De sproeiers van het bad spuwden bubbels naar alle lichaamsdelen waar ik ze niet wilde hebben (tussen mijn benen, onder mijn oksels), behalve tegen mijn rug, waar het nodig was.
Terwijl ik daar zat te broebelen tussen de okselbubbels, werd ik me bewust van het blauwe licht dat boven dit verhoogje brandde. Hand omhoog wie vindt dat blauw licht ontspannend is. Ik kreeg alleszins het gevoel dat ik in een aflevering van The Squid Game zat, die Koreaanse serie waarin mensen bij bosjes afgemaakt worden in het sadistische spel van één of andere psychopaat. Daar zat ik, in dat bubbelbad, met dat buitenaards blauwe licht boven me, en stelde me voor dat ik klaargestoomd werd in een grote kookpot om nadien in stukken gereten en opgevreten te worden. Echt ontspannend was het niet, maar dat was voor een deel ook wel mijn eigen schuld.
Naar het Turkse stoombad dan maar. Patricia opende uitnodigend de deur, en de vochtige, hete stoom sloeg me in het gezicht. Had ik nu net een half jaar aan vochtige hitte tijdens die moordende Valenciaanse zomer overleefd om hier in een cabine uit vrije wil te gaan zitten zweten? Nee dus. Ik trok dan maar naar de regendouche voor wat verkoeling, maar die had nog erger te lijden onder een lage druk dan mijn zielige douche thuis. Er waren drie knoppen, waarvan twee kennelijk voor koud water, en de derde viel bijna uit de muur toen ik erop duwde, dus hield ik het maar voor bekeken. Ik liep nog even naar een hoekje waarin witte keien op de grond gemetseld waren, ik veronderstel voor een soort voetmassage. Ik had maar één voet op de stenen nodig om me eraan te herinneren waarom ik aan het strand niet blootsvoets over keien loop, dus waarom zou ik het hier dan wel doen? Schuifelend door het vochtige duister trok ik me terug naar het bubbelbad, waar ik niet aan reusachtige octopussen probeerde te denken.
Patricia zat nog in het stoombad, toen de vriendelijke mevrouw van de receptie de spa binnenkwam en iets zei tegen iemand, ik vermoedde tegen mij, maar herinner u: ik kon haar niet zien. Dus hees ik me uit het bubbelbad, tastte naar de trapleuning en schuifelde voorzichtig voetje voor voetje van de treden van het verhoogje, terwijl ik in de richting van de mevrouw riep: "Hebt u het tegen mij?" Ik vermoed dat het voor deze dame een beetje verwarrend was om een vrouw van 44 te zien die zich gedraagt als een hoogbejaarde, maar ik beschikte niet over de visuele capaciteiten om het bewijs daarvan op haar gezicht af te lezen.
Ze kwam inderdaad voor mij en Patricia, om ons te vertellen dat het tijd was voor de massage-sessie. Wat zich toen ontspon, was een conversatie waarvan ik zeker ben dat ze die nog met geen enkele klant had gehad. Hun modus operandi bij de overgang van de spa naar de massage was mij immers niet duidelijk. We moesten ons afdrogen, waarbij we even langs de kleedkamer konden passeren, en tijdens het masseren zouden we een wegwerp-onderbroekje dragen. Maar moesten we onze bladkledij aanhouden (want dan ben je toch niet helemaal droog)? Of helemaal afdrogen en in ons ondergoed naar de massageruimte gaan (ondergoed aandoen tussendoor was kennelijk geen standard practice)? Of gewoon naakt en in de handdoek gewikkeld naar de massageruimte gaan?
Het werd me al snel duidelijk dat wat er van mij verwacht werd voor andere klanten veel sneller duidelijk was dan voor mij. Even overwoog ik om de dame te vertellen dat ik autisme had (ik heb dat eens gezegd in de bank: "Je moet het mij heel duidelijk uitleggen, want ik heb autisme," - nog nooit zo goed geholpen geweest), maar ik had al twee spullen van haar geleend en stond al geboekstaafd als halfblind. Ik wist niet zeker hoeveel handicaps je op een uur kan etaleren zonder je geloofwaardigheid te verliezen.
Na wat heen-en-weer vragen kwam ik erachter dat je ook tot de afgedroogden gerekend werd als je nog een nat badpak droeg, dus koos ik voor die optie. En toen kon ik 40 minuten lang genieten van een werkelijk ontspannende massage.
"Wat vond je ervan?" vroeg Patricia nadien.
"De massage was heerlijk," antwoordde ik. Over de spa heb ik wijselijk gezwegen.
(*) Bij de chino (Chinees) kun je hier in Spanje altijd terecht om alles (ja, alles) te kopen.
KV
Wie reeds verhuisde naar Mastodon kan me daar vinden via bovenstaande knop .
‘Neen, dat zal niet gaan, meneer.’
Aan het woord is de dame van het immokantoor dat door mijn huisbaas werd ingeschakeld om nieuwe bewoners te recruteren voor het appartement dat ik nog heel even betrek. En warempel, er is vers huurdersbloed gevonden dus dringen zich nu enkele praktische besognes op, zoals bijvoorbeeld een uittredende plaatsbeschrijving. Het is meteen ook waar de ‘dat’ in de uitspraak van de vastgoeddeerne over gaat. Ik had namelijk geopperd die plaatsbeschrijving te laten plaatsvinden – pun intended – op een zaterdag. Waarop dus werd geriposteerd: ‘Neen, dat zal niet gaan, meneer.’
‘Hoezo zal dat niet gaan?’, zegde ik.
‘Ah neen, want de mensen van de firma die de plaatsbeschrijvingen doet die werken niet in het weekend’, zegde zei.
‘Zo, zo. Mooi, mooi’, kaatste ik terug. ‘Dus het gros van de bevolking verhuist in het weekend – minder verlofdagen die je kwijtspeelt en meer beschikbare helpers en zo, weet u wel, mevrouw? – maar dat zal uw zakenpartner die zich ontfermt over de plaatsbeschrijvingen aan z’n reet roesten?’
‘Het is niet nodig zo defensief te zijn, meneer’, kwetterde het juffertje van het betere immowerk. ‘Trouwens, álle plaatsbeschrijvers zijn enkel beschikbaar door de week, tijdens de kantooruren.’
‘Juist’, zegde ik. ‘Hèt tijdstip bij uitstek waarop mensen verhuizen.’
Mijn sarcasme ontging haar geheel en compleet. Ik probeerde niet te denken: ‘Toe maar, een wandelende lobotomie is mijn deel’, maar het was al te laat, want daar dacht ik het al.
De vastgoedteem kwam daarop met een idee. Zij zou mijn contactgegevens doorgeven aan de plaatsbeschrijvingsfirma, zodat wij tot een vergelijk zouden kunnen komen. Ik hou van een vergelijk op zijn tijd, tenzij ik omwille van het vergelijk droog in de kont wordt genaaid. Met als enige smeermiddel een handvol woestijnzand. Aldus geschiedde, want er was geen lievemoederen aan. En zo komt het, lieve lezer, dat ik mijn verhuis heb moeten verplaatsen van 1 maart naar 28 februari, een manoeuvre dat mij – snel even rekenen – 500 euro extra zal kosten, te vermeerderen met de 105 euro voor de plaatsbeschrijving.
Een ander juffertje, ene Laura die op de payroll van de plaatsbeschrijvingsfirma staat, probeerde mij te verleiden tot een afspraak op de 28ste februari om 9 uur ’s ochtends.
‘Dat zal niet gaan’, schreef ik in mijn antwoordmail. ‘Dan ben ik namelijk nog aan het verhuizen. Maar tegen een uur of twee na de noen bent u welkom.’
‘Kan het écht niet om 9 uur’, probeerde zij nogmaals. Ik verzin dit niet.
‘Neen, beste mejuffer’, antwoordde ik immer minzaam, ‘want zoals ik al aangaf: dan zijn de verhuizers en ikzelf nog volop de vrachtwagen aan het laden. En vervolgens moet ik de hele santenboetiek nog poetsen.’
‘Het beste wat ik kan doen, is 13.30 uur’, kwetterde Laura schriftelijk van de weeromstuit. ‘U moet weten dat wij om 15.30 uur stoppen met werken. En dan moeten wij de sleutels nog naar het immokantoor brengen!’
Ook dit verzin ik niet. U moet weten, beste lezer, dat het bewuste immokantoor hier pal om de hoek resideert. Het is dus geen kwestie van nog anderhalf uur in de auto zitten om die vermaledijde sleutels af te leveren. Neen hoor, het is hoop en al vier minuten stappen.
U moet weten, beste lezer, dat ik waarlijk stenen kloten krijg van dit soort ongein, die volgens mij tekenend is voor de tijd en de zeden én bovenal het massaal vastgoed bezittend grootkapitaal, dat regeert als nooit tevoren.
U moet ook weten, beste lezer, dat ik ernstig overweeg een bedrijf in plaatsbeschrijvingen uit de grond te stampen. Zo eentje dat alléén werkt op weekenddagen. Ik ruik een buitenkansje. Wie doet mee? Bel me, schrijf me, laat me vlug iets weten.
JV
Wie reeds verhuisde naar Mastodon kan me daar vinden via bovenstaande knop .
Ik nam plaats rechts aan de toog in het gezellige hoekje van de Parnasse. Er kwam een man links van mij zitten. Zijn voornaam was John maar zijn familienaam wist ik niet. Hij bestelde een pint en bood er mij ook een aan. Hoe het kwam wat hij wist dat weet ik niet maar hij zei:
- Ik heb gehoord dat gij goed kunt schrijven.
- Ja, ik heb het geleerd nog met een griffel op een leibordje toen nog in het derde bewaarklasje. In het eerste studiejaar te Essene kregen we schriftjes.
- Hm, ik heb een vriendin en ik zou haar graag iets cadeau doen.
- En waaraan had je dan gedacht?
- Ik dacht aan een gedicht.
- Een gedicht. Ja man direct zware kost…
- Kunt gij dat schrijven?
- Ik? Ja eigenlijk wel. Ik heb wel wat gedichten geschreven maar dan meer voor mezelf.
- Wat zoudt ge daarvoor vragen?
- Wel ik drink graag als afsluiter een whisky on the rocks met een flesje cola bij apart. Voor u doe ik dat zo omdat ge altijd vriendelijk zijt tegen mij.
De man kende ik van ziens al jaren. Hij zei me altijd goedendag. Hij werkte bij de gemeente. Kwam niet erg intelligent over maar misschien juist daarom wou ik het doen voor een prijsje: een whisky on the rocks. Die is voor straks na nog een paar pinten, dacht ik.
- Hoe heet ze?
- Christine.
- Christine, en hoe schrijf je dat?
- Gewoon Christine.
- Ja, ja, Christine. Je hebt ook Kristien en Christien. Je hebt verder ook nog Chris-elf, Chris-twaalf… weidde ik uit.
- Het eerste wat ge zei was goed.
- Christine dus, ik zou dat dan zeggen als “Christi-ne” maar goed, nu weet ik het.
- Nog een pintje?
- Ok maar ik drink wel niet zo rap. Ik ben niet gehaast weet je.
- Ik moet even naar het toilet.
Ik heb het altijd raar gevonden dat iemand die zich toevallig naast mij bevindt denkt dat hij mij of anderen moet uitleggen waar hij heen gaat en dan nog wel naar het toilet.
Ik zei hem:
- man ge zijt een vrij man. Ga plassen wanneer je wilt maar ik hoef het liefst niet te weten.
Na zo driemaal deed hij daar wat lastig over.
- Ja, ik weet het, ik ben een vrij man.
Ik zei hem dat hij gewoon moest stoppen met me dat telkens mee te delen. Ik zeg hem dat toch ook niet.
Christine dus … Ik ken er één. Ik heb haar later vaak gegoogeld maar vond haar niet. Ze heette Christine Van Goethem en ze was van Antwerpen. Ik leerde haar kennen toen ik 14 jaar was in Nieuwpoort en we zaten altijd samen op een bankje op de dijk met de gele schuin geschrankte stenen. Het was er heet in de zomer en de wind blies door onze blonde haren. Onze bruine huid geurde lekker van de zon. We praatten en we lachten. Op een dag was ze weg samen met haar zusjes. Ik had haar adres nog niet gevraagd, hoe spijtig.
De plaats waar je heen gaat met je familie als kind is vaak ook de plaats waar je later als je groot bent graag met je partner op bezoek als wel met vakantie gaat. Je voelt je er dan thuis. Zo was ik eens met een lief in Wenduine. Het was fijn met haar maar ik miste de zwarte golfbrekers, de gele stenen, de pier. Zij was van Oudenburg, daar spreken ze “Oedenburgs” en zij kon dat soms snijdende dan weer wollige Zee West-Vlaams praten.
Het Nieuwpoorts is een schat op zijn eigen. Sommige opdiensters in het hotel spraken dat in de discotheek tegen mij als ik er “uithing” want ze zeggen daar niet “uitging”. Je moest wel “hoet lustern wè” om hen te kunnen verstaan.
Het waren mooie brave schattige meisjes, meestal studentes. Maar ooit kreeg ik jaren later eens de kans hun verblijven te zien. Ze hadden zelfs geen douche om zich te kunnen wassen; er was enkel een wasbak maar ze moesten er wel altijd onberispelijk uitzien. Schande van dat hotel in die straat. Nieuwpoort is in handen van twee families, leerde ik door daar in een café met de juiste mensen over te praten.
Ik kreeg verse lakens op mijn bed. Er zaten gaten in zo groot als een flinke pannenkoek. Ik vroeg vriendelijk om andere aan de ontvangstbalie. ZE hadden andere op mijn bed gelegd maar er zaten nog grotere gaten in. Ik vroeg me af wat alles nog bijeenhield: de gaten of de delen van het laken? De Noord-Franse dames die de roomservice deden spraken geen woord Nederlands wat vrij normaal is, zeiden dat veel lakens zo waren. Zo kan ik ook rijk worden.
Het eten dat er vroeger legendarisch was was soms niet te eten. Als de meeste gasten het voorgerecht niet opeten en dat daarna bijna onaangetast naar de keuken teruggaat, ziet dat dan niemand? Natuurlijk wel maar zij die het zien moeten zwijgen want het personeelsbeleid is streng en onmeedogenloos. Uit inside informatie wist ik dat de kok en de hotelmanager goede vrienden waren. Hij is de zoon van de vroegere eigenares van het hotel die heel vriendelijk omging met mijn ouders. Is dit nog management?
Ik heb een jaar in Mallorca als reisleider in veel hotels gewerkt en weet dat ze toeristen daar vaak zien als vee dat daar maar éénmaal komt. Of die nu content waren of niet dat maakte niet uit. Komt u niet terug dan komen er wel anderen in hun plaats uit gelijk welk land.
Die ziekte trof ook dat prestigieus hotel, “ons” hotel. Ik ben er nooit meer geweest ook al doet dat pijn. Anderen die er waren hadden gelijkaardige klachten hoorde ik. Waarom komt dat niet in het nieuws? Ik schud het even van me af.
- Ha daar ben je weer. Weet je John, Christine ik heb er ooit één gekend en was er smoorverliefd op. Patron twee pintjes aub.
- Santé.
- Je moet mij wat vertellen over die Christine.
Hij vertelde: … dat ze blond was en goed kon zingen. Dat ze vaak vrolijk is en meer. Enfin ik had een beeld.
- Met Pasen ga ik naar zee. Ik zal dat gedicht daar schrijven. Ik maak er wel tijd voor.
Ik schreef toch ieder jaar een soort reisverhaal op mijn Hermes typemachine op een blad met een foto van mij op en dat kopieerde ik zoveel keren nadien en stuurde dat dan als brief op naar vrienden. Ik vond het beter dan een briefkaart met foto’s op van vijf jaar oud van het “zeitje” of ander plaatselijk schoons.
Mijn bruine schrijfmap had ik altijd bij me op reis en vond een geschikte bar, de Nelson Tearoom om 13u30 te Nieuwpoort niet ver van de pier. De wind waaide wat te hard om buiten te schrijven hoewel het redelijk warm was met veel zon. Dat ging zo nog veertien dagen duren.
Wordt vervolgd…
GDB
“Jij hebt vier nieuwe tattoos en jij zegt mij niets?!” roep ik met schelle hoge stem terwijl ik kijk naar dikke zwarte letters die het woord ‘BAAIB’ vormen. Verschrikt zie ik nog meer spelfouten in een gedicht dat zijn hele ribbenkast bekleedt. Boos storm ik weg maar kom al snel op mijn stappen terug want ik ken mijn weg niet in deze grote stad met zoveel mensen. Met trillende stem vraag ik: “ben je misschien verliefd op iemand anders?!” En wanneer Bert “ja” stamelt word ik met een schok wakker.
Met half dichtgeknepen ogen zie ik op mijn scherm dat het nog maar 5u ’s ochtends is maar ik kronkel me om Bert heen en vertel mijn droom. Half slapend mompelt hij “gij en uw dromen toch altijd” en ook “dat is omdat je straks weer gaat reizen, kom we slapen nog wat.”
Als kind was er geen duidelijke scheidingslijn tussen mijn fantasie, dromen en de realiteit. Je dacht daar allemaal ook niet over na, je leefde gewoon in het hier en het nu. In de kleuterklas was ik een koningin die plaatsnam op een boomstronk terwijl klasgenoten in de huid van een leeuw of een beer grommend naar mij toe kwamen gekropen. Maar ik hoefde mijn hand maar op te heffen of de wilde dieren kronkelden zich luid spinnend om mijn benen heen en legden zich te slapen aan mijn voeten totdat ik ze opdroeg om iemand die me bedreigde aan te vallen.
Tegelijk fluisterde ik met de wind die me zei dat ze snel wat los zand zou doen opwaaien om een onzichtbaar gordijn te vormen. Ik keek de zon diep in de ogen die samenspande met de wolken om er even achter te verdwijnen zodat het donker werd. De bomen wuifden naar me ten teken dat ze de rangen achter mij zouden sluiten als ik op de vlucht moest slaan.
In een klein schriftje had ik de contactnummers, ik kon nog niet schrijven dus het waren allemaal tekens’ van Pipi Langkous, Superman en Merlina met haar parafix, die ik persoonlijk kon bereiken indien de nood echt hoog was. En in mijn dromen kon ik voluit praten met onze huisdieren en de boom op de speelplaats.
Niet lang daarna begon het andere kinderen op te vallen dat ik elke ochtend naar dezelfde boom liep om die te knuffelen en dat ik veel ‘tegen mezelf’ aan het praten was. “Met wie spreek je?” werd al gauw “mijn mama zegt dat mensen die tegen zichzelf praten gek zijn en naar een gekkenhuis moeten”. Ook mijn liefde voor dieren moest eraan geloven. Door de ontluikende seksualiteit van de jongens in de klas moest de ooit zo machtige koningin plaats ruimen voor de aantrekkelijke versie en volgde: “Swaantje, zullen wij samen in de vijver eendjes kweken?”
Mijn verbeeldingswereld keerde zich naar binnen maar beleefde daar in alle stilte de grootste avonturen. Ik werd een amazone op een paard die samen met mijn amazone zusters de pestkoppen op school te lijf ging. De wereld in mijn hoofd bestond uit prachtige natuur en kleine steden waar mensen vredelievend samenleefden met elkaar en met de dieren. Er was geen racisme, geen kindermishandeling, geen vervuiling en geen kernbommen. Ik ben dan ook een kind van de jaren ’80. Toch was niet alle onrecht uit de wereld. Enkele duistere krachten bundelden zich in een hoekje van die wereld en haalden af en toe uit. Maar dat hield het ook spannend voor mij en de andere amazones.
In de trein ben ik de diep in gedachten verzonken schrijfster die mijmerend om zich heen staart maar eigenlijk bekijk ik mijn medereizigers en vraag me af wie er ook zo’n extra wereld op na houdt. En waarom en hoe de mijne ooit ophield met bestaan? Was ik, net zoals in The Never Ending Story, te laat met mijn wereld te benoemen en ging deze daarom onherroepelijk verloren?
Eén ding is zeker, de grens tussen dromen en realiteit zijn nog steeds niet erg duidelijk want ik voel me nog wat knorrig omdat Bert allemaal nieuwe tattoos en een oogje op iemand anders heeft. Gelukkig kan ik de slapende amazone in mij sussen, Bert mag me dankbaar zijn.
SL
Wie reeds verhuisde naar Mastodon kan me daar vinden via bovenstaande knop .
Herinner je je lezer we eindigden het voetbalpraatje met:
De natuur streeft naar minimale energie. Als je dus met wat detergent in water een bel blaast met een pijpje en laat vliegen dan is die perfect rond zonder paneeltjes. De bol heeft dus de grootste inhoud en de kleinste oppervlakte van alle driedimensionale vormen. Dit is wat Adidas nog steeds zoekt…
…
Hier wordt het wat moeilijker, maar wie volhoudt zal hier en daar toch kunnen lachen… Ga anders verder naar waar het aangeduid staat.
Verhouding of ratio van vierkant en cirkel. Veronderstel dat je een vierkant hebt met zijde z = 1 en je tekent er een cirkel in. Dan hou je 4 kromme hoekjes over. Samen vormen zij het kromme ruitje waarover ik sprak in de tekst Bistro Parnasse 1997.
Hoe groot is dat kromme ruitje?
De oppervlakte Av van het vierkant is: z x z = z² met zijde z = 1
=> Av = 1² = 1
Een vierkant met zijde z = 1 noemen we ook een eenheidsvierkant.
De oppervlakte Ac van de ingeschreven cirkel met straal r is?
De straal r = z / 2 met z = 1 dus r = 1 / 2 en
Ac = π r² => Ac = π (1 / 2)².
<=> Ac = π 1² / 2² <=> Ac = π . 1 / 4 => Ac = π / 4.
Dus de oppervlakte van de cirkel ingeschreven in een eenheidsvierkant met oppervlakte 1 is:
Ac = π / 4 < 1 met π = 3,14.
Ac ≈ 0,785 398.
Dus volgt dat de oppervlakte A(r) van het ruitje = de oppervlakte van het eenheidsvierkant EV – de oppervlakte van de ingeschreven cirkel:
<=>A(r) = A(EV) - A(c)
<=>A(r) = 1 - π / 4
<=>A(r) = 1 - 0,785.398 <=> A(r) = 0,214.601…
Dus de oppervlakte van zo een overgebleven hoekje is:
A(h) = A(r) / 4 = (0,214.601…) / 4 = 0,053.650… dit is zowat 5% van het eenheidsvierkant. Dus het ruitje neemt zowat 20% van de oppervlakte in van het eenheidsvierkant EV.
We hadden dat ook exact kunnen schrijven met 4A(h) = A(r) als:
____A(r) = (1 - π / 4).
<=>4(A(h)) = (4 .1 - π) / 4.
<=>A(h) = (4 - π) / 16 exact.
<=>A(h) ≈ 0.858.407/16.
<=>A(h) ≈ 0.053.650.
De ratio R van het vierkant 1 en de ingeschreven cirkel π/4 is:
R = 1/ (π/4) => R = 4 / π of R = 1,273.239 …
of R ≈ 1,3.
Geldt die verhouding voor elk vierkant en ingeschreven cirkel?
Stel we hebben een vierkant met zijde z dan is zijn oppervlakte A(v) gelijk aan zijde maal zijde of: A(v) = z . z dus A(v) = z².
De oppervlakte van de ingeschreven cirkel met straal z/2 is:
A (c) = π . (z / 2)² of A (c) = π . z² / 4.
Dus de verhouding van Av en Ac is:
Av / Ac = z² / z². (π / 4) met z > 0 volgt met eliminatie van z.
Av / Ac = 1 / (π / 4) <=> Av / Ac = 4 / π.
<=> Av / Ac = 1,273…
De verhouding is hetzelfde dus dit geldt voor alle vierkanten.
Na de eliminatie kruisen alle wiskundigen hun armen en blazen de rook weg van de mond van hun browning Hi-Power pistool kaliber 9,007 mm, wat geschut maar niet gestoord ...
Er stond:
Av / Ac = z² / z² . (π / 4) met z > 0 volgt.
Waarom mag z niet 0 zijn?
We hebben z in de teller en de noemer staan dus z / z.
0/4 = 0 of elke 0 gedeeld door een willekeurig getal w -behalve w = 0- levert altijd 0 op: 0/w = 0. Dat geeft geen enkel probleem. Anders is het als we een willekeurig getal w hebben dat we willen delen door 0 zoals w/0 of het speciale geval 0/0.
Hier wordt vaak op geantwoord: ‘Delen door 0 dat gaat niet…’. Dit is geen goed wiskundig antwoord. Wel correct wiskundig is:
De deling door 0 is niet gedefinieerd. Dat is alles wat erover verteld moet worden hier.
Lees hier verder voor de lezer die wiskunde haat:
In het begin dat ik lesgaf had ik vaak maar een interim van enkele weken of maanden. Ik had al wel zeker de avondschool CVO (Centrum voor volwassenen) vast waar ik lesgaf in onder andere wiskunde, elektronica en industriële elektronica. Dit laatste was een droog wat saai en moeilijk vak maar toen de plaats vacant was nam ik het aan. Ik zou het vak wel geven op mijn manier.
Ik gaf les met humor en men kwam graag. De wiskunde en de elektronica dat was meer een hobby van mij. Ik gaf les over vergelijkingen en stelsels. Voor mij was dat eenvoudig, voor hen was dat heel moeilijk en ik had er begrip voor. Die volwassen mannen kwamen voor een diploma dat hen op hun werk veel geld kon opbrengen en wie ben ik dan om hen dat af te pakken? Dus ik was mild met de punten.
Als ik vrij was tijdens een tussenuur op school las ik wetenschappelijke boeken en rekende veel. Mensen denken dat rekenen met getallen werken is. Dat is voor een deel zo maar meestal werk je met letters a, b c en zo.
Ik hield me ook bezig met tovervierkanten, ook wel magische vierkanten genoemd. Oneven bijvoorbeeld een 3 x 3 of 5 x 5 en hoger dat heeft te maken met cyclische verwisseling waarop veel kaart trucs zijn gebaseerd. De even gevallen zijn kei moeilijk. Een 4 x 4 geeft 16 blokjes die samen per rij en kolom 34 geven.
Het is wel de bedoeling dat de getallen die je willekeurig invult achter elkaar volgen. Dus voor een 4 x 4 moeten de getallen 1, 2, 3, …,16 gebruikt worden.
Ik vermeld even dat de kunstenaar en theoreticus Albrecht Dürer (1471 – 1528) er een kunststuk van gemaakt heeft zodat het fabricagejaar van zijn gravure erin voorkomt: 1514 wat voor die tijd niet gemakkelijk is.
Mensen hielden zich bezig in hun schaarse vrije tijd met die wiskundige raadseltjes op te lossen als amusement.
Ze hadden geen rekenmachines RM zoals wij. Meestal ligt die RM ergens achteloos in een schuif. Die mensen van toen zouden er niet afgebleven zijn, al was het maar om na te gaan of er geen fout inzit...
Een gravure of koperets moet in spiegelschrift gemaakt worden en we zien op de gravure Melancholia van Dürer dat één 5 omgekeerd staat.
Het tovervierkant van Dürer is klein in verhouding met het de hele gravure, dus dat hij een foutje maakte is bijna voor de hand liggend.
Ik geef hier Dürer’ s magisch vierkant:
16___3___ 2___ 13.
5___ 10___11___8.
9____6____7___12.
4___15___14___1.
Horizontaal en verticaal levert de som van de getallen 34 op. Dat noemen we de magische constante van het magische vierkant.
We zien ook dat de som volgens de diagonalen ook 34 oplevert en dat geheel van sommen noemt men panmagisch.
Wordt vervolgd …
GRAY BODES
(Foto: Carl Sagan)
GDB
Mijn bijzonder gewaardeerde AP-schrijfzuster Kathleen heeft ons allen verrijkt met een verslag van haar eerste spa-ervaring. Haar narratief vormt wat mij betreft zowel een waarschuwing als een inspiratiebron. Haar heroïsche strijd met badmutsen, blauwe horrorverlichting en schuifelende octopussen roept dwingende vragen op over het wellevend omgaan met wellness. Een bezoek aan een spa hoort te baden in een oase van ontspanning, maar zonder de juiste etiquette verzuipt een mens al snel in een vijver vol sociale ongemakkelijkheden. In naam van de beschaafde samenleving geef ik daarom graag enkele richtlijnen voor wie zijn eer en waardigheid intact wil houden in het vochtige universum van sauna’s, stoombaden en bubbelende gevaren.
Laat geen drijvend bewijsmateriaal achter
Het is niet omdat het water in een bubbelbad woelt en kolkt dat men mag aannemen dat het alle menselijke onvolkomenheden verzwelgt. Houd u verre van het notoir onsmakelijke ritueel waarbij men zijn ledematen laat reinigen door de kracht van de golven. Mocht uw opperhuid ongewenst beginnen te vervellen, wees dan discreet en gebruik een handdoek. Een eigen exemplaar graag, niet de vriendelijk aangeboden textielstukken van de receptie waarin zich andermans huidresten kunnen schuilhouden!
De sauna is geen biechtstoel
De sauna is een plaats van bezinning, niet van uitgebreide conversaties over uw fiscale planning of de avonturen van uw huisdier. Het is ook niet de bedoeling om in groepsverband oerkreten te slaken wanneer de hitte u onverwacht treft. Mocht u zich geroepen voelen om uw diepste existentiële zorgen te delen, bewaar die dan voor een latere gelegenheid, liefst buiten de warme mist van andermans zweet.
De stoombad-sluiptechniek
Wie zich in het stoombad begeeft, treedt een dimensie binnen waarin zichtbaarheid nagenoeg nihil is. Dit impliceert dat men zich behoedzaam voortbeweegt. Het is onbetamelijk om als een losgeslagen neushoorn over andermans voeten te denderen. De correcte aanpak? Stap traag, met een zekere sereniteit, en tast voorzichtig de contouren van uw medemens af met uw stem, niet met uw knieën, laat staan met grijpgrage handen.
Massage: een delicate kwestie
De oversteek van spa naar massageruimte is een mijnenveld van misverstanden. De enige juiste strategie: wees voorbereid. Geen paniek bij het overhandigen van het wegwerp-onderbroekje – dit is geen hersenbreker. Men trekt het aan zoals elk ander ondergoed en dient te aanvaarden dat zijn pasvorm allesbehalve flatterend zal zijn. Doch, opgelet: wie het per abuis over het hoofd trekt als een reservemuts, maakt zichzelf niet alleen onsterfelijk belachelijk, maar loopt ook het risico zonder pardon verbannen te worden uit de spa.
Zo. Ik hoop u verblijd te hebben met het zweet mijns inzichten. Een spa kan een toevluchtsoord zijn van pure ontspanning, maar zonder de juiste etiquette wordt het een broeiplaats van sociale catastrofes. Voortaan staat niets uw weldadige wellness-ervaring nog in de weg – en wie weet, inspireert u op uw beurt een volgende generatie spa-gangers met uw voorbeeldig gedrag.
U in een waas van Marseillezeep verkerende
Jean-Pierre Hoofs.
OVER JEAN-PIERRE HOOFS
Hij mag dan geen sant in eigen land zijn, Jean-Pierre Hoofs is een man met naam en faam, niet in het minst in het Verenigd Koninkrijk. Hoofs stond decennialang aan het hoofd van de Londense School for Butlers & Hospitality, een instituut met wortels die teruggaan tot de 19de eeuw. Na een rijkgevuld leven aan de overzijde van het Kanaal resideert de man sinds twee jaar weer in het lieflijke Brugge, zijn beminde geboortestad. Daar vult hij zijn dagen als gepensioneerde zinvol in, onder meer als vlot Engelssprekende gids in het Memlingmuseum. Daarnaast verblijdt én verlicht hij de lezers van Au Parleur met zijn wijze raad voor meer courtoisie en goede manieren.
JV
Net op het moment dat Jacky aan de lijn hing met Claude riep Arsène, die de vanuit zijn zolderraam de straat in het hoog hield, ‘Alarm mannen, de straat krioelt van de Chinezen. Dit keer is het menens’.
‘Claude’, sprak Jacky gehaast, ‘Je staat er alleen voor, vind de bom en ontmantel ze. Wij worden hier momenteel belegerd door de vijand, we zien mekaar later’, en hij verbrak de verbinding.
‘Tijd voor mijn geheim wapen’, sprak Jacky zijn vrienden toe, ‘Eén van mijn neefjes is is een echte computer nerd, hij helpt me bij het hacken van de servers van mijn concurrenten en hij bedacht een leuk plannetje dat we nu gaan activeren. Als ze oorlog willen, zullen ze oorlog krijgen. Cyberoorlog!’. Jacky kreeg een verbeten trek rond zijn mond. Hij nam zijn smartphone en sprak, ‘Hi Siri, lanceer operatie “Lange Muur”.
Vanop de straat klonk plots het gerinkel van tientallen gsm’s tegelijkertijd en onze vrienden zagen hoe de Chinese belegeraars uiteenstoven. Seconden later lag de straat er verlaten bij. ‘Wat is er gebeurd?’, vroeg Julieng van de Sécurité verbaasd. Jacky grinnikte en zei, ‘Simpel. We weten dat het Chinese consulaat gebruik maakt van “sleepers”, Chinezen die incognito in Marseille wonen en worden geactiveerd als spionnen van zodra Beijing het opportuun acht. Die mannen werken natuurlijk allemaal als afhaalchinees en zijn zo geconditioneerd dat van zodra ze een bestelling ontvangen zij meteen op hun bakfiets springen om te gaan leveren. Mijn neefje maakte met behulp van AI een programma dat tegelijkertijd een resem bestellingen plaatst bij elk Chinees restaurant in Marseille. Die mannen die zonet nog bereid waren om hun leven te geven om onze vriendin, Marie Meunier de geniale uitvindster van de revolutionaire zeepformule, te ontvoeren werden overstelpt met berichten als “twee keer nummer 23 en vijf keer nummer 16 plus noodels en gebakken kantonrijst”. Die zijn wel even zoet met het bereiden en het bezorgen op onbestaande adressen’.
‘Tja’, pikte Julieng in, ‘het is altijd hetzelfde met die communisten. We zien dat bij de Russen, we zien dat bij de Chinezen. Van zodra zij een tijdje in het vrije Westen wonen, merken zij dat onze cultuur zoveel vooruitstrevender en beschaafder is dan die waaruit zijzelf afkomstig zijn. Eens je de geneugten van het zakendoen en het geld verdienen hebt leren kennen, is er geen weg meer terug. Als ze een centje kunnen verdienen, laten ze alles vallen waar ze mee bezig zijn en verschijnen er eurotekens in hun ogen. Slim gezien Jacky’. ‘Ach, het is maar simpele psychologie’, nam Jacky het compliment in ontvangst.
‘Alles goed en wel’, bracht Arsène Putin zijn vrienden weer bij de realiteit van het moment, ‘iets zegt me dat de Chinese consul niet in de val is getrapt en waarschijnlijk reeds loopt te snuffelen in de verkoophallen van Maison Empereur, hier een paar verdiepingen lager. Mijn appartement ligt dan wel verborgen achter meerdere geheime deuren en gangen maar we moeten het kwaad met wortel en al uitroeien, vinden jullie niet?’.
‘Laat dat maar aan mij over’, sprak Jacky beslist, ‘let jij inmiddels op het meisje. Waar is ze trouwens? Ik heb haar al meer dan een kwartier niet meer gezien’. ‘Maak je geen zorgen’, suste Arsène, ‘ze is haar kamer aan het kuisen en daarna wilde ze al beginnen met het trekken van een visbouillon want vanavond maakt ze bouillabaisse’.
Jacky begaf zich via een wirwar van verborgen gangen naar de afdeling Keukenmessen en bewapende zich met een uitbeenmes, een steakmes en een chef’s van het Franse merk Gauyon-Chazeau. Voor de zekerheid stak hij nog een santoku snijmes tussen zijn tanden en sloop vervolgens gehurkt door de verschillende afdelingen van Maison Empereur. In de afdeling Kuisproducten en Zepen zag hij de consul staan morrelen aan een gesloten kastdeur. ‘De ironie’, dacht Jacky, ‘dat ik hem ga vermoorden tussen de bruine zeep, het product waar alles om draait’.
‘Kan ik u helpen?’, vroeg Jacky. De Chinese consul draaide zich verschrikt om en besefte dat zijn spel uit was. De consul dook weg achter een toonbank en trok zijn QSZ-92 semi-automatisch pistool. Hij haalde de trekker over maar het inferieure wapen haperde en Jacky greep zijn kans. Lenig als een kat sprong hij boven op de consul en stak het steakmes in diens schouder. De consul schreeuwde als een zwijn dat naar de slachtbank wordt geleid en begon te jammeren. ‘Genade edele heer’, smeekte hij, ‘spaar mijn leven en ik zal voor immer uw slaaf zijn’. Jacky aarzelde en de consul, die uiteraard enkel comedie speelde, trok een mes uit zijn kous dat hij in een snelle flits naar Jacky gooide. In een reflex hield Jacky zijn handen voor zijn gezicht en terwijl het mes afketste op zijn Cartier polshorloge brak het lemmet in tweeën. Alweer was het bewezen dat Franse producten de sterkste en beste ter wereld zijn en dat de Chinezen slechts in staat zijn tot het plagiëren en namaken van wat ze stelen uit het Westen.
Jacky had er genoeg van en gooide zijn uitbeenmes naar de consul. Hij trof hem perfect tussen de ogen en de spion zakte zieltogend ineen.
Terwijl deze dramatische gebeurtenissen zich afspeelden in het oude hart van Marseille waren Claude en Natasha koortsachtig op zoek naar de Chinese meesterspion Yichén Wang en de bom die hij had verborgen in het Palais des Congrès et des Expositions. De openingsreceptie van de Top van de Zeven Belangrijkste Zeepproducerende Landen zou van start gaan om zestien uur, er restte hen dus niet veel tijd meer.
De immer alerte Natasha merkte een verdachte schim op die zich schuilhield in het struikgewas bij de dienstingang van het grote gebouw. Haar snel verstand werkte op volle toeren. ‘Claude’, stootte zij haar gezel aan, ‘target op vier uur, hij probeert zich te verstoppen. Als jij achter hem aangaat, hou ik me bezig met de bom’. ‘Strak plan’, antwoordde Claude en met een rondtrekkende beweging sloop hij onopvallend naar de plek waar Natasha de spion had gezien.
Yichén Wang probeerde zich krampachtig uit het zicht te houden. Hij wilde natuurlijk zien of zijn vuile plannetje zou slagen of misschien hoopte hij alsnog Marie Meunier, de geniale uitvindster van de revolutionaire zeepformule, in handen te krijgen. Hij zou nu wel al weten dat alle anderen, inclusief de consul, jammerlijk hadden gefaald in al hun vuige plannetjes.
Claude sloop, lenig als een kat, ongemerkt naderbij en sprong de Chinese spion in de nek. Met één welgemikte vuistslag schakelde hij de verrader uit en knevelde hem. Natasha was nergens meer te bekennen dus nam Claude zelf het initiatief. Hij sleurde de spion mee naar het safe house van de Sécurité en schopte hem de kelders van het gebouw in.
Toen Yichén Wang eindelijk bij zijn positieven kwam, zat hij stevig gebonden op een ongemakkelijke stoel. Claude sloeg hem een paar keer op de wangen. ‘Ben je daar eindelijk?’, schimpte hij, ‘begin al maar te zingen, hond’. ‘Nooit, jij Westerse rat’, antwoordde Yichén Wang maar zijn stem verraadde angst. ‘Zoals je wil’, zei Claude, ‘Ik heb hier iets wat je tong wel los zal maken’ en hij toverde een Dubbele Cheeseburger tevoorschijn. Iedereen weet dat de Chinezen omwille van evolutionaire redenen het verfijnde smaakpalet van de Westerse voeding nog niet kunnen verdragen en Claude maakte daar handig gebruik van. De ogen van Yichén Wang vulden zich met angst. ‘Spreek of eet’, sprak Claude droog en Yichén Wang brak.
‘De formule hebben wij niet gestolen’, begon hij te tateren, ‘we hebben die nooit in handen gehad. De uitvindster ontvoeren is ons ook niet gelukt…’. Yichén Wang begon te wenen, ‘Als ik terugkeer naar China wordt ik voorzeker aan de varkens gevoerd’, snotterde hij, ‘Kan ik geen asiel krijgen in Brussel of zo?’. Claude sloeg hem een paar keer met de vlakke hand in het gelaat. ‘Verman je’, sprak hij de spion honend toe, ‘Waar is de bom en wanneer gaat ze af?’.
‘Ik heb ze verborgen onder de tafel met de hapjes en de aperitieven’, jankte Yichén Wang, ‘Ik wilde ze eerst onder het podium in de grote zaal stoppen maar ik had geen tijd genoeg. Ze zal afgaan om vier uur dertig precies. Dat hoop ik tenminste want ik gebruikte een klokje van Chinese makelij en die zijn niet altijd even betrouwbaar. Namaak weet je wel?’.
Claude keek op zijn polshorloge en zag dat het al kwart over vier was. Hij greep zijn gsm en belde naar Natasha. Geen antwoord. Claude liet Yichén Wang aan zijn lot over en sprintte zo snel hij kon naar het nabijgelegen Palais des Congrès et des Expositions.
Wordt vervolgd
HL
Slechte gedachten:
Waar hebben de vrouwen de meeste krolletjes?
Het antwoord bevindt zich bij allen onderaan beneden
Soort y:
Een ei zo speciaal dat je ervan moet wenen?
Een ontroerei.
(org)
ChatGPT: deepsick
(org)
GDB
In Afrika
Naar mijn mening is het belangrijk om een goede stoelgang te hebben. In de medische wereld streeft men naar driehonderd grammekes per dag, al is tweehonderdvijftig ook goed.
Mensen die dat gemiddelde niet halen, geraken geconstipeerd en dat kan gevolgen hebben voor je omgeving. Dat die dus minder aangenaam kunnen zijn in de omgang bedoel ik.
Naar mijn mening moeten we voor genoeg vezels in ons dieet zorgen, dat is goed voor de transit. 'Laat het stromen', raadde mijn therapeut me aan. Dat ging dan wel over emoties, maar men kan dat gerust doortrekken naar andere domeinen.
Amedé
© Au Parleur - JEROEN VERMEIREN/HANS LENGELER 2023/update 2024
SINT-DENIJSLAAN 31A - 9000 GENT
11, BOULEVARD CLEMENCEAU - 83510 LORGUES - FRANCE
BEELDEN: EIGEN WERK, UNSPLASH & FREEPIX