- Negenenzeventigste editie - 5 april 2025 - 2e Jaargang -
'Hey Bro, is het jou ook al opgevallen dat eens het extreem rechts tuig à la Dries en Marine wordt veroordeeld - correct veroordeeld met overweldigend bewijs en geheel volgens de wet - zij plots in de rol van het slachtoffer kruipen?’.
‘Ja, typisch. Het zijn de eersten om anderen te beschuldigen, vals of terecht, maar als zij zelf tegen de lamp lopen, beginnen ze te janken over het onrecht dat hen wordt aangedaan’.
‘Trump is op deze wijze president geworden, dus waarom zou je het niet ook eens proberen?’.
‘Het zijn lafaards en valsspelers Bro’.
‘De grootste stommekloten zijn de mensen die voor hen stemmen’.
’Tja, kortzichtigheid en achterlijkheid gaan hand in hand, nietwaar’.
‘De wereld is naar de zak’.
‘Maar neen, de zak is naar de wereld. Komt goed. Ooit’.
Hans Lengeler, Lorgues, Provence
Jeroen Vermeiren, Gent, België
Lieve Marine, je werd veroordeeld met behulp van een strenge anti-fraudewet die je zelf mee hebt gestemd in de hoop er anderen mee te treffen.
Karma is a bitch.
Wie weet kan ik Bert zo meteen bellen om te zeggen dat hij mag stoppen met het verslepen van zakken cement en puin en dat hij nooit meer zijn lijf moet kapotwerken. En kan ik de jongste gelukkig maken omdat hij nooit meer naar die stomme school moet en we een alternatief kunnen zoeken. En dat we met ons vijven een hele lange reis kunnen maken tijdens de zomer. Ik ben helemaal in mijn nopjes als ik me naar het krantenwinkeltje begeef met mijn lottobriefje van 2.5 euro.
‘Dat versta ik niet,’ zegt Bert, ‘dat jij kan fantaseren over veel geld winnen om dan keer op keer teleurgesteld te worden als je dat ticketje hebt afgegeven.’ Maar ik vind dagdromen heel leuk en terwijl ik aanschuif in de rij bedenk ik nog dit: ik zou een grote kangoeroewoning kopen zodat alle dochters om de beurt dicht bij mama kunnen zijn. Of kunnen melden aan mijn zussen en broers dat ze nooit meer een stomme job moeten uitvoeren of met een gigantische lening rond hun nek moeten leven. En ik zou kunnen investeren in projecten die de wereld een betere plek maken. Ik kan daar uren over fantaseren en word daar oprecht vrolijk van.
Alhoewel, soms vloeit dat dagdromen over in een nachtmerrie. Wat als iedereen ruzie krijgt? Vrienden ineens van alles van je willen? Dat plots iedereen je vriend wil zijn om mee te kunnen surfen op jouw fortuin? Of uit jaloezie niemand nog bevriend wil zijn? Dat mijn kinderen rotverwende mannen worden? Dat wij ons stierlijk gaan vervelen en dat het op een scheiding uitdraait? Dan blijft het lottobriefje wekenlang in mijn portefeuille zitten omdat ik de doos van Pandora niet durf te openen.
De lage toon van het controlemachientje geeft aan dat ook vandaag een groot fortuin niet tot de mogelijkheden behoort. Maar dat houdt me niet tegen om opnieuw voor 2.5 euro een lotje te kopen dat weer tijdelijk in mijn portefeuille komt wonen en mijn hoofd zo af en toe vol dagdromen kleurt.
Maar er zijn ook al andere levens veel dichterbij gepasseerd. Eigenlijk bestaat elk moment uit oneindig veel mogelijkheden en zouden we oneindig veel verschillende levens gehad kunnen hebben.
Zo bekeek ik de documentaire ‘Bariloche’ over Vlaamse collaborateurs die naar Argentinië vluchtten. En het verhaal van mijn grootmoeder kwam weer bovendrijven. Hoe zij onderschept werd op weg naar Argentinië met twee kinderen in een rieten mand, mijn vader en zijn oudste zus. Vooral die kinderen in een rieten reismand spraken tot mijn verbeelding als klein meisje. Door die documentaire dacht ik ineens hoe anders het had kunnen lopen mochten ze toch in Zuid-Amerika geraakt zijn. Dan was ik er niet geweest, of misschien als een Argentijnse versie? Met een weelderige haardos en een olijfkleurige huid die nooit verbrandt? Een mens mag al eens dromen, hè?
"Ik geloof zo graag dat het allemaal in de sterren geschreven stond"
Mijn ouders hebben beiden geen rijbewijs, dus wij gingen met de tram of reden met een ouder mee naar school. En zo stonden mijn zusje en ik een keer te wachten langs de weg. In mijn jaszak vond ik een verdwaalde napoleonbol die ik snel, zonder dat mijn zusje het zag, in mijn mond stak want ik wilde hem niet delen. Er stopte een wagen en een mama stapte uit om de koffer te openen, want toen kon je nog ongestoord met een koffer vol kinderen aankomen bij de schoolpoort. Tot mijn verbazing zag ik de jongen zitten waar ik verliefd op was en schoof naast hem in de koffer. Mijn hart klopte zo hard van opwinding en spanning, maar ik durfde niets zeggen. Daarbij hield ik dat snoepje strak op mijn tong geklemd, want snoepgoed was toen iets heel kostbaars en dat deelde je, maar ik vond dat vies. Plots schoot die napoleonbol naar achteren in mijn keel en kreeg ik nog amper adem. Maar ik bleef stoïcijns voor me uit staren. Ik wilde geen dramatische taferelen met een heimlichgreep nu ik naast die jongen zat, maar ook niet uitgemaakt worden voor ‘gierigaard’ omdat ik die napoleonbol niet had gedeeld. Ik zag al sterretjes voor mijn ogen en dacht dat ik elk moment zou flauwvallen toen plots de auto abrupt remde, waardoor wij door de lucht vlogen en de napoleonbol uit mijn keel schoot. Iedereen gilde, maar ik haalde diep adem en niemand zag hoe het snoepje naar voren vloog en tussen opvliegende boekentassen verdween. De moeder en andere kinderen waren in shock toen we bij de schoolpoort aankwamen, maar ik was euforisch: mijn reputatie was gered en ik was niet verstikt door een napoleonbol. Het had ook toen helemaal anders kunnen uitdraaien, dat leven van me.
Ook toen mijn voormalig lief en ik in Australië het lumineuze idee kregen om ’s nachts naakt in de oceaan te duiken. Ach, je bent jong en verliefd en vooral roekeloos, maar de volgende dag werd er aan dat strand iemand doodgebeten door een haai die er blijkbaar al enkele dagen in de baai rondzwom. Onze romantische nachtelijke zwempartij had ook in een heus bloedbad kunnen eindigen met een krantenkop over die domme toeristen die de waarschuwingsborden in de wind slaan. Dat had ook gekund.
En als ik een verblijfsvergunning had gekregen in plaats van een toeristenvisum, dan hoefde ik niet om de drie maanden Australië te verlaten en nadien weer binnenvliegen. En als ik voor één van die reizen niet had beslist om van die gelegenheid gebruik te maken om met een goede vriend door Vietnam te reizen, dan had mijn jaloers lief het niet uitgemaakt en woonde ik misschien wel in Cornwall. En als ik in Vietnam niet het idee had opgepikt om een eigen kledinglijn te beginnen omdat ik daar allemaal prachtige stoffen en goede kleermakers aantrof, dan was ik niet voor het voldongen feit gesteld dat ik beter af was in België om mijn startkapitaal bijeen te verdienen dan als illegale werker in Australië. En als ik niet, het zou tijdelijk zijn, weer naar mijn geboorteland was teruggekeerd, dan had Bert, toen hij dat restaurant in Antwerpen binnenwandelde, mij daar nooit aangetroffen.
En ook al weet ik beter, ik geloof zo graag dat het allemaal in de sterren geschreven stond, want soms zijn al die mogelijkheden te mooi om toevallig te zijn.
SL
Wie een account heeft op Mastodon kan me daar vinden via een klik op onderstaand logo.
De verzameling theekoppen in mijn keukenkast heeft biografische waarde. De oudste dateren uit de jaren ’80: het zijn tassen met smurfen, troetelbeertjes en de kleine zeemeermin. Deze tassen begonnen hun leven als chocopotten met een rood, plastic deksel en voorzien van een oor. Was de choco op, dan wierp je het deksel weg, kuiste de pot uit, en kijk, opeens had je een theekop met je favoriete tekenfilmfiguurtjes! Baanbrekende marketing was dat in die jaren. (Aan de kleine zeemeermin kun je zien dat ook Disney-prinsessen niet aan de tand des tijds ontsnappen: haar rode lokken zijn ondertussen sneeuwwit.)
Er is ook een kop met de klasfoto van mijn dochter toen ze in het tweede leerjaar zat en die haar klasleraar Juan Carlos aan de hele klas cadeau gaf als afscheidsgeschenk. Sempre al meu cap i al meu cor staat er in het Valenciaans - ‘voor altijd in mijn hoofd en in mijn hart’. En hij voor altijd in onze keukenkast, die fantastische Juan Carlos.
Jarenlang stond er tussen die collectie een theekop met een citaat van Oscar Wilde: I have nothing to declare, except my genius. Die kop gaf ik aan de Palestijn, nadat hij me verteld had hoe hij jaren eerder als vluchteling op de luchthaven van Barcelona was aangekomen met als bagage enkel een rugzak met daarin wat kleren en tien boeken. Hij had werkelijk niets anders aan te geven dan zijn genie, en dat was behoorlijk veel.
We kennen elkaar nu ongeveer twee jaar, en hebben in die tijd liters en liters thee gedronken, samen. ’s Morgens witte thee om wakker te worden, ’s avonds valeriaan om makkelijker in te slapen. Sinds kort drinken we ook bloementhee die hij meebracht uit Syrië, waar hij dankzij de val van het regime voor het eerst in bijna dertien jaar weer naartoe kon om zijn familie en vrienden te bezoeken.
"Ik zie hoe de tijm het water kleurt"
“We moeten praten,” zegt hij. “Wil je thee?”
“Ja,” zeg ik.
Ik weet dat we moeten praten. We hebben net een discussie gehad die de laatste tijd vaak terugkeert, en ik weet dat het steeds terugkeert omdat het gezien wil worden en wij het niet willen zien.
De Palestijn warmt water op en ik neem twee theekoppen uit de kast: een kop met bloemen en de aanmoedigende boodschap Smile voor hem, en voor mezelf een kop met Jij bent gewoon geweldig, die ik ooit van een vriendin kreeg. Ik pak twee theezakjes, laat ze in het hete water glijden, en dan gaan we op de sofa zitten, onze handen rond de kalmerende warmtebronnen die onze theekoppen zijn.
Tijdens het gesprek laat ik mijn blik zakken. Ik staar in mijn thee terwijl ik hem hoor uitspreken wat ik al lang weet. Dat dit geen toekomst heeft. Dat hij jonger is dan ik, en op een dag nog kinderen wil. Op een dag, als die verwoestende oorlog voorbij is die net weer opnieuw begonnen is. En dat het niet uitmaakt hoe graag we elkaar zien - als de één wel kinderen wil en de ander niet, dan is daar geen weg rond. Dat is een dealbreaker waar vroeg of laat bijna elke relatie op stukloopt.
Mijn blik hangt vast aan de theekop. Jij bent gewoon geweldig. Ook als je deze man verliest. Wanneer ik uiteindelijk opkijk, zie ik dat hij huilt.
“Het spijt me,” zegt hij. “Ik weet dat het niet goed gaat komen.” Ik laat mijn blik weer zakken, zie hoe de tijm het water kleurt.
Er zijn mensen die de toekomst kunnen lezen in het koffiedik op de bodem van hun kopje. Die middag zie ik het verleden in mijn thee.
Ik wil niet opkijken.
KV
Wie een account heeft op Mastodon kan me daar vinden via een klik op onderstaand logo.
Er zijn van die dagen dat je hart even stilstaat. Bijvoorbeeld omdat je een brief ontvangt waarvan je hoopte dat hij nooit zou komen. Maar plots ligt hij daar onheilspellend op je deurmat. Je herkent het handschrift meteen. Je denkt: het zal toch niet. Je weet: het is zover. Sinds afgelopen donderdag strompel ik door het leven als draag ik sneakers van gebroken glas. Bij elke stap die ik zet, dringt een nieuwe scherf alweer in vers voetenvlees. Ik trek een spoor van bloed door de straten, waarin ik tobbend dool en verdwaal. Ik waan mij terug in Londen, de stad waar ik dertig jaar geleden iets onzegbaars meemaakte. ‘Victor’, galmt het in mijn hoofd. ‘Victor’.
Ik weet het. Je wil mij vragen wie Victor is. Ik krijg het gezegd noch geschreven. Ik kan slechts die verontrustende brief met je delen in de wetenschap dat je mij niet één woord van raad of geruststelling kan bieden. Hooguit kan ik de dreiging die ervan uitgaat verdragen, omdat ik ze gedeeld heb. Met jou.
Londen, 30 maart april 2025
Mijn beste Jeroen,
Ik had nooit gedacht je opnieuw te schrijven. En toch, na al die jaren, kan ik niet langer zwijgen. Je weet waarom.
Gisteren, terwijl ik door de nevelige straten van Bloomsbury dwaalde, zag ik een man. Niet zomaar een man, Jeroen. Hij droeg dezelfde groene sjaal als Victor destijds, en even dacht ik – nee, ik wist – dat hij het was. Maar dat is onmogelijk… toch?
Ik heb zijn spoor gevolgd tot aan een boekenwinkel in Charing Cross. Hij bladerde door een verzameling oude brieven, leek te zoeken naar iets. Toen hij me zag, verstijfde hij. Een seconde lang staarden we elkaar aan en toen verdween hij in de menigte. Ik kon hem niet tegenhouden. Ik was als versteend. Ik weet niet hoe lang ik daar volkomen ontdaan heb gestaan. De tijd ging open en weer dicht, open en weer dicht.
Jeroen, jij was erbij die nacht. Jij weet wat we gedaan hebben. Als Victor – of iemand die hem kende – terug is, dan betekent dat iets. En ik moet weten wát.
Schrijf me terug. Ik weet dat we hebben afgesproken nooit meer over die nacht te spreken, maar tijden veranderen. Geheimen zinken niet, Jeroen. Ze dobberen onder de oppervlakte en wachten daar geduldig op het juiste moment om boven te komen drijven.
Met onrustige groet,
Margaret
Met onrustige groet, schrijft Margaret. Vertel mij wat. Ik heb sinds donderdag maar één groet meer: die van de slapeloze, die elke seconde een mes tussen zijn ribben verwacht van een wraaklustige geest. Elke seconde. Ook nu. En nu. En nu, wéér.
Was ik gelovig, ik zou je vragen te bidden voor mij, voor mijn heil, mijn zielenrust. Maar ik ben een ketter van jewelste en dus bij voorbaat verloren.
Wacht.
Er wordt aangebeld.
Lang en doordringend.
En nog eens.
Ik moet weg.
Ik moet hier weg!
Nu, meteen!
Je leest mij lat…
JV
Wie een account heeft op Mastodon kan me daar vinden via een klik op onderstaand logo.
© Saul Leiter Foundation
“Eisenhower, man of the Year 1959 Time Magazine” kan Elliot nog net van het reclamebord aflezen, wanneer hij de lijnbus opstapt. Hij fronst zijn wenkbrauwen, bedenkt, ‘Ike nog steeds op de affiche’. Hoe lang hangt die er dan al? Dat moet dan al van januari zijn. Nou, is het geen vuistregel bij reclame, aanvoelen wanneer je eraan begint, maar ook hoe lang het duren moet. Wie wordt de volgende “man of the year” en wie in november onze nieuwe president? Die gluiperd van een Nixon of JFK?
Hij heeft het toch maar gehaald, net op tijd, de autocar vertrekt richting Bronx. Hij is de enige passagier. Hij strekt zijn benen uit, en herinnert wat Edward hem had zitten beleren. “Elliot, Je weet toch dat onze Yankees vanavond tegen de Pitsburgh Pirates spelen, de World series! Alle metro’s in de richting van de Bronx zitten vanaf nu overvol! Ga met de bus naar Greenwich Village. Je moet me niet vertellen, de bus maakt omwegen, het verkeer zal druk zijn, het zijn toch maar zeven haltes”. Edward kan wel eens gelijk hebben.
En of Elliot in zijn nopjes is! Voor een jazzfreak is het immers hoogmis. John Coltrane, (tenor sax) stelt straks zijn nieuw kwartet in de Jazz club Blue Note voor. Aan één stuk neuriet Elliot die mooie ballad “Naïma”. Zou hij het straks aandurven, als amateur bassist, zijn idool Jim Garrison aanspreken.
Pas bij de derde halte, net na de Holland tunnel, stapt er iemand op. Een jonge vrouw, getooid met een muts van de NY yankees. Ze zet zich vooraan. Het valt Elliot op, ze lijkt moedeloos.
Washington Square komt eraan, nog twee haltes voor de boeg! Elliot slentert sloom naar de uitgang, posteert zich vlakbij haar. Ze kijkt op, staart hem aan: “Oh, dan ga jij dan niet naar de game five?”.
“Bespaar me. Jazz, Coltrane in de “Blue Note”, dat staat op mijn programma. Daar ga ik naar toe.”
Tweeëntwintig schat hij haar, ze heeft een te brede mond, een scherpe neus, toch vindt Elliot haar niet onaantrekkelijk, nee, eigenlijk vindt hij ze knap. Maar er is iets met haar, moedeloos had hij eerder gedacht, nee, ze is echt droef.
“Jij lijkt me anders ook niet in stemming voor …“. Elliot hoedt zich om niet te vertrouwelijk over te komen.
“Ik ben helemaal niet in stemming voor de match, nog minder als die schoft van een Gregory daar opdaagt, wie weet samen met mijn zogezegde beste vriendin. En dan heb ik ook nog zijn ticket betaald”. Woedend zwaait ze met de tickets.
“Hierop beter niet in gaan”, oppert Elliot. Maar zij wil het echt kwijt: “Mia sloeg mijn vriend aan de haak, nou weet je het”.
De bus stopt, twee jongens, achttien of wat, de ene een lange slungel, de andere een korte en forse gozer stappen op, zingen luidop de hit van de maand, Chubby Checker: “Come on baby; Let’s do the twist; Take me by my little hand; And go like this”
Zowaar, het meisje deint met haar hoofd mee op die aanstekelijke beat. Elliot merkt zo dat ze een binnenpretje krijgt. Zou het, een plannetje om Gregory en Mia betaald te zetten? Ineens staat ze op en rept ze zich naar hen: “Mooi gezongen, gozers. Hebben jullie tickets voor de match?”.
“Was dat maar waar” zucht de langste, de slungel. “Hier, pak aan”. Ze duwt de tickets in zijn handen. “Die maakt ons toch niet iets wijs?”, vraagt de gestuikte, ongerust. “Nee, kerel, wij zijn de gelukzakken van de dag”, juicht de slungel: “Hier kijk zelf”.
Greenwich Village, de volgende stop! Elliot drukt op de bel, in twijfel hoe hij afscheid van haar kan nemen. Zou iets troostend er toe doen? De deur opent zich. Hij vindt niets, voelt zich een echte snul.
Elliot stapt uit, bijna wordt hij weggeduwd: “Jill, zo heet ik”, hoort hij haar zeggen. Zij stapt warempel mee af, haakt spontaan haar arm in de zijne: “Toon me die Blue Note van jou dan maar eens. Vertel op, hoe heet jij?”.
Diederik Beels
Met dank aan de Saul Leiter Foundation voor het gebruik van de foto Bus, 1954
(saulleiterfoundation.org)
Vrieeend,
Ik heb mijn eerste zonneslag van het jaar opgelopen. Ik overdrijf, het is geen zonneslag. Maar de linkerkant van mijn gelaat en hals zijn wel wat verbrand. Dat zal me leren om een paar uur vanop een terras met zicht op de Azurenkust te zitten kletsen over de wereld waarin we vandaag leven. Bij een stuk aardbeientaart en een koffie vergeet een mens al eens dat hij af en toe de andere wang moet aanbieden.
Een licht verkoelend briesje van over zee zette me dan ook nog eens op het verkeerde been zodat ik niet doorhad dat de eerste lentezon venijnig kan steken. Maar ach, het is maar een kleine prijs voor een mooie dag bij mooie mensen.
Na de taart zakten we af naar het oude Nice. Italië is hier nooit veraf, niet qua sfeer, niet qua architectuur en niet qua afstand. Wat wil je? De stad behoorde in de loop der eeuwen dan weer eens tot de Savoye, dan weer eens tot Frankrijk, dan een keer tot Sardinië en vanaf 1860 definitief tot Frankrijk.
Het was alweer een flink aantal jaren geleden dat ik nog eens de Promenade des Anglais op- en afwandelde. Een mens die zoals ik in het zuiden woont, zou dat minstens één keer per jaar moeten doen. Zo was ik vergeten dat er op de Promenade een kleine versie van het Vrijheidsbeeld staat. Na wat opzoekwerk leerde ik dat er niet minder dan twaalf replica’s verspreid staan over Frankrijk. In mijn herinnering zag ik enkel een kopie op een brug over de Seine staan. Quid non.
Terwijl ik het Vrijheidsbeeld in de ogen keek, liepen er nogal wat berichten binnen in één van mijn chat-groepjes. Over politici die van die uitspraken doen waarvan je tenen gaan krullen bijvoorbeeld. En uiteraard over “the Donald” die zijn vieze anti-diversiteitsbeleid wil opdringen aan Europa en onzinnige handelstarieven wil invoeren. Die mens weet voorlopig nog van geen ophouden en geeft duidelijk een andere invulling aan de symboliek van het Vrijheidsbeeld. De godin Libertas zal hem wellicht ook veel te Woke zijn, vermoed ik.
"Een mens moet af en toe eens kunnen dromen"
Soit, we kunnen het ons best niet té veel aan ons hart laten komen en er stil op hopen dat er hier en daar Amerikanen zijn die het licht beginnen zien. Vooral sinds een steeds groter deel van zijn kiezers zelf het slachtoffer van zijn beleid wordt. Of ben ik nu naïef?
Maar hé, de zon scheen, ik bevond me in Nice en het strand lag vol zonnekloppers. Jan stelde voor om een aperoke te doen en daarna te gaan eten in een Italiaans restaurant waar hij inmiddels kind aan huis is.
Putaing. Of moet ik in dit geval ‘putana’ zeggen? Zo lekker, zo hartelijk, zo gezellig. Je hebt van die dagen dat je wil blijven plakken, waarvan je hoopt dat ze nog wat langer duren. Ik had niet veel zin om de dikke honderd kilometer terug naar mijn boulevard te rijden maar er zat weinig anders op en met veel dankbare knuffels nam ik afscheid van Ann en Jan.
Het leven in mijn Provençaalse dorp bevalt me prima maar er valt ook wel iets te zeggen voor de stad. Als ik het groot lot win, verhuis ik misschien naar Aix-en-Provence. Of naar de Vieux Port van Marseille. Of naar Toulon. Of naar Cannes. Of naar Nice.
Een mens moet af en toe eens kunnen dromen.
HL
Wie een account heeft op Mastodon kan me daar vinden via een klik op onderstaand logo.
Het is zondagochtend
Gewapend met een steelstofzuiger
Volg ik de kruimelsporen van gulzige mondjes
die lekkers verorberden
Her en der ligt er speelgoed verspreid in de tuin
Echo’s van rennende kinderen met blozende wangen
Het was feest gisteren
En er is niks dat ik liever heb
Dan een vol hart na een vol huis.
De afterparty doe ik in mijn eentje
Op de beats van Merol
“Het feest is al voorbij”, klinkt het.
Er is niks dat ik liever heb
Dan een moment waarop alles op zijn plek valt
De stemming, de soundtrack,
het bestek, de glazen, de duploblokken, de verkleedspullen
Het vleugje melancholie dat me overvalt
Schrob ik weg
Met warm schuimend sop
Tot ik enkel nog glim van dankbaarheid
(en parelend poetszweet)
Er is niks dat ik liever heb
Dan een huis dat blinkt van boven tot onder
net zoals de oogjes van een vijfjarige
onder een verjaardagskroon.
EVB
Er is een plaats op aarde waar de beschaving elke dag wankelt op het randje van de afgrond. Geen oorlogsgebied, geen parlementaire zitting, zelfs niet de stamkroeg van doorwinterde voetbalhooligans, maar… de supermarkt. Een ruimte waar het volk zijn ware gedaante toont, waar de etiquette wordt gesmoord onder flikkerende TL-lampen en promotionele stickers. Het oord, ook, waar men zijn waardigheid verruilt voor vier pakken cola aan halve prijs.
1. De intocht der raddraaiers
Ikzelf betreed de supermarkt zoals men een kathedraal nadert: met ingetogen eerbied en het hoofd licht gebogen, alsof ik vergeving vraag voor mijn eigen consumptiedrang. Mijn karretje – dat ik eerst minutieus inspecteer op wiebelwiel en restant-plakkerigheid van vorige eigenaars – houd ik pal achter mij, als een goed opgevoede herdershond.
Mensen die hun karretje zijdelings parkeren in een gangpad, alsof ze de kaassoorten aan een file willen onderwerpen, verdienen geen reprimande, maar een schriftelijke vermaning met blauw lint of wat men in de volksmond noemt: een fikse parkeerboete.
2. Het schappenstaren
Hoe men naar schappen kijkt, zegt meer over zijn ziel dan zijn curriculum vitae.
De juiste houding: lichtjes achterovergebogen, handen op de rug gevouwen, geen frons maar een filosofische gelaatsuitdrukking. Men kijkt niet, men observeert. Wie in zijn neus peutert terwijl hij twijfelt tussen zongedroogde tomaatjes of augurken, heeft niet begrepen dat beschaving zich vooral toont in de kleinste momenten.
3. De zuivelzone: toneel van het morele verval
Ik stond recent aan de kaasafdeling. Een man, wiens volume enkel kon worden geëvenaard door zijn onverschilligheid, blokkeerde het volledige gamma aan belegen goudgeel. Toen ik een beleefde kuch uitstootte – de vermaarde Hoofs-kuch, zacht maar autoritair – draaide hij zich om en vroeg: “Moet ik u soms laten passeren?” Waarop ik repliceerde: “U hoeft mij niets. Maar de Gruyère snakt naar frisse lucht.”
4. De wachtrij als lakmoesproef
De kassa is de bekroning van zelfbeheersing. Wie zich opdringt met zijn mandje tegen uw hielen, verdient een subtiele stap op zijn teen, vergezeld van een verontschuldiging die driemaal meer beleefdheid bevat dan strikt noodzakelijk. Wie met zijn kinderen in de rij luidop begint te onderhandelen over TikTok-snoep en cola zero met marshmallowsmaak, zou ik graag willen uitnodigen op een seminarie over geluid als sociale hygiëne.
5. De ultieme zonde: de vergeten tomaat
En wat te denken van zij die in de laatste meter voor de kassa besluiten dat ze toch nog een avocado wensen? Ik noteer hun gezicht. Niet uit wraak, maar om op hun graf ooit een kaartje te leggen met de woorden: “Hier rust degene die de rij verliet.”
Ik zeg u: de supermarkt is geen strijdperk, geen jungle, geen kermis. Het is een theater.
En ieder van ons speelt zijn rol. De vraag is: kiest u voor tragikomedie, horror, of waardige stilte? Ik kies – dat spreekt – voor een operette met een licht ironische bariton.
Uw immer neuriënde dan wel ingetogen brommende,
Jean-Pierre Hoofs
OVER JEAN-PIERRE HOOFS
Hij mag dan geen sant in eigen land zijn, Jean-Pierre Hoofs is een man met naam en faam, niet in het minst in het Verenigd Koninkrijk. Hoofs stond decennialang aan het hoofd van de Londense School for Butlers & Hospitality, een instituut met wortels die teruggaan tot de 19de eeuw. Na een rijkgevuld leven aan de overzijde van het Kanaal resideert de man sinds twee jaar weer in het lieflijke Brugge, zijn beminde geboortestad. Daar vult hij zijn dagen als gepensioneerde zinvol in, onder meer als vlot Engelssprekende gids in het Memlingmuseum. Daarnaast verblijdt én verlicht hij de lezers van Au Parleur met zijn wijze raad voor meer courtoisie en goede manieren.
JV
Naar mijn mening moeten er ook tarieven komen voor de planeet Mars. Hoeveel jaar bestoken die ons nu al met hun vliegende schotels, hoeveel mensen hebben die aliëns al niet ontvoerd om er hun perverse experimenten op uit te voeren?
De Marsianen hebben ons héél héél slecht behandeld en ons bestolen. Pas op, ze zijn vriendelijk maar ze bedriegen en bestelen ons. Het is gewoon pathetisch. Hoog tijd dat ze hun schulden beginnen betalen en de aarde weer rijk maken.
Zo oneerlijk!
Amedé
Mooi Paasweer
-Waar ga jij heen met Pasen?
--Ik ga naar Zicht
-Waar ligt dàt Zicht?
--Dat zoek ik nog wel uit.
-Wat ga je daar doen?
--Genieten van het mooie weer want er staat in de krant:
Mooi Paasweer in Zicht.
Bang banger bangst
Drie dieren komen elkaar tegen.
-Als ik brul, zegt de beer, is het hele bos bang.
--Als ik brul, zegt de leeuw, dan bukt heel Afrika onder de angst.
---En als ik nies, zegt de kip, dan is de hele wereld bang.
Zalige Pasen, Vrolijke Pasen.
Felice
HLN 26 02 2025:
‘Dit is duidelijk jaloezie’: tweevoudig paralympisch kampioen Maxime Carabin niet te spreken over twijfel rond verlamming.
Hier is een fout tegen de betekenis van een woord gemaakt. “Jaloezie” dat is het gevoel dat sommigen bijvoorbeeld kunnen krijgen als ze zien of vinden dat hun vrouw op een bal wat te dicht bij haar danspartner komt. In andere gevallen spreken we over afgunst.
De zin wordt: ‘Dit is duidelijk afgunst’: tweevoudig paralympisch kampioen niet te spreken over twijfel rond verlamming. Tenzij er toch amoureuze betrokkenheid is? We zien ook nog iets: “twijfel rond verlamming”. Dat is ook maar raar geformuleerd vind ik. Moet dat niet beter “twijfel over verlamming” zijn? Ja, we twijfelen over iets niet rond iets. We lezen zo over een fout heb je het gemerkt? De auteur kan wel rond de pot draaien maar daarover wil hij het waarschijnlijk niet hebben.
De kop wordt: “‘Dit is duidelijk afgunst’: tweevoudig paralympisch kampioen niet te spreken over twijfel over verlamming”.
Het blijft een nare zin. Wie heeft er twijfel hierover? Derden, zoals dat zo mooi veilig gezegd wordt hebben twijfel hierover of nog beter, zij zaaien twijfel en dat is wat hij eigenlijk bedoelt. De kop wordt nu veel duidelijker: “‘Dit is duidelijk afgunst’. Tweevoudig paralympisch kampioen niet te spreken over twijfel zaaien door derden over verlamming”.
Nu kan de verdere uitleg volgen in een artikel.
Het kan nog duidelijker vind ik bij herlezen:
“‘Dit is duidelijk afgunst’. Tweevoudig paralympisch kampioen niet te spreken over ongepaste twijfel door derden over verlamming”.
Terzake een duidingsprogramma op VRT tv op 10 03 2025: Valerie Van Peel is terug van weggeweest, Syrië kenner Mohammed Kanfesh biedt wat context.
Je kunt weerwerk bieden of iets te bieden hebben, vaak gezegd binnen een bepaalde relatie maar hier wordt bedoeld: Kanfesh kan wat context geven: hij geeft dus context.
Wat later is een vrouw op een andere zender aan het woord die zegt dat ze “getellofoneerd” heeft. Het werkwoord is te-le-fone-ren met 3 maal lange e, dat woord wil dan ook zo uitgesproken worden. Het is ook te-le-foon. Dit heeft met uitspraak te maken. Toch wil ik enkele woorden aanbrengen. Zeg niet de wagen staat in de garaag maar in de ga-ra-ge en geef ook de nodige tijd aan die eindlettergreep -ge. Heb je een “douch” genomen of een douche? Zeg je “dou-che” met ook nadruk op het tweede deel -che dan geniet je tweemaal en voel je dat water weer even heerlijk over je huid stromen. Ik heb een douche genomen. Sommigen zeggen “wauter” terwijl ze het meer heldere product “water” bedoelen. Je moet van de dokter A zeggen omdat jíj pijn hebt, niet de dokter. Het is dus A en niet Au. “Au!” dat zegt Kuifje als hij geraakt wordt door een kogel.
Ik las eerder in de onderschriften van Thuis: “Herinner je dat?”. Wie wat van taal kent, voelt dat daar iets wringt. Herinneren is een wederkerig werkwoord ook wel een reflexief werkwoord genaamd dus “zich” hoort daarbij, zich iets herinneren. Het moet dus zijn: ‘Herinner je je dat?’. De eerste je is onderwerp en de tweede je is meewerkend voorwerp. Maar daar hebben velen geen boodschap aan, dat wordt te taaltechnisch.
Maar wil je toch dat je kinderen correct leren praten dan kun je er wel zelf opletten. Wij zullen ons dat herinneren. Ik herinner mij dat toch. Herinner jij je dat nog?
“Jij-jen” is blijkbaar een kindertaal. Grote mensen spreken tegenwoordig tegen hun kinderen met je en onder elkaar wordt dat dan weer ge. Ik ga het wel niet enkel over staalfouten hebben zoals ik het noem om het niet altijd te droog te houden, maar gewoon een verhaal vertellen met wendingen. Het is soms ernstig soms is het helemaal te gek. Ik laat me gaan. Ik geef ook graag wat geschiedenis mee van vooral Vlaanderen en Nederland en we gaan daarbij tot in Engeland, Frankrijk, Spanje, Duitsland, Oostenrijk en Luxemburg.
Einde deel 5
Wordt vervolgd
FREN SOOP
GDB
Wetenswaardigheden over batterijen en over laden van autobatterijen en kleine GSM of Smart Phone batterijen:
Deel 4:
Terloops, vervang nooit een generator door een zwaarder type, dat zorgt voor meerverbruik gezien de hogere elektromechanische weerstand die de generator moet overwinnen en dat kan voor problemen zorgen met je accu die overladen kan raken. De generator is een alternator. Ook op je fiets stond vroeger een alternator vaak foutief een dynamo genoemd. Een dynamo levert een gelijkspanning af. Een alternator geeft al bij een laag toerental de nodige wisselspanning af in tegenstelling met een dynamo die pas op een hoger toerental gelijkspanning afgeeft. De wisselspanning van de alternator wordt omgezet in een gelijkspanning met regelaar om je accu te kunnen laden.
De capaciteit van een accu of batterij daalt altijd als het kouder wordt. Je kunt bij een lege batterij proberen de latente capaciteit te doen stijgen door je koplampen te ontsteken. Een paar seconden volstaan niet om de inwendige temperatuur van de batterij te doen stijgen. Je moet zeker 10 à 15 minuten je lichten laten branden wil je een merkbare verhoging bereiken. Voor een batterij die echt bijna leeg is kan dit de doodsteek zijn, maar het valt te proberen. Spelen met je lichtclaxon kan ook helpen. Ik heb testen gedaan bij Philips op batterijen en zag de temperatuur merkbaar stijgen na 10 minuten gebruik.
Een accu verslijt door ouderdomsverschijnselen maar ook door veel te ontladen en op te laden. Een normale leeftijd is 4 à 5 jaar bij normaal dagelijks gebruik. Als je een accu wil bijladen gebeurt dat vaak met een lader die de juiste spanning kan leveren. De open klemspanning van een accu is de spanning die je meet als die accu niet aangesloten is. Een elektronische voltmeter heeft een zeer hoge inwendige weerstand zodat die de meting niet zichtbaar beïnvloedt. De klemspanning van een 12 V accu kan bij voorbeeld 13,0 V zijn; sluit je die accu aan dan zakt de klemspanning naar 12 V. Dan heb je een lader nodig die 12,0 V belast kan leveren. Is die accu bijna geladen en heeft die een klemspanning van 12,7 V dan kan er nog 0,3 V bij. Dit bijladen gaat langzamer dan het laden in het begin. Dat komt omdat elektronen die negatief geladen zijn “nieuwe” elektronen wegduwen.
Wil je een GSM-batterij van 1Ah = 1000 mA laden dan heb je een lader nodig die 1 ampère kan leveren in 1 uur. Maar kan ook: een lader die maar 0,100 A = 100 mA kan leveren. Die heeft wel 10 uur nodig om 1Ah te leveren. Dit is vaak het geval nog bij een klassieke GSM. Een smafo zoals ik het noem van smartphone, heeft vaak 5.000 mAh = 5 Ah bij 5 volt nodig. Dan heb je een lader nodig die 5 volt afgeeft met een stroom van 1 A of meer dus een lader van 5 W of meer bij voorbeeld 10 W.
Een moderne lader werkt met een geschakelde voeding die maar een lichte trafo nodig heeft. De voeding werkt enkel nog als er stroom nodig is. Het is dus niet meer nodig de voeding of lader van je smafo af te koppelen. De lader wordt ook niet meer warm als hij niet werkt. Een lader van 2 Ah 5 V heeft een vermogen van 10 W. Dat staat normaal op de lader zelf gedrukt. Heb je 5 Ah nodig voor je GSM of smafo dan zul je hiermee 5Ah/2A = 2,5 uur moeten laden. GSM laders gaan tot 15 à 20 W. Koop je een nieuwe smafo die een hogere batterijcapaciteit heeft dan blijft je vorige lader gewoon bruikbaar.
Einde.
Gray Bodès
(Foto: Carl Sagan - NASA/JPL)
© Au Parleur - JEROEN VERMEIREN/HANS LENGELER 2023/update 2024
ACHTERSTRAAT 246 - 9800 ASTENE
11, BOULEVARD CLEMENCEAU - 83510 LORGUES - FRANCE
BEELDEN: EIGEN WERK, UNSPLASH & FREEPIX