- Zeventiende editie - 6 januari 2024 - 2e Jaargang -
‘Hey Bro, alles kits in januari 2024?’
’Niet echt, neen. Ik lig in bed met covid-19’.
‘Wat? Jij ook al? Hier gaat het net iets beter, maar het was hardnekkig’.
‘De feesten, Bro, de feesten. Dan doe je vanalles op. Het is klassiek’.
’Tja, wat moet je dan? De feesten afschaffen?’
‘Neen, gij. Nooit’.
‘Oef! Ik dacht al…’
‘Maar ik heb niet zoveel geschreven deze keer’.
‘Genees maar snel’.
Jeroen Vermeiren, Gent
Hans Lengeler, Lorgues
Het kan verkeren. Wegens vuile virussen hebben we deze week een lichtelijk uitgeklede editie van Au Parleur.
Bezie het als een kort winterreces. Genezen en beter worden zijn nu belangrijker dan artikels produceren. Behalve Swaane hebben we er allemaal van gehad.
Aan iedereen die nu met koorts in bed ligt, veel beterschap.
Mijn handen verweekt van de afwas die zich voor het afwassen weken terug had opgestapeld tot die viel. ‘Scherven brengen geluk’, -geluk- het gaf me net dat duwtje recht te staan. Kopje per kopje ging door mijn handen en ik streelde er tussendoor het mijne mee.
Ik zat versteend op een stoel, als dood en steunend op hoop wanneer een vriendin me opzocht en zei dat ‘het lege servies met ingedroogde thee’ op mijn bureau, pure Popart was. Mijn armen zochten leuning naar houvast. En toen deed ik de vaat.
Vannacht droomde ik hoe ik mezelf vermoordde. Na een lange discussie, gewetenloos en alsof ik mezelf in de weg stond, sloeg ik me de kop in. Ik werkte in een garage en hinderde me bij wat ik beoogde. Daarom bouwde ik vervolgens een tussenmuur in de garage en begroef mezelf onder de fundering van de muur. Het was de opening naar een nieuwe theaterzaal waar ik verhalen met het publiek zou delen. Een ordehandhaver klopte aan en de muur die ik nog maar half opgebouwd had was als een toog waartegen ik lichtjes leunde. Het vocht van het verse bouwsel bedacht de garage tot het hol van de op hol geslagen golem. Het cement was van een primitieve makelij en ik kneedde er een ventje mee. Tot mijn grote ergernis rook ik een voorzichtige lijkgeur in de modderige ondergrond. Ik sloeg daarop niet alleen mezelf om me aan te sporen beter na te denken, maar ook de halve muur tegen de grond. Groef me met roze blos weer op en sleurde mijn lichaam sakkerend dieper ver de garage in. Er kwam publiek nieuwsgierig kijken en journalisten stelden me vragen, wat ik hoogst onaangenaam vond zo midden in het me ontdoen van mezelf. De dag ervoor droomde ik hetzelfde en de dag daarvoor ook.
Vandaag zat ik de hele dag op een stoel, moe van het graven en bouwen en slopen, herstellen en vriendelijk zijn. Ik ben een vriendelijk mens, maar op een dag werd ik wakker op mijn hoede voor wie iets anders zegt. Mijn god, hoe kan ik zo gewetenloos zijn en iemand vermoorden ook al betreft het mezelf in een droom. En waarom verzint men zomaar wat?
Ik keek naar mijn handen en wat ik daarmee aankon. Het ventje dat ik kneedde in mijn droom uit het nog nat, brak cement bracht me bij de klei die ik in mijn studeerkamer bewaard had. De vochtige kleigeur plooide me terug in de tijd waar ik als kind kleibaksels maakte in het vuur. Een stilte vloeide over mij heen als een wolk die niet wegwaait en ik volgde de vormen die in mijn armen en handen geborgen zaten, tot zich een ventje aanbood als dat ik kneedde in cement.
Wanneer het droog genoeg was legde ik het in zilverpapier verpakt in de sintels van het houtvuur, zachtjes als was het kindje Jezus. Na een kwartier opende ik nieuwsgierig het bovendeksel van de kachel. Het duurde drie tellen en het ventje explodeerde. De brokken klei vlogen me langs de geschrokken ogen dat ze wit wegtrokken.
Mijn kleine woonkamer, zwart betegeld was een slagveld van armen en benen ventje.
Ik dacht aan het lief die me niet meer liefhad. Zijn liefde was haat geworden en ik weende als die me beet. Twee lampen gingen stuk, mijn buik van beton en het slot van de deur wilde niet meer open. Weet je - dacht ik - ik blijf thuis tot het ongeluk geweken is en verhalen verdampen.
Het leven zocht andere oevers om te stromen.
Om te zeggen dank je dat ik mag bewegen, dank je dat ik hier mag zijn, dank je dat je zo bent aangelegen, dat er nieuws bestaat al is het in het klein.
Want wat niet stroomt wordt brak en dood.
Moraal. Wanneer het oude gaat slapen, ontwaakt de ochtend. Een vredevol 2024
KS
Voor ’t eerst zou onze hond Brando naar een dogsitter gaan. Hier in ons dorp is dat een energieke, luidruchtige blueszangeres uit Amerika, ja in elk dorp spoelt er van alles aan.
Brando is een Bulgaarse straathond die we, nadat ik hem zielig op een stukje karton in de sneeuw had zien zitten op facebook, 10 jaren geleden via een Russisch-Duits traject tot in Frankrijk kregen. Zijn naam dankt hij aan zijn Bulgaarse redders die vonden dat hij zo op Marlon Brando lijkt. Ik zag dat niet en vond zijn naam afschuwelijk maar het blijven wel zijn roots, dus Brando bleef Brando. Al vraag ik me nog dikwijls af welke films zij met Marlon Brando hebben gezien daar in Bulgarije…
We kregen een angstige hond van zo’n twee jaren oud, al zullen we dat nooit zeker weten. Achter een bal lopen kende hij niet en hij was doodsbang van stokken. Het liefst zat hij de geiten in de Ardèche achterna maar na een doodsbedreiging van de geitenboer moest hij geregeld aan de ketting. Ondertussen heeft hij zijn wilde haren al lang verloren en doet hij geregeld zelf een rondje in het bos. Met een luide blaf voor de poort geeft hij dan aan dat zijn wandeling erop zit. Verder vult hij zijn dagen met de kibbelende kattinnen terecht te wijzen en te zonnen, zelfs bij 40 graden Celsius.
Dus ja, het is een andere wereld bij de enthousiaste dogsitter en haar zo mogelijk nog enthousiastere golden retriever. Allebei om ter liefst maar rustig soezen zal er niet meteen inzitten. En ik zie dat Brando hetzelfde denkt als we, net zoals bij kinderen, stiekem proberen weg te sluipen en hij ineens doorheeft dat wij aan de andere kant van het tuinhek staan. ‘Niet omkijken’ zeg ik tegen mezelf want ik voel het schuldgevoel al opkomen.
Twee dagen houd ik het vol om geen berichtje te sturen. ‘All good, Brando is doing just fine’ stelt de dogsitter me gerust, voor even. Ik erger me aan mezelf, want dan ben je net uit de kleine kinderen en ga je je zorgen maken over je hond, maar zulke dingen heb je niet te kiezen en ik besluit haar maar om de twee dagen te texten, dat lijkt me de gulden middenweg tussen volledig vertrouwen hebben en blinde paniek.
Maar deze keer is de dogsitter me voor en belt ze me met de intro die iedereen meteen naar het hoogste niveau van ongerustheid katapulteert: ‘U hoeft niet ongerust te zijn, maar…’
Brando blijkt toch niet ‘so fine’ te zijn want elke nacht gaat hij ontroostbaar huilen en ze doet, zoals alleen een goede blueszangeres dat kan, zijn loeiend gejank na. Maar de clou is dat ze deze ochtend één van hoektanden, mét wortel, vond op haar tapijt. Maar geen paniek, zegt ze, want de dierenarts was al gebeld en die achtte een consultatie niet nodig zolang er niet te veel bloedverlies was.
Ik slik een krop weg en beaam dat we de dierenarts zijn advies maar moeten volgen. De dogsitter en mezelf zullen nauw contact houden. Ondertussen stijgt mijn schuldniveau nog een level en ik googel als een gek: honden en pijn, infecties bij uitvallende hoektanden, verlatingsangst bij geadopteerde honden, …
Als ik de volgende dag nog maar één oog open heb stuur ik al een sms met de vraag hoe het nu met Brando gaat. Het is nog ontiegelijk vroeg dus ik verwacht niet meteen antwoord. Maar na de koffie nog niets. Een douche verder en nog steeds niets. Ook mijn uiteindelijk belletje blijft onbeantwoord. Mijn stresslevel gaat richting blinde paniek maar net als ik op het punt sta terug naar Frankrijk te rijden, krijg ik bericht dat Brando veel beter is, hij zal gewoon heel veel pijn gehad hebben. Mijn hart krimpt in elkaar en mijn schuldgevoel is nog amper te dragen.
Als we terug in Frankrijk zijn gooien we kinderen en valiezen uit de auto en rijden meteen naar de dogsitter. Onmiddellijk zien we dat het nog steeds niet helemaal goed is. Laaghangende oren en maar een heel klein kwispeltje in de staart.
De dierenarts laat ons zien dat hij erg veel tandaanslag heeft, te verwachten op zijn leeftijd, en dat dat de oorzaak kan zijn van de verloren tand. Dat het pijnlijk kan geweest zijn maar dat hij ons evengoed ook heel erg gemist kan hebben. Tegen de verkrampte kaakspieren, door de stress of de pijn, wie zal het zeggen, krijgt hij een spuit cortisone die ook een mogelijke infectie zal bestrijden. Maar dan ontdekt ze nog een bultje op zijn voorpoot en de plotse frons op haar voorhoofd verraadt dat het niet goed is. Een biopsie verder blijkt het inderdaad kwaadaardig en volgende week moet hij onder het mes. Ineens lijkt die tand zo onbenullig.
Van de dogsitter krijg ik nog een foto van onze twee honden onder haar kerstboom. Ik neem haar uiteraard niets kwalijk, ze is zo’n geweldig dierenmens. Maar één ding weet ik wel zeker: dat we Brando, nu duidelijk in de herfst van zijn leven, nooit meer alleen laten. Dat is niet goed voor hem en duidelijk ook niet voor mij en al zeker niet voor mijn grijze haren die er na de afgelopen dagen niet minder op geworden zijn.
SL
Laatst was het Kerst en zo kwam het dat wij met anderhalf dozijn goed volk bijeenkwamen in een huis op een heuveltop in Tollembeek, parel van het Pajottenland. A. voerde de wijn aan die Bro afgelopen herfst uit het zuiden onzentwaarts had gevoerd en bij haar in verzekerde bewaring had achtergelaten. M. zorgde voor een hammetje en een overheerlijke crumble met peer. V. toverde alweer een goddelijke pompoensoep uit haar pollepels, S. en F. stelden hun gezellige huiskamer ter beschikking met fenomenaal uitzicht op een – zelfs onder grijze lucht – wondermooi en ontroerend landschap. Zij convoceerden bij hun plaatselijke ambachtelijke bakker ook een lading vrolijke, krokant knisperende pistolets en bij hun goede beenhouwer ‘koude ballekes’. Ikzelf bedacht mijn geliefden met drie eenvoudige maar smaakvolle vegetarische spreads. Waren verder ook nog van de partij: een selectie exquise kazen.
Laatst was het Kerst en het was goed om samen met mensen – een zuiver hart en liters warm bloed hun belangrijkste bindmiddel – de dag door te brengen. Sommige jongelui dommelden in, moe van het voorafgaande ‘kerstavondlijke’ feesten. De ene in de zetel, de andere op het tapijt. Zij toonden zich te jong om te snurken. Zij verstoorden de rust bijgevolg geenszins. Mocht uw dienaar zich daar neder gevleid hebben, het halve Pajottenland zou op zijn grondvesten gedaverd hebben ten gevolge van zijn ronchopathie. Terwijl zij die op krachten moesten komen op krachten kwamen, ging een stel heerlijke kleuters, bulkend van branie en levensgoesting, loos met lego en racebaan. Het gaf zelfs deze quasi vijftiger een vitaliteitsshot waar de regisseur van Trainspotting alleen maar had van kunnen dromen. ’t Is te zeggen: toen de helft van het gezelschap het op een wandelen zette – door de wind, door de regen, dwars door alles, door alles heen – ging die vitaliteit vanzelf wat luwen, maar daarin was ik gelukkig niet alleen. Overigens: je hebt ook mensen nodig die de burcht bewaren, de oven aansteken en de crumble afbakken.
Laatst was het Kerst en begaf ik mij op zeker moment met W. en zijn lieve lief M. naar buiten, samen met mijn piepjonge moeder B. Wij hadden nood aan een rookmomentum, iets dat uiteraard niet hoort, niet meer in deze tijd. Schande is het, enzovoort enzoverder. Maar daar trokken we ons dus heel even niets van aan. Aldus lichtten wij op het overdekt terras van S. en F. niet alleen een sigaret op, neen, wij zetten ook met vereende krachten een boom op over De Wereld, De Mens, The Powers That Be. Over oude wijn in nieuwe vaten. De grootgrondbezitters van weleer, de leenheren, ze dragen nu andere namen en runnen nieuwersoorten bedrijven, maar ze zijn even toxisch en kwalijk voor het collectief. Tussendoor jagen zij hobby-gewijs gebeurlijk een raket de ruimte in. Ten behoeve van toekomstig toerisme.
‘Het zal eerst slechter worden voor het beter gaat’, zei W., een dertiger. (Ik parafraseer hem hier, ik registreerde ons gesprek niet op band.) ‘Hoe dan ook zullen wij mensen het zélf moeten doen.’ Waarmee hij bedoelde: we moeten niet wachten op verlichte leiders, die de lange termijn omhelzen en verder kijken dan hun volgende ambtstermijn, noch moeten we wachten op een ethische versie van Bezos of Musk, laat staan van Trump (nu is die wortel natuurlijk sowieso al lang een verloren zaak). We moeten ook niet wachten op de grote revolutie. Neen. We kunnen alleen maar zelf op bescheiden schaal voor elkaar zorgen. En als er heel veel kleine schalen zijn, dan vloeien ze ooit, op een dag, samen tot een grote schaal. Eigenlijk zegt W.: het zal van onderuit moeten komen, van onszelf. ‘Neem nu eigendom’, stelde hij als voorbeeld. ‘Ik heb nog nooit een eigen huis of appartement gehad. Onbetaalbaar. Dus kies ik voor co-housing. Betekent dat compromissen sluiten? Ja, tuurlijk. Maar je krijgt er ook iets voor in de plaats: een sociaal weefsel. Een gedeelde zorg. Een ander soort focus. En die ligt niet op het vergaren, op ‘hebben, hebben, hebben’, maar op het delen, het elkaar dragen. Als heel veel mensen van die kringetjes vormen die elkaar raken en overlappen, krijg je op den duur iets dat heel schoon is. Op den duur. Want we zijn daar nog niet.’ Daar werd ik even stil van.
Laatst was het Kerst, een dag die mij veel te denken gaf. Een dag met veel liefde. En vergezichten. Laatst was het Kerst en ondanks zoveel spreekwoordelijke laarzen die de hoop daarbuiten en in onze harten willen vertrappelen, voelde ik in jaren nooit meer hoop dan daar, op die 25ste december, op een heuvelrug in het Pajottenland.
JV
Bro stuurde me bericht dat hij met griep in bed ligt. ‘Tu quoque frater meus?’, dacht ik. Maar ik ben Julius Caesar niet en antwoordde in reguliere spreektaal: ‘Fuck, jij ook?’. Het lijkt wel of iedereen er van gehad heeft. Zelf zit ik in inmiddels in week drie en ik ben nog steeds niet helemaal genezen. Met oudejaar ging om tien uur het licht uit en op de ochtend van 1 januari stond ik kletsnat en rillend op. Ik ben geen doetje en heb doorgaans een goed immuunsysteem, maar deze keer… Vies beestje hoor.
Ik wissel wensen uit - dat hoort zo aan het begin van een nieuw jaar - en vaak gaat het over “en ook een goede gezondheid gewenst”. En als je dan even doorvraagt, krijg je te horen hoe nat en grijs het is en dat je maar beter in je bed kan blijven liggen met zulk deprimerend weer. Het is de tijd van het jaar, het zijn de donkerste dagen, de morele boost van de feestdagen is voorbij en nu is het even doorbijten tot je écht voelt dat de dagen lengen. Je moet er nu eenmaal door.
Storm Henk raast over het noorden en doet de rivieren zwellen met de gekende gevolgen. Ik kijk naar de regenkaart op mijn weerapp en stel opnieuw vast dat het stukje Europa waar ik woon, ontsnapt aan de langdurige wintergrijsheid. Ik krijg een dag miezer te verwerken en dan schijnt alweer de zon. En dan volgt er een dag met veel wolken en dan schijnt alweer de zon. En dan waait het en valt de regen met bakken uit de lucht en dan schijnt alweer de zon. Het is, met andere woorden, wisselvallig. Maar het is kortstondige wisselvalligheid en dat maakt het gelukkig draaglijk.
De dinsdagmarkt oogt heel pover nu. Veel kramers nemen vakantie en laten gaten vallen waar hun anders vertrouwde marktkramen staan. Bij de gebraden kippen wacht een lange rij klanten zijn beurt af. Normaal staan er drie kramen met kippen, nu slechts één. En rond de klok van elf kan die ene eigenlijk al opkrassen wegens helemaal uitverkocht. De visboer is er al een paar weken niet meer bij en mijn vertrouwde groentekraam is met verlof. Maar er is nog steeds genoeg voor iedereen, alleen moet je niet te lang treuzelen met inkopen doen.
Het terras van bistro Le Grillon zit goed vol. Het kleine zijterras van bistro Le Parc, waar je uit de wind zit en waar heel de voormiddag het zonlicht je stoel verwarmt, zit vol. Het terras van bar tabac Le Gallia zit halfvol. Patrick Dupont van bar L’Embuscade zet samen met wat tooghangers een boom op over “Dry January”, de alcoholvrije maand. ‘Dat is een nieuwlichterij, ons vanuit Engeland opgedrongen, maar het is vol-kó-men on-Frans. De Hegeliaanse geheelonthouders zullen hierover weer een hoop onzin spuien’ (applaus en hoongelach en schenk ons nog eens in).
Het dorpsleven gaat voort zoals altijd, het is dus niet dat er geen leven is op mijn boulevard, maar het zijn wel de stillere weken van het jaar. En toch hoor ik nog Engels en Hollands op de markt en staan er wagens met buitenlandse nummerplaten op de parkings. Het is dan ook uitzonderlijk zacht voor een winterseizoen, waarom zou je dus niet even afzakken vanuit het noorden?
Ik had zo’n dag waarbij je gedurig alles uit je handen laat vallen. Ik vloek telkens als er weer iets op de grond klettert. Gelukkig zaten er geen breekbare spullen tussen en bleef de schade beperkt maar op den duur piekte de frustratie over mijn onhandigheid. En dan viel er een Bluetooth-speaker uit en ik kreeg het ding met geen stokken meer aan de praat. Ik kreeg zin om mijn hele inboedel door het raam naar buiten te kieperen. Maar dat lost niks op en dus stopte ik met mijn bezigheden. Ik zal het later nog eens proberen.
Er zijn nu eenmaal van die dagen dat je beter de boel de boel laat en eens lekker foert zegt tegen alles. Voor de veiligheid stel ik de afwas uit tot morgen.
Kwestie van geen glazen te breken.
HL
BIO
Geboren te: onbekend
Leeftijd: onbekend
Status: single
Studies: onbekend
Beroep: Geheim Agent
Adres: onbekend
Hobby’s: onbekend
Sterrenbeeld: onbekend
Speciale kenmerken: houdt zijn kousen aan in bed
Lievelingsmuziek: de filmscore van Jack Reacher (I en II) en Mission Impossible
Claude Vandenbossche* begaf zich naar het Parc de la Légion d’Honneur van Saint-Denis. Half verscholen in het struikgewas contacteerde hij Barre Berry* vanop één van zijn wegwerp-gsm’s. ‘Claude, waar ben je?’, hoorde hij Barre Berry* vragen met een gejaagde stem, ‘Mijn mannetje in Paris-Nord liet me weten dat je niet meer aan boord van de trein was’. ‘Alles in orde’, antwoordde Claude*, ‘Ik moest even improviseren en ben een paar honderd meter vóór Paris-Nord uitgestapt. Ik ben van plan om een onopvallende wagen te stelen om zo over de weg naar Colmar of Mulhouse te reizen. Vandaar zie ik dan wel hoe ik een skigebied bereik zodat ik eindelijk de latten kan aanbinden’. ‘Neen Claude’, antwoordde Barre Berry*, ‘Je moet doorreizen naar Praag. We hebben een probleem’.
Claude* voelde een prettige rilling langs zijn ruggengraat glijden. Zijn vakantie werd elke minuut beter. ‘Luister’, sprak Barre Berry*, ‘dit is wat we weten: Russische spionnen zijn er in geslaagd om de geheime formule van Coca-Cola te stelen. Ze willen deze nu verkopen aan de Noord-Koreanen. Ik hoef je niet uit te leggen hoe bedreigend en destabiliserend dit voor de wereldvrede is. Het vrije Westen dreigt overspoeld te worden met namaak cola die exact smaakt als de echte. Alle winst die de Coca-Cola Company maakt zou in één keer verdampen. Je kan je inbeelden hoe zenuwachtig men momenteel is in Langley. De CIA heeft speciaal naar jou gevraagd omdat men weet dat de deal zal doorgaan in Praag en dat de tussenpersoon niemand minder is dan Natasja Stolichnaya’.
Claude* floot tussen zijn tanden. Natasja was geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. Hij kende haar door en door want ze hadden mekaar meerdere keren ontmoet tijdens hun beider missies. Ze waren ook jarenlang pennenvrienden geweest, tot hij doorhad dat zij een quadrupelspionne was. Zij werkte voor het Kremlin, liep over naar het Westen, liep over naar Beijing en liep tenslotte over naar Brussel. Natasje kende iedereen in het wereldje, waarom was hij niet verbaasd dat uitgerekend zij het was die de deal zou regelen?
‘Okee Barre Berry*’, antwoordde Claude*, ‘ik zorg ervoor’. ‘Hoe wil je dit aanpakken?’, vroeg Barre Berry* bezorgd. ‘Ik benader haar met een Ben Curieus en doe dan een Toffe Theo’, sprak Claude* beslist, ‘Ze zal waarschijnlijk reageren met een Kate Ryan, of erger, een Patricia Kaas. Maar dan speel ik een dubbele Sinatra met eventueel een Freddy Halfoor erbovenop. Kan niet misgaan, ik kén haar. Zorg jij voor vervoer. Liefst een gecamoufleerde camper met télé-péage zodat ik me geen zorgen hoef te maken om tolwegen. En vul de ijskast met cola en zorg voor voldoende blikken Heinz Baked Beans. Dan red ik het wel voor een tijdje’. ‘Komt in orde’, antwoordde Barre Berry*, ‘geef me een kwartiertje en dan stuur ik je een sms met het adres waar je de camper kan oppikken. De sleutels zitten onder het linker spatbord, maar dat is standaard procedure, je kent de drill. Succes, Claude*. Wees voorzichtig’.
Claude* was in zijn nopjes. Een vakantie zonder een beetje actie was geen vakantie. Hij griste een blikje cola uit zijn rugzak en dronk het in één teug leeg. Hij voelde de energie door zijn lichaam stromen. Het scherm van zijn gsm lichtte op en hij las “Rue de l’Echange, 65. Zwarte Camper Van Box Life Pro 630, Diesel, Automatische transmissie, kogelvrije ramen, lederen interieur, extra munitie, Visacard Platinum met onbeperkt krediet in het handschoenenkastje. Geniet ervan, BB”.
Claude* oriënteerde zich en maakte gebruik van de kleine straatjes om de driehonderd meter tot aan de Rue de l’Echange af te leggen. Barre Berry* had zijn best gedaan, de Box Life Pro 630 was een aardig en comfortabel speelgoedje. Claude* installeerde zich, verstopte her en der zijn meegebrachte wapens, controleerde de inhoud van de kasten (ze staken propvol munitie en granaten), probeerde het chemisch toilet en checkte de douche. Hij knipte de politiescanner aan en controleerde de radio waarmee hij in verbinding kon blijven met Barre Berry*. Alles in orde. Hij lepelde snel een blikje Heinz Baked Beans leeg, at een Milky Way en begaf zich via de A4 richting Reims naar het Oosten. De gps vertelde hem dat het een rit van elf uur zou worden en Claude besloot om onderweg een paar uur slaap in te halen in het Parc Naturel de la Montagne de Reims en dan in één ruk door te rijden naar Praag.
Het was rustig op de baan en Claude* stelde de cruise control in op 120 km/u. Zijn gedachten dwaalden af naar Natasja Stolichnaya. Was me dat een vals wijf. Maar wel verleidelijk en steeds bereid tot een spelletje. Tijdens vorige missies hadden Claude* en Natasja menige hotelkamer verbouwd. Ze maakte het beest in hem los. Hij zou op zijn tellen moeten passen want er speelde passie tussen hen en dat is gevaarlijk tijdens een missie. De wodka zou weer stromen, daar kon hij gif op nemen.
Na een rit van twee uur nam Claude* afrit 22 en dirigeerde zijn wagen richting Champfleury waar hij zich een rustig plekje zocht. Hij deed zijn combat shoes uit en kroop een paar uur onder de wol. Rond middernacht stond hij op, warmde zich een blikje bonen op in de kleine microgolf en zette koers naar de Duitse grens. In Kaierslautern gooide hij de tank vol en reed verder richting Neurenberg. Over een paar uur zou hij de grens met Tsjechië bereiken en dan ging het via Pilsen naar Praag. Claude* keek op zijn uurwerk en rekende uit dat hij rond negen uur in Praag zou zijn.
Het was tijd om zijn strategie te bepalen. Ofwel moest hij Barre Berry* vragen om een safe house voor hem te regelen, ofwel zou hij het strijdperk betreden met open vizier en volledig zelf zijn missie bepalen. Claude* koos voor de tweede optie en belde alvast naar het Hermitage Hotel waar hij zich een suite op de vierde verdieping boekte. Het was tenslotte vakantie en de rekening ging toch naar Langley.
Om tien voor negen reed hij de parking van het Hermitage Hotel op. Hij friste zich even op en ging naar de lobby waar hij zich inschreef en men hem de key card van zijn suite overhandigde. Claude* belde de roomservice en bestelde meteen een flink ontbijt (spek, eieren, koffie, croissants en een coupe Dame Blanche) dat hij nuttigde op zijn privébalkon. Hij zou pas vanavond in actie schieten en de vrije uren gebruiken om zich een net pak aan te schaffen en zijn plan de campagne op te stellen.
Claude begaf zich naar het Palladium Shopping Center en stapte het filiaal van Hugo Boss binnen. Hij kocht een avondkostuum, een casual pak, drie hemden, twee dassen en twee paar schoenen. Hij liet alles bezorgen in het Hermitage en verkende de stad. Het kwam er nu op aan om Natasja te vinden en contact te leggen. Het spel was begonnen…
Wordt vervolgd…
*Claude Vandenbossche is de schuilnaam van Clement Vandevelde, adres bij de redactie gekend. Barre Berry is de schuilnaam van Bernard Peeters, adres bij de redactie gekend.
HL
Ik wens jullie een prikkelbaar schrikkeljaar toe
met mijn mopjes open ah fijn toe.
The lord was sitting in his bath in the bathroom.
Outside was his butler James waiting for a sign.
Suddenly James heard a noise, opened the door and came in.
“Why James?” asked the lord.
“Oh I am sorry sir, I heard a noise and I thought you asked for a hot water bottle”.
GDB
© Au Parleur - JEROEN VERMEIREN/HANS LENGELER 2023/update 2024
SINT-DENIJSLAAN 31A - 9000 GENT
11, BOULEVARD CLEMENCEAU - 83510 LORGUES - FRANCE
BEELDEN: EIGEN WERK & UNSPLASH