- Tweeëntwintigste editie - 10 februari 2024 - 2e Jaargang -
‘Hey Bro, er is iemand van ons heen gegaan’.
‘Jammer, maar dankbaar voor zijn oeuvre’.
‘Hij inspireerde me tot het schrijven van Brieven’.
‘Hij heeft ongetwijfeld nog een pak meer mensen geïnspireerd’.
‘Zeker weten’.
Jeroen Vermeiren, Gent
Hans Lengeler, Lorgues
Walter van den Broeck
28 maart 1941 - 5 februari 2024
Tekening naar foto van Fred Debrock
Ken je dat gevoel alsof een reuzenhand je borst dichtknijpt?
Een misselijkmakende mengeling van onverklaarbare angst en ongeduld naar het leven. Het zijn mogelijkheden die je voelt, maar je weet niet tot wat. Er groeit, voor je ‘t weet een innerlijk commando tot ondernemen, Een honger die door voedsel niet te stillen valt, als een windvlaag die doet opstaan.
In Zuid-Amerika ontmoette ik een man, een kleine donkere man in een donkerblauwe cape - een nachtelijke hemel die hij licht op de schouders droeg. Ik begon mijn reis in Ecuador als lamme westerling, bang van spinnen, loslopende honden en ijle luchten. Na twee uur op het hete, zuiderse strand was ik drie dagen ziek. Ook al is de hemel bewolkt, op de evenaar moet een mens zelfs niet wolkbaden. 'Al doende leert men', zei hij.
We aten vis in limoenblad zoals ik het eerder in een damesblad las. En terwijl ik het vuur dat tussen hem en mij lag, aanwakkerde, blij om het warme dansen van de vlammen zo laat op de avond, zei hij: 'Jij bent de dochter van de wind. Wanneer het vuur van de storm je verteert, ga dan zitten in het oog van de storm. Kijk en leer uit wat je ziet'. Ik rommelde tussen het zand om me ervan te vergewissen dat er geen schorpioen te slapen lag – dochter van de wind? - ik ben een scheet van een vlaag - zonder mijn vader oneer aan te willen doen. 'Ken je het eiland van de dwaas?', vroeg ik. Ik zag toen ik opkeek hoe hij zijn mond in een stille lach hield. '"Het eiland van de dwaas" is een plek om te rusten na schipbreuk, voor ik weer de zee in ga. Ik heb het verzonnen om mijn onrust beter te verdragen'. En daarop gebaarde ik met mijn armen alsof ik mezelf met een willekeurige gooi de baren in wierp. Me laten meenemen door de kracht van het moment, ik dacht dat dat vrijheid was, dat alles kon. We dronken wijn.
In 1300 schreef Christine de Pisan, die in de geschiedenis door sommigen als eerste feministe bestempeld wordt, hoe ze na de dood van haar man dobberde als een notendop op zee. Zelfs deze vrouw die eeuwen versloeg, wist het even niets meer. Ik verloor drie keer een man, niet aan de dood, maar aan het leven met al zijn bochten, bergen en dalen, met al zijn verwachtingen en tegenstrijdigheden, in vreugde en pijn. Aan de wind waardoor ik tegen mijn zin opvloog en van "afscheid en verlies" mijn bestaan maakte. Na de laatste woeste windhoos kraakte het notendopje en wie me kende zei: 'Jij wilt molenwieken op de golven, trek je plan' of 'It takes two to Tango' - alsof een dans enkel uit vrije wil bestaat.
Ik bleef alleen achter en strandde op het eiland van de dwaas, met lege schouders, niet meer in staat ze in een vraag hoog op te trekken. En ik volgde knikkend de deining van het water. 'Wat ben je koppig en hardleers', zei hij. 'Ik ben eigenwijs, avontuurlijk en naïef, een lastige mix, ja. Maar koppig en hardleers dat is wat anderen ervan maken. Weet je, in een pauselijke bul stond ooit te lezen dat sommige mensen het weer kunnen maken en er zijn er nog steeds die dat geloven. Mensen zeggen zoveel en ik, ik kan er alleen maar om vloeken. Hé, Ik heb nog veel meer weetjes die kunnen inspireren', waarop hij lachte.
Ik ging door: 'Die eigenzinnigheid heb ik van mijn grootvader. En van zijn vader'. Het zit in mijn bloed. De donkere man keek in de golven, zijn ogen gingen open en dicht, open en dicht… Hij rookte nu. 'Het waren grote mannen', zei ik, 'onverwoestbaar als ijzeren bergen. Zelfs zij werden verrast door de kracht van de storm. En hoe sterk moet de hand van de wind niet zijn om bergen te tillen? Hoe konden deze sterke mannen voet houden in een orkaan? Ik spreek van 100 jaar geleden, maar toch'. De kleine man gaf geen kik en ik sprak verder voor mezelf. 'Het was een woelige tijd van oorlog, angst en honger. Er was weinig licht en als het waaide, bleef men beter binnen. De ronkende vliegtuigen en daverende bombardementen scheurden wolken en harten uiteen'.
Hij likte het limoenblad als was het dessert. Tegen de nevel van mijn verbeelding zag ik hem thuiskomen in een film met James Stewart of George Montgomery - een gedachte die ik blies op de teut van de lege fles wijn. Het leek een spannende film te worden. Met blikken gooien en bekken trekken.
Waarom ben ik hier? Er vloog zand recht in mijn ogen en ik was daar een hele tijd zo mee bezig dat ik eerst niet zag hoe hij opstond en voldaan het vuur met mij erbij verliet. Mijn ogen traanden, ik hield ze gesloten – zilt verdiept in memorie. Vanuit de zee hoorde ik het water aanzwellen en dacht aan mijn verloren grootvaders. Hun woorden kwamen opzetten als het rollen van de golven. Woorden van tijden in andere kleuren en mensen met hoeden en kruiken bier.
Een bende zotten viel strontzat op een mooie zonnige dag gewapend met bijlen, rieken en hamers het huis van mijn grootouders binnen. Ze pikten wat ze konden en sloegen de rest aan diggelen. ‘Rennen’, riep de nonkel van mijn moeder. ‘Rennen en niet omkijken’. Maar toen zij toch omkeek, zag ze hoe twee mannen haar vader tegen de grond sloegen - zag ze hoe eten, kleding en inboedel met bakken de straat op werd gegooid. Daarna joegen ze mijn grootvader en later ook grootmoeder vooruit den bak in. Stekejaloers – ik mag hopen dat ze zich met mijn grootouders in ’t gevang beter voelden. Een misplaatste vaudeville. Na een tijd kwamen ze weer vrij. Een tijd lang hebben een hoop mensen in hun eigen triest gebabbel ervan gemaakt hoe zwart ‘nen braven dwaas’ kan zijn. Zou hij of zou hij niet?, dat was genoeg. En niemand die er iets aan deed. Mijn grootvader zei dat de bewakers in hun bord pisten, dat hij dat wist en zijn soep toch at en hoe zijn broer onderkomen van de honger stierf. Ik hoor mijn grootmoeder wenen: ‘Waarom? Waarom? Waarom?’.
Pas veel later toen zijn wenkbrauwen tot kuiven waren gegroeid zo wild als de pluimen van de duiven die op zijn duiventil op en neer wipten, kreeg hij eerherstel. Zo ruig als de snor van zijn vader Theofiel. ‘Koeroekoe koeroekoe: Ik ben hier’, riepen ze en ze kregen handenvol eten.
Er werd niet veel over gesproken, maar het was genoeg om me de raad te geven: ‘Vertrouw niemand, maar wees te vertrouwen. En ge moet uit straf hout gesneden zijn om een andere mens geen pijn te doen als ge zelf kwaad zijt’.
Ja, een ander heeft daar niets mee te maken. Wie geleden heeft, krijgt het leed niet genezen door een ander te bombarderen. Dat men minder naïef is na het eten van giftige bessen, is wijsheid. Maar om vervolgens alle bessen te vergiftigen, dat is raar. In mijn dialect zeggen de mensen als ze iemand een kus geven: ‘Ik geef u een bees’.
En daar zat ik, in het oog en ik keek naar de storm, zoals de donkere man me zei. ‘Weet je’, zei ik tegen niemand, ‘Ik zit op het eiland in het oog van de storm – waar denken geen voet aan wal vindt – waar vergeten sterk maakt - alvorens ik weer de zee in ga. Mensen zijn zot’.
Het vuur smeulde. Mijn evenwicht zoekend ging ik op de equator liggen en keek naar de wolken die in de donkere nacht tegen de hemel voorbij vlogen.
Moraal: Als wat dwaas, slim is, zijn we slim. Als wat slim, dwaas is, zijn we dwaas.
KS
Indien scherven geluk brengen, wacht me een mooie toekomst. Ik liet deze week een Pyrex uit mijn handen glippen en die kletterde in duzend scherven uiteen op mijn keukenvloer. Ik vrees dat mijn buren me hebben horen vloeken tot op het eerste. Ik moet eraan denken om dit in het vervolg niet in meer het Frans te doen maar in een voor hen onbegrijpelijk Nederlands. Maar na vijf jaar in de Provence zit “putaing de mèèrde” er stevig ingebeiteld. Al besef ik dat het wat ruw in de mond klinkt, het is een spontane kreet geworden als er iets misgaat.
Een dag later brak ik nog maar eens een wijnglas. Bij dit gebeuren hield ik het op een eenvoudige “godverdoemme toch”.
Maar goed, scherven brengen geluk. Zegt men. Ik reed dus naar het grootwarenhuis van Trans-en-Provence om een nieuwe Pyrex en een stel wijnglazen. In het terugkomen pikte ik een sjofele, tandeloze lifter op. Het was een vriendelijke mens met een onverzorgde baard die me aldra een beknopte versie van zijn levensverhaal vertelde. Zo gaat dat meestal als je lifters oppikt. Hij is geboren in Italië, hij woont naast de kerk van Lorgues en zijn vrouw woont vijfhonderd meter verder. Dat was een regeling die werkte voor beiden, zegde hij. Ik vroeg niet door. Bij het uitstappen zegde hij bedankt en liep meteen naar de afvalcontainers die in een hoek van de parking staan. Hij snuffelde er wat in maar vond niks bruikbaars. Zonder nog iets te zeggen stapte hij weg.
Op dinsdag haalde ik me een stevige dorade aan het viskraam. Met gestoofde venkel - één van de meest onderschatte groenten - en een krielpatatje in de schil zou dit smaken. En begot, het smààkte. De dorade gooide ik op een bedje van gedroogde tijmtakken op de grillpan en de venkel bluste ik tijdens het stoven met een scheut witte Pouilly-Fumé. Sindsdien hangt er een geur van gebakken vis en tijm in mijn appartement. Ik zal stevig moeten luchten. En als dat niet helpt, laat ik Febreze aanrukken. Niks voor niks in het leven.
Uit verveling en ook een beetje uit nieuwsgierigheid keek ik naar een reality serie op Netflix. Soms wil ik gewoon wat beweging en geluid op het scherm, zonder dat ik er echt aandacht aan moet geven. Zodus. “Too Hot to Handle” heet het onding en nu ben ik mijn geloof in de mensheid helemaal kwijt.
Het concept is eenvoudig. Onder het motto “alles in het lijf, niets in het hoofd” wordt een dozijn fuckables van beider kunne in een luxe-resort geparkeerd. Zorg voor een onuitputtelijke voorraad drank en laat hen in de waan dat ze mogen vozen zoveel ze willen. Sla dit idee na een paar uur de bodem in en vertel hen dat ze gedurende hun verblijf van drie weken niks nul nada zero seks mogen hebben maar daarentegen de Ware Liefde moeten vinden middels een diepe emotionele connectie. Wie hierin slaagt gaat naar huis met een dikke geldprijs. Laat vervolgens de poppen aan het dansen gaan.
Verbazend hoever sommigen willen gaan in het zichzelf te kakken zetten als er geld mee gemoeid is. Eén deelneemster liet ons weten dat ze elke dag vier uur voor de spiegel zit. Twee uur om haar haar te doen en twee uur voor de schmink. Een mannetjesputter weigerde een gesprek want hij was net aan zijn borstspieroefeningen begonnen. Tja, dan weet je waar de prioriteiten liggen.
Na flink wat drama en een boel manipulaties ontstaat een diepe emotionele connectie tussen een paar stelletjes en wint er iemand een bom duiten. Als troostprijs krijgen de overige lenige-lijfmensen er een paar duizend volgers bij op hun socials. Het zal wel een verdienmodel zijn waar ik niets van begrijp, maar toch riep ik een paar keer naar het scherm, ‘lees anders eens een goed boek of zo, trutten en lulhannesen’.
Nu goed, ik mag er niets van zeggen, ik zat er tenslotte wél naar te kijken en dat maakt van mij een soort passief medeplichtige. Het is niet omdat je vier uur per dag voor de spiegel zit dat je de wereldvrede in gevaar brengt. Meer nog, indien, ik zeg zomaar iets, Donald Trump twaalf uur per dag voor de spiegel aan zijn haar zou zitten frunniken, de wereldvrede zou er waarschijnlijk een stuk beter voorstaan.
De laatste dagen krijg ik van Netflix een aantal suggesties opgedrongen die luisteren naar de naam “Too Hot to Handle Germany”, “Too Hot to Handle Brasil”, “Love is Blind” en “Perfect Match”.
Eigen schuld, dikke bult. Had ik maar naar The Minions moeten kijken.
HL
Er wordt wel eens smalend gezegd van mannen dat als ze ziek zijn, het net baby’s zijn. Ik moet toegeven dat ik daar ook al eens instemmend om gegrinnikt heb maar ik vind dat het tijd is om de zaken recht te trekken. Als er iemand aan regressie lijdt tijdens het ziek zijn dan ben ik het wel.
Bert daarentegen heeft de meest gebalde manier van ziek zijn die ik ooit heb aanschouwd. Zijn ziekteverloop is meestal als volgt: ergens in de vooravond voelt hij zich ‘niet zo lekker’, vervolgens zal hij een nacht woelend enkele liters zweet verliezen, om vervolgens bij het ochtendgloren, zij het een beetje verfrommeld, uit het bed te springen als zijnde herboren.
En nu ik. Ik ben er niet fier op maar naarmate de dagen van ziek zijn verstrijken neemt bij mij recht evenredig het gevoel van zelfmedelijden toe en word ik elke dag een beetje hulpelozer. ‘Wil je nog een theetje maken?’ fluister ik bijna onhoorbaar omdat mijn keel zoveel pijn doet. ‘Ik kan nu echt niet bewegen, kan jij koken vanavond svp?’ of ‘Kunnen jullie niet zo luid praten, mijn hoofd spat uiteen?’. Of nog: ‘Wanneer gaat dit over, ik heb me nog nooit zo slecht gevoeld, volgens mij ga ik langzaam dood?’. Want als een hoopje ellende al niet genoeg is, wordt nu ook nog de hypochonder in me wakker.
Mijn geneesheer is dan ook dokter Google en die fluistert me allemaal akelige dingen toe en nu ik weet dat ik ga sterven bid ik tot het leven en smeek om vergeving voor die ooit gerookte sigaretten, die gedronken glazen wijn, die momenten dat ik niet ging sporten maar met een zak chips op de zetel bleef liggen. En ik beloof dat ik het nooit meer zal doen als ze me tenminste nog één kans geven, please!!!
Meestal begin ik nogal rustig aan mijn ziekteverloop welk patroon ik doorheen de jaren leerde kennen. Wat begint met wat niezen, wordt keelpijn, loopt vervolgens door naar beneden om af te sluiten met bulderende hoestpartijen.
En ook deze keer neem ik me bij de eerste niespartij voor de natuur haar gang te laten gaan, om rust te nemen en mijn lichaam te ondersteunen met wat natuurlijke kruiden. De thee vloeit rijkelijk, de tijmsiroop wordt met regelmatige tussenpozen aan de mond gezet, de tijgerbalsem doet wonderen om weer goed te kunnen ademen en heel het huis ruikt naar ‘sauna’ door de eucalyptusolie die verdampt wordt.
Maar na 5 nachten half rechtop zittend geprobeerd te hebben te slapen knakt er iets in me. Als de apothekeres in het dorp haar rolluik naar boven doet sta ik al te dringen om binnen te mogen. Haar linker wenkbrauw trekt iets naar boven als ik hijgend de strafste hoestsiroop en een doos pijnstillers eis maar deze keer probeert ze me niet te overhalen een natuurlijke hoestsiroop te gebruiken of oscillococcinum in te nemen. Mensen die een paar nachten hun longen uit hun lijf hebben gereuteld zien er dan ook bijzonder verwilderd en gevaarlijk uit. Terwijl ze me het papieren zakje overhandigt fluistert ze nog dat ik deze twee producten best niet combineer maar als ik thuiskom is dat net wel wat ik doe om vervolgens de verdere dag in een soort roes over de zetel gedrapeerd te hangen maar dat geeft mijn longen, mijn keel, mijn neus, mijn ribben, mijn buikspieren en mijn hypochonder even wat rust.
Mijn jongens lijken spijtig genoeg in het ziek zijn eerder op mij dan op hun vader. Elke snottebel of buikkramp wordt aangegrepen om een aantal dagen thuis te blijven. En zo gebeurt het dat wij met z’n drietjes in de grote zetel onder een dekentje liggen. We deinen op een zee van hoofdpijn. En golven van snottebellen en opgehoest slijm vliegen in het rond. Gelukkig staat er een roodharige kapitein aan het roer van dit bijna zinkende schip vol hulpbehoevenden en weten we dat we met zijn zorg ooit wel weer in veilige wateren belanden. Lang leve de beresterke Vikings!
SL
Het geval wil dat ik na mijn dromerige verzuchting vorige week in Au Parleur door een speling van het lot zowaar in de simulator van een treincockpit belandde. De NMBS heeft die zomaar in veelvoud staan pal tegenover het Gentse Sint-Pieters-Station. Het was een bijzondere en intrigerende ervaring. Er is de Jeroen die een kameleon is en die in veel omgevingen kan blenden. Maar er is ook die ene Jeroen die – als hij al één enkele identiteit op zichzelf moet plakken – weinig meer maar ook niets minder is dan een dichter. Daarom geen goede dichter, maar wél een dichter. Een woordenman. Verre van een techboy dus, wat heel erg haaks lijkt te staan op de bestuurderscabine van een trein. En toch daagde het mij, in die simulator, dat je beide kan zijn: jongleur met zinnen en aspirant-machinist.
Zo’n simulator bootst erg getrouw een levensecht treintraject na en zo gebeurde het dat ik van Schaarbeek naar Leuven spoorde, één keer zelfs tegen 160 kilometer per uur. Dat er ook een noodstop aan te pas kwam, mag niet verbazen. Alle begin is moeilijk. Ter geruststelling: in de simulatie betrof het een lege trein. Er zijn dus geen virtuele passagiers met hun hoofd tegen de stoel of reiziger tegenover hen geknald.
Een treinbestuurder moet bijzonder bij de pinken zijn. Uiteraard zijn er de signalen en snelheidsrichtlijnen die om concentratie en aandacht vragen, maar wie denkt dat de kous daarmee af is, heeft het goed mis. Er is het zogenaamde veiligheidspedaal, dat je voortdurend moet bedienen om het systeem ervan te vergewissen dat je wakker en alert bent, en niet pakweg zit te sterven aan een acute hartaanval. Er is de knop die je geregeld moet indrukken om aan te geven dat je een sein wel degelijk hebt opgemerkt. Er is de luchtdruk in het remsysteem die niet onder de 3 bar mag zakken. Je moet ook nog eens de lengte van je trein kennen en aan de hand van parameters langs het spoor berekenen of je héle trein al een bepaald punt voorbij is, omdat je pas dan mag beginnen versnellen. Boeiend, boeiend, boeiend allemaal! En dat is geen ironie, laat staan sarcasme.
Ik moet bekennen: ik smulde ervan. De dichter die plots een beetje techneut wordt, kan dat? Welaan, ik heb empirisch kunnen vaststellen dat het kan. Weet je wat mij ook zo trof? Dat die hele NMBS een hoop erg gemotiveerde mensen heeft lopen én dat ze deksels goed zorgen voor de reiziger én voor elkaar. ‘Elke treinbestuurder maakt minstens één keer in zijn carrière een zelfmoord mee. Dat is heftig, maar áls het gebeurt, krijg je immens goede ondersteuning’, zo sprak een ancien. Waarop er een opsomming volgde van de ‘zorgmachine’ die dan op gang komt. Eerlijk? Het vervulde mij met een vreemd soort liefde.
Vergis je niet: er worden geen sprookjes verteld. De nadelen van de job worden uitgebreid benoemd en besproken. Tegenover die nadelen staan ook heel wat voordelen. Aan eenieder om voor zichzelf de afweging te maken waar het zwaartepunt ligt. Hoe dan ook was ik aardig onder de indruk, meer nog van de geest die er rondwaarde dan van alle praktische punten en komma’s. Wij forensen zien treinen rijden en denken: tja, daar heb je er weer één en vast met minuten vertraging. Aan de andere kant zit een familie van mensen die voor elkaar én voor de reiziger door een vuur gaan. Klinkt klef, natuurlijk, voor de reiziger die weer eens een trein afgeschaft zag. Ik heb evenwel geleerd dat zoiets niet zomaar gebeurt. De veiligheidsmaatregelen zijn ontzagwekkend. En terecht. De mooiste uitspraak kwam van een andere oude rot in het vak: ‘In de zomer vakantie nemen, is niet evident. Ook voor de NMBS is dat het hoogseizoen. Extra treinen naar de kust, je kent het wel. Laat mij je iets vertellen: ik werk met plezier in juli en augustus. Elke keer wanneer ik in Oostende honderden mensen met hun parasol en strandgerief het station zie verlaten, denk ik: ik heb ze toch maar mooi naar hier gebracht en hopelijk hebben ze een fijne dag’
Laat dat even tot je doordringen.
Ik besef nu meer dan ooit dat er vooraan in de trein iemand zit die een jaar lang wordt opgeleid en zich voortdurend moet bijscholen om daar te mogen blíjven zitten. Iemand die zich aan de ene kant haarscherp moet kunnen concentreren, maar zich tegelijk bewust is van de talrijke reizigers die achter hem zitten.
‘Ze hebben allemaal een familie en vrienden. Het is altijd iemands kind, ouder, broer, zus, partner… you name it. En ik wil ze allemaal veilig thuiskrijgen.’ Aldus sprak Bart.
Ik had Bart een heel natte tong kunnen draaien als ik niet zo verdomd heteroseksueel was.
JV
Jean-Pierre Hoofs, gentleman in hart en nieren, scheert hoge toppen. Na twee passages in Au Parleur blijft de fanmail aanzwellen. We overwegen een secretaresse aan te werven om al die correspondentie in goede banen te leiden, maar daar hebben we voorlopig geen centen voor. Au Parleur wordt gemaakt met liefde, niet met geld. De belangrijkste vaststelling is wel dat de nood aan meer hoffelijke welvoeglijkheid bijzonder groot blijkt in deze hyperindividualistische tijden. En dus trok een delegatie van Au Parleur naar Brugge alwaar zij de immer hoffelijke heer Hoofs wist te overtuigen onze lezers minstens nog een paar weken te verblijden – of moeten we zeggen: verlichten? – met zijn zin voor courtoisie en goede manieren.
Goede lezer,
Ik zal u bekennen dat ik enigszins van mijn à propos heette te zijn toen hier op de eerste zondag van februari plots twee gezanten van uw nobel blad aan mijn deurbel hingen. U weet inmiddels dat ik er de man niet naar ben de (publieke) aandacht te zoeken, laat staan dat ik de man zou zijn die daar een wekelijks terugkerende gewoonte wenst van te maken. Edoch, het moet gezegd: de postzak vol aanmoedigende brieven die over mijn eettafel werd uitgekieperd, liet mij niet onberoerd. Dat noopte mij tot de ontnuchterende vaststelling dat ik diep vanbinnen ook maar een mens blijk te zijn die niet ongevoelig is voor enige erkenning. Zulks te moeten ontdekken op een leeftijd die grenst aan de hoogbejaardheid, is een behoorlijk heftige ervaring.
Het geval wil dat ik na een royaal respectvol en hoffelijk overleg met de delegatie van Au Parleur heb toegezegd u nog enige weken te onderhouden met mijn bescheiden maar doorleefde inzichten en adviezen inzake de immer noodzakelijke goedertieren – en wellevendheid.
Laat mij u deze week verblijden – ik hoop dat werkwoord in de mond te mogen nemen, maar wil het mij zeker niet ijdel duiden! – met enkele noodzakelijke overpeinzingen aangaande een heikel thema, met name het roken. Het is een zonde waaraan ik mezelf overgeef middels het genot van een pijp dan wel een Cubaanse sigaar. Maar ik zal mij terzake altijd gedragen naar de wenken zoals opgenomen in het standaardwerk van Amy Groskamp-Ten Have, getiteld Hoe hoort het eigenlijk?, gepubliceerd in het woelige jaar 1939, edoch ook vandaag nog brandend actueel. Daarin lezen wij de volgende van grote wijsheid getuigende overpeinzingen:
Ook voor rookers bestaan er ongeschreven wetten, die men met den naam étiquette pleegt aan te duiden. Deze ongeschreven wetten zijn er op gericht anderen schade, ongemak of aanstoot te besparen. Zij bestaan dan ook voor een overgroot deel uit dingen-die-men-niet-doet. Oudere en conservatieve lieden (hetgeen lang niet altijd hetzelfde is!) nemen eerder aanstoot dan jongeren en modernen. Toch zijn er sommige houdingen, waaraan ieder weldenkend beschaafd mensch zich ergert en die indruischen tegen alle étiquette. De hieronder gegeven wenken zijn ten deele ook voor vrouwen bestemd.
Kijk eens aan, goede lezer! Ziedaar de tien geboden van welgemanierd roken. Ik wil er graag aan toevoegen dat welgemanierde personen niet roken gedurende de maaltijden, tenzij aan een groot diner, waar vaak midden in een pauze wordt gehouden en een sigaret wordt ontbrand na het gevogelte.
Ik broed alvast op nieuwe uiterst bruikbare wenken voor de volgende editie van uw geliefd blad, maar wil u, goede lezer, tegelijk oproepen mij prangende kwesties of brandende vragen inzake de algehele welvoeglijkheid over te maken via de redactie, zodat ik u op maat kan bijstaan met raad en daad aangaande die onderwerpen en onzekerheden die u bezwaren of tot onzekerheid dwingen.
OVER JEAN-PIERRE HOOFS
Hij mag dan geen sant in eigen land zijn, Jean-Pierre Hoofs is een man met naam en faam, niet in het minst in het Verenigd Koninkrijk. Hoofs stond decennialang aan het hoofd van de Londense School for Butlers & Hospitality, een instituut met wortels die teruggaan tot de 19de eeuw. Na een rijkgevuld leven aan de overzijde van het Kanaal resideert de man sinds twee jaar weer in het lieflijke Brugge, zijn beminde geboortestad. Daar vult hij zijn dagen als gepensioneerde zinvol in, onder meer als vlot Engelssprekende gids in het Memlingmuseum.
JV
Gegroet welwillende abonnee of gebeurlijk aangelande leziger van het onvolprezen Au Parleur, dat we gerust een vrijplaats mogen noemen voor de o zo belangrijke ‘clash of ideas’, zoals de grote George Bernard Shaw het beoogde in zijn theaterstukken.
Laat mij beginnen met te zeggen dat ik niets, maar dan werkelijk ook niets kan vertellen over de staat van welbevinden van Tony, u welbekend als ‘de alleenstaande vader’. Zoals u weet werd hij enkele weken geleden na een even plotse als allesverterende zenuwinzinking opgenomen in het psychatrisch ziekenhuis waarvan ik de hoofdarts ben.
Tony’s privacy prevaleert te allen tijde op uw recht op informatie. Ik zal dientengevolge dus ook niets mededelen over de eetstoornis die hij pas ontwikkelde en die hoogst bijzonder en uitzonderlijk is voor een man, voorzeker voor een man van Tony’s leeftijd. Noch zal ik u informeren over zijn recente dwangmatige neiging tot zelfmutilatie. Laat staan dat ik u deelachtig zou maken van zijn morbide fascinatie voor pesticiden. Over niets van dit alles kan ik u enige medeling van betekenis doen. Ik kan u slechts verzoeken Tony z’n rust te gunnen en zijn privacy uitgebreid te respecteren, zoals ook ikzelf dat uitgesproken doe.
Goed. Nu we dit van de baan hebben, wil ik het met u hebben over de genetische voorbestemming aangaande de neiging tot verslaving, met bijzonderheid inzake rookwaren, alcohol, suiker, pornografisch materiaal, marihuana (dan wel andere vormen van drugs) of promiscue gedrag. Ik kan daar kort en duidelijk over zijn: die genetische voorbestemming staat niet ter discussie, maar is integendeel wetenschappelijk vastgesteld. Er zijn uitzonderlijke gevallen, individuen eigenlijk, die alle deze verslavingen combineren. Zij mogen dan vogels voor de kat lijken, ik wil met klem benadrukken dat er voor elkeen een deugddoend en effectief behandelingstraject voorhanden is. Ik wil daarbij nadrukkelijk meegeven dat de oude praktijk der lobotomie al geruime decennia niet meer tot het register der remedies behoort. Wij gaan voor een menselijke aanpak, die erop gericht is herval te voorkomen.
Mag ik u tot slot vragen enkele woorden van aanmoediging en ondersteuning over te maken aan Tony? Dat mag geheel anoniem. Alle middelen zijn goed om hem weer aan de Duvel en de frikandellen te krijgen. Ik dank u!
JV
BIO
Geboren te: onbekend
Leeftijd: onbekend
Status: single
Studies: onbekend
Beroep: Geheim Agent
Adres: onbekend
Hobby’s: onbekend
Sterrenbeeld: onbekend
Speciale kenmerken: houdt zijn kousen aan in bed
Lievelingsmuziek: de filmscore van Jack Reacher (I en II) en Mission Impossible
Claude Vandenbossche* wandelde op zijn gemakje terug naar Parkhaus Bleicherweg waar hij zijn zwarte Camper Van Box Life Pro 630, diesel, automatische transmissie, kogelvrije ramen, lederen interieur had achtergelaten. Hij opende het portier en vond tot zijn verbazing Natasja die zich met een kopje koffie had geïnstalleerd op de tweepersoons zitbank. ‘Hallo darling’, sprak ze, ‘ik heb mezelf alvast binnengelaten’. Indien Claude* al van zijn stuk zou zijn gebracht, liet hij niets merken. ‘Je ziet er sexy uit in je loden jagersjas’, plaagde Natasja hem, ‘kom hier en kus me’.
Claude* gaf Natasja een hete kus en opende een blikje Cola. ‘Vertel’, sprak hij. Natasja deed verslag van haar korte trip naar het Kremlin, hoe zij Poetin had misleid en hoeveel bitcoins er nu op een geheime rekening stonden. Ze had de Russen flink laten dokken voor een compleet waardeloze formule. ‘Het werd tijd dat iemand die rooien eens een lesje leerde’, antwoordde Claude* opgewekt, ‘maar je bent inmiddels wel je dekmantel kwijt bij zowel de Chinezen als de Russen’. ‘Dat geeft niet darling’, sprak Natasja, ‘Ik wil me al lang terugtrekken uit het wereldje, me ergens een paradijselijk eiland kopen en voor altijd onderduiken met mijn lievelingsmannetje’. Ze keek Claude* zwoel aan en wachtte op een reactie.
‘Ach baby, je maakt me gek’, antwoordde Claude*, ‘maar eerst hebben we nog af te rekenen met de Noord-Koreanen. Ik heb vanochtend een paar Chinezen tot gort geschoten, die zullen ons wel even met rust laten. Laten we ons nu eerst concentreren op de Itaú Privé Bank. Ik pik vanavond Heidi Klumpfenstrüm, een bediende van de bank, op en ga wat informatie uit haar peuteren. Zodra we weten waar de server van de bank zich bevind, kunnen we die hacken en een paar geintjes uithalen. Ik ben blij dat je hier bent, baby, samen klaren we die klus wel’.
‘Ach darling, probeer je me jaloers te maken met die Heidi?’, vroeg Natasja en haar ogen vulden zich met tranen. Claude* nam haar teder in zijn armen en kuste haar ogen droog. ‘Nooit, baby’, troostte hij haar, ‘ik doe dit enkel voor België en voor de wereldvrede. Je weet dat er maar één vrouw in mijn leven is en dat ben jij’.
Natasja was een beetje boos op zichzelf. Ze was erop getraind om in de meest gevaarlijke situaties overeind te blijven maar deze man maakte haar week. Ze vleide zich behaaglijk tegen hem aan en stond zichzelf dit korte moment van zwakte toe. Dan herstelde ze zich en vroeg, ‘Hoe pakken we dit aan?’. ‘Mijn eerste plan was om Heidi Klumpfenstrüm te verleiden en haar mee te nemen naar een hotelkamer waar ik haar zou misbruiken en dan, terwijl ze nog groggy is van het liefdesspel, zou uithoren. Standaard procedure uit het handboek van de geheim agent, weet je wel. Ik deed reeds een Ryan Reynolds en dat had een prima effect op die del. Maar nu jij hier bent, kunnen we de zaken versnellen. Ik zal haar drogeren en naar hier brengen. Dan laat ik jou op haar los’.
‘Prima plan’, antwoordde Natasja enthousiast, ‘je hebt nog twee uur de tijd alvorens de bank sluit. Wat wil je in afwachting doen? Ik heb wel een paar goeie ideetjes…’. ‘Ik wilde me snel even douchen en scheren en proper ondergoed aandoen’, antwoordde Claude*, ‘dat is ook alweer een paar dagen geleden. Met alle drukte is dat er even niet van gekomen’. ‘Niet doen, darling’, zegde Natasja, ‘je lichaamsgeur doet me denken aan mijn vaderland, je windt me op. Kom…’, en ze klapte het bed open.
Een klein uur later stond er een zwarte Camper Van Box Life Pro 630, diesel, automatische transmissie, kogelvrije ramen, lederen interieur te wachten voor de ingang van de Itaú Privé Bank te Zürich. Natasja zat met haar laptop in de aanslag aan het tafeltje van het passagiersgedeelte. Ze had reeds vanop afstand de camera’s in de Bleicherweg uitgeschakeld en controleerde de verkeerslichten in de wijk zodat ze zonder problemen snel de stad konden verlaten. Om 18:01 uur verliet Heidi Klumpfenstrüm het gebouw en keek verwachtinsvol om zich heen. ‘Wat zijn die Zwitsers toch stipt’, dacht Claude bewonderend. Hij verliet de wagen en stapte op Heidi af. Vooraleer het arme kind besefte wat er gebeurde had Claude* haar reeds geïnjecteerd met een dosis natriumthiopental. Natasja opende het zijportier en trok het meisje naar binnen. Claude* zette zich achter het stuur en gaf gas.
Claude* en Natasja hadden besloten om meteen door te rijden naar Davos. Het was tenslotte nog steeds vakantie voor Claude* en Davos lag slechts honderdvijftig kilometer verder. En, wat niet onbelangrijk was, de Belgische geheime dienst had er een safe house dat vooral werd gebruikt om de veiligheid te garanderen van de belangrijkste mensen ter wereld tijdens het jaarlijkse World Economic Forum. Als er niet toevallig nu een minister verbleef met één van zijn minnaressen zou het huis leeg staan
Terwijl Claude* de wagen vlotjes door het verkeer loodste, richtte Natasja haar aandacht op Heidi die compleet versuft tegenover haar zat. ‘Spreek, teef’, beet Natasja het kind toe. Natasja kon nogal overtuigend zijn als het erop aankwam en weldra zong Heidi als een vogeltje dat net een bakje zaad had gekregen. Natasja noteerde I.P. adressen en paswoorden en deed teken naar Claude dat ze alles had wat ze nodig had. ‘Wat doe ik met het wicht?’, vroeg ze aan Claude*, ‘zetten we er haar hier uit of gooien we haar straks in een ravijn. Ik houd niet van losse eindjes, ze heeft onze gezichten gezien en weet teveel’. ‘Bind haar vast en zorg dat ze zwijgt’, antwoordde Claude*, ‘we gooien haar morgen uit de kabellift, dan lijkt het op een ongeluk’.
Rond acht uur parkeerde Claude* voor restaurant Bräma. Hij hield van die typische Zwitserse chaletstijl en het was weer eens tijd voor een stevige kaasfondue, het moet niet altijd MacDonalds zijn. Heidi werd achtergelaten op het klapbed van de camper. Natasja had haar nog een flinke dosis benzodiazepine toegediend, die werd vóór morgenmiddag niet meer wakker.
Claude* was in zijn nopjes.
Wordt vervolgd…
*Claude Vandenbossche is de schuilnaam van Clement Vandevelde, adres bij de redactie gekend. Barre Berry is de schuilnaam van Bernard Peeters, adres bij de redactie gekend.
HL
BIO
Leeftijd: 58
Status: Single
Studies: 1e jaar Bachelor Psychologie UG
Ervaringen: Zelf verplicht in therapie gegaan, zelfstudie, veel boeken gelezen, extreem intuïtief, oplossingsgericht, ooit ontvoerd door aliens
Beroep: Therapeute (niet gehomologeerd)
Specialiteit: Gebruikt potpourri van de Ikea als aromatherapie
Geachte Mevrouw Bankhol,
ik schrijf u niet aan omwille van mezelf maar op vraag van een goede vriend. Ik ken de man in kwestie als iemand die steeds honderd procent eerlijk is en altijd het belang van de anderen voor ogen heeft. Hij bekleedt een heel belangrijke positie in de maatschappij en wil het daarom liever anoniem houden.
Onlangs is aan het licht gekomen dat de man een aantal buitenechtelijke kinderen heeft met als gevolg dat hij ernstige reputatieschade heeft geleden. Eén van de buitenechtelijke kinderen heeft een licht gekleurde huid en aangezien mijn goede vriend een lidkaart heeft van een bepaalde politieke partij waar men dit niet erg op prijs stelt - ik heb het niet over die radicale partij maar over de andere - bekijkt men hem daar nu ook met een scheef oog. Dat is althans hoe mijn goede vriend het aanvoelt.
Deze kleine misstapjes zijn gedurende veertien jaar onder de radar gebleven, tot op het moment dat er een deurwaarder kwam aankloppen bij de wettelijke echtgenote van mijn goede vriend omdat er bepaalde rekeningen niet werden betaald voor een aantal appartementen die hij huurde zodat de buitenechtelijke kinderen en hun mama’s onderdak hadden. U moet weten dat mijn goede vriend iemand is die altijd en ten koste van alles zijn verantwoordelijkheid neemt.
Zo ging de bal aan het rollen want zijn wettelijke echtgenote was uiteraard niet op de hoogte van de appartementen. Inmiddels willen zijn wettelijke kinderen geen contact meer met hun vader en wil zijn echtgenote van hem scheiden. Zijn vrouw heeft mijn vriend trouwens nooit echt begrepen en toch wilde hij dat huwelijk niet opgeven. U kan zich inbeelden dat dit gebrek aan respect voor iemand die zich steeds heeft opgeofferd voor zijn gezin er flink heeft ingehakt.
Wat het allemaal nog erger maakt, is dat mijn goede vriend niet langer kon leven met zijn kleine misstappen en dus eigenlijk bewust is gestopt met het betalen van de rekeningen voor de appartementen in kwestie. Mijn goede vriend had dat plannetje bedacht met de bedoeling dat dit zou leiden tot een bezoek van een deurwaarder waardoor alles aan het licht zou komen.
Mijn goede vriend zou niets liever willen dan dat de waarheid aan het licht komt en dat de mensen en ook zijn wettelijke kinderen en zijn echtgenote kunnen zien dat hij het slachtoffer is van slechte vrouwen die hem hebben verleid voor hun eigen gewin. Mijn goede vriend vertelde mij met tranen in de ogen dat die vrouwen hem hebben verplicht om seks met hen te hebben en dat hij om zijn gezin te beschermen geen andere keuze had. Daarenboven werd hij verplicht om thuis te zeggen dat hij vaak op zakenreis moest gaan terwijl dat eigenlijk niet waar was. Voor een eerlijk mens was dit heel zwaar om dragen.
In de hoop dat dit verhaal eindelijk naar buiten komt zoals het écht is gebeurd, groet ik u vriendelijk. Een woord van troost uwentwege zou veel betekenen voor mijn goede vriend. Ook zou hij het erg op prijs stellen indien zijn gezin zich zou excuseren voor het gebrek aan respect voor hun liefhebbende vader. Hij wil in deze de grotere zijn en is dan ook bereid om hen vergiffenis te schenken voor hun gedrag.
Hoogachtend,
X
Beste Meneer X,
Hoe vaak heb ik dit zelf al niet meegemaakt. Eerlijke mensen trekken altijd aan het kortste eind en krijgen de rekening gepresenteerd terwijl bedriegers en valsspelers tussen de mazen van het net glippen. Ik kan me enkel inbeelden welk een lijdensweg die man heeft moeten afleggen. Elk huisje heeft zijn kruisje maar sommigen krijgen het zwaarder te verduren dan anderen.
Het zou goed zijn mocht uw vriend zelf naar buiten komen met zijn verhaal. De trauma’s die hij heeft opgelopen kunnen enkel genezen met veel liefde, begrip en openheid. Ik vind het zo triest voor hem dat zijn gezin hem op een dergelijke egoïstische wijze in de steek laat. Zijn kinderen zijn opgevoed door de moeder vermoed ik? Waarschijnlijk is zijn echtgenote enkel met hem gehuwd uit zelfbelang. Mannen met macht hebben het zoveel moeilijker om oprechte liefde te vinden nietwaar?
Ik zou uw vriend aanraden om slachtofferhulp in te roepen en klacht neer te leggen bij het gerecht zodat hij zijn naam kan zuiveren van insinuaties en laster. Ik ben niet geheel vertrouwd met de wet maar ik denk dat uw vriend kindergeld kan trekken als hij de vruchten van zijn misstappen zou ten laste nemen. Er is in elk geval een fiscaal voordeel aan verbonden.
Zelf een slachtoffer zijnde (ik werd ontvoerd door aliens die experimenten om mijn lichaam hebben uitgevoerd) kan ik alleen maar diep medeleven voelen voor uw vriend.
Wens hem veel moed,
Christina Bankhol
HL
Beste Rita,
Het volgende is mij overkomen. Ik heb mij recent verloofd en wil zo snel mogelijk trouwen. Mijn verloofde wil echter de tijd nemen en alles rustig plannen. Maar ik heb hem gezegd dat een trouwfeest mijn dag is en dat ik al lang weet wat ik wil. Ik ben daar al mee bezig van toen ik zeven jaar oud was en hij moet zich daar niet mee moeien.
Ik wil trouwen in de kathedraal van Amalfi en als we dan buitenkomen en de trappen afdalen, moeten de dorpelingen ons toejuichen. Van op zee zou men dan vuurwerk moeten afsteken, maar dan van een soort dat men ook overdag kan zien. Dat moet toch bestaan?
De receptie houden we op een yacht dat groot genoeg is voor alle driehonderd gasten. En terwijl we dan door de baai varen worden we gevolgd door tientallen vissersbootjes met mensen die voor mij applaudisseren.
Vanuit de haven worden we dan met een helikopter naar Villa Rufolo gevlogen waar het feest doorgaat. Ik wil dat het daar is want die hebben een mooie tuin en een groot terras met uitzicht op de Middellandse Zee. Het personeel moet gekleed zijn in Louis XV stijl, met pruiken en zo.
Voor het avondfeest moet Regi komen draaien en een kort optreden doen met Milk Inc. Dat mag niet te lang duren want ik wil niet dat hij gaat lopen met alle aandacht. Na het feest vliegen we dan naar Dubai voor onze huwelijksreis.
Ik denk dat dit voor iedereen een onvergetelijke dag zal zijn maar mijn verloofde zegt dat dat niet kan omdat we dat niet kunnen betalen en omdat we onmogelijk aan onze gasten kunnen vragen om vliegtickets te kopen en hotels te boeken in Italië voor een trouwfeest van één dag.
Ik denk dat ik de verloving ga afbreken. Als mijn verloofde geen rekening kan houden met mijn gevoelens kunnen we er beter mee stoppen.
Ik weet niet wat ik moet doen.
Liefs,
Brianna
Lieve Brianna,
Dit is echt het mooiste scenario voor een trouwfeest dat ik al hoorde. Maar ik begrijp uit je brief dat je verloofde een beetje op de centen zit. De vraag is hoe groot zijn egoïstisch kantje is. Kan je daarmee leven en hem misschien doen inzien dat hij ook aan anderen moet denken of is hij een verwend jongetje dat steeds zijn goesting moet krijgen?
Je staat voor een moeilijke keuze, lieve Brianna. Je moet nu durven vertrouwen op je gevoel en uitmaken of hij wel écht de man van je leven is.
Om te besparen op de kosten zou je het aantal gasten kunnen verminderen. Dat is altijd een moeilijk punt, maar als je nu bijvoorbeeld tweehonderd gasten van jouw kant en vijftig van zijn kant uitnodigt, kan het toch al een verschil maken?
En al je nu eens zou vragen aan de VTM of ze komen filmen en een kort reeksje maken over je huwelijk, dan kan je je daarvoor zelfs laten betalen. Praat er eens over met Regi, die kent mensen bij de tv.
Ik zou nog geen overhaaste beslissingen nemen, met een beetje creativiteit kan je steeds oplossingen bedenken.
Veel liefs, en als alles doorgaat hoop ik dat ik een uitnodiging krijg voor je trouwfeest.
Rita
HL
LS,
Bij het lezen van de laatste editie van au parleur las ik ergens weggefroemeld het volgende bericht van Fren S.
"Niemand reageerde op ‘gehorig’:
“Ik heb me alvast een koppel piepkleine luidsprekertjes laten inbouwen in mijn oren zodat ik hyper gehorig word.”.
“Gehorig” hoort daar niet in thuis. Een huis dat gehorig is is een huis waar men alle geluid uit de omgeving hoort en dat wil men niet. Horig betekent “tot onderdanigheid verplicht” en dat was ook niet het goede woord. De zin was fout en niemand hielp me. Niemand! Niemand…"
Naar aanleiding waarvan ik toch maar 's in de spreekwoordelijke pen ben geklommen.
Dat niemand er iets van zei was wellicht omdat niet iedereen altijd maar wil zeuren over een foutje hier of daar.
Persoonlijk vond ik deze zin juist diepzinnig en verre van fout. Ik heb er zelfs om gegrinnikt, hoe kom je erop.
Dus niet getreurd beste Fren, als niemand je helpt dan wil dat niet zeggen dat er niemand is om te helpen.
Een meevoelende lezer
Zeer weledele en hooggewaardeerde redactie van Au Parleur,
Sta mij toe u mijn erkentelijkheid en dank te betuigen voor de werkelijk verheffende bijdragen van de heer Jean-Pierre Hoofs. Hij moet velen tot voorbeeld strekken in deze tijd van verpaupering en snel verdampende goede manieren!
Welk een verademing is het zijn door rijke ervaring doorspekte adviezen te mogen terugvinden in uw blad. Hulde aan deze man van goud! Hulde ook aan de redactie van Au Parleur, die het aandurft in deze moderne, van decadentie en onverschilligheid doordrongen tijd en ruimte te geven aan de pertinente pleidooien van meneer Hoofs, een man van de wereld. Een man ook waarvan er te weinig zijn in de wereld. Hij doet mij denken aan wijlen mijn echtgenoot, baron Jean-Baptiste d’Aerosol de Zoute, en ik durf te stellen dat zij bij leven en welzijn uitstekende vrienden hadden kunnen worden.
Wil mijn groot respect en diepe dankbaarheid overmaken aan de heer Hoofs en hem tevens mijn contactgegevens overmaken, daar ik hem zou willen uitnodigen mijn eerstkomende soirée voor dames van stand op te luisteren.
Ik besluit graag met mijn warmste en meest respectvolle groeten,
Geneviève d’Aerosol de Zoute d’Antan, weduwe van wijlen Jean-Baptiste d’Aerosol de Zoute, Minister van Staat, Ridder in de Orde van Leopold, majoor bij de landmacht, begenadigd jager in de Orde van Sint-Hubertus, secretaris op rust van de Kerkfabriek van Knokke en geliefd echtgenoot, vader, grootvader en familieman.
Geachte redactie,
jullie zouden ons een groot plezier doen met ons de ware identiteit van de spion Claude Vandenbossche* te bezorgen. We willen hem graag iets vragen. Aangezien het om iets persoonlijks gaat is het beter dat we hem rechtstreeks contacteren.
Met de meeste hoogachting,
De Noord-Koreanen
Beste Noord-Koreanen,
Claude Vandenbossche* woont in de Molenstraat 122, apt 3, Sint-Joost-ten-Node (Brussel). Opgelet, het is een éénrichtingsstraat met betalend parkeren tot 19 u.
Zijn echte naam is Clement Vandevelde. Emailadres: clemvdvelde@geheime-dienst.be.
U zal hem daar nu niet vinden want hij is momenteel op skiverlof. Probeert u anders even zijn agenda te checken via de website van de geheime dienst: www.geheime-dienst.be.
Login: anonymus, paswoord: p@swoord1234
Hopend u hiermee van dienst te zijn geweest, groeten wij u vriendelijk,
De redactie
Nonkel Gaston staat in zijn straat. De zon schijnt en Gaston kijkt naar links en rechts.
Hij ziet zijn verre buurman Danny de garagist die vaak met zijn hand aan zijn hoofd tegen het zonlicht, staat te zien als een wagen zijn garage verlaat. Nonkel Gaston steekt de straat over en gaat naast de man staan.
‘Zeg eens buurman. Ge kent mij wel hé ik ben Gaston de postmeester van Antwerpen.’.
‘Ah ja de postmeester. Ik ben Danny’.
‘Zeg Danny heu ik zie u dikwijls op straat staan met uw hand aan uw hoofd gelijk een indiaan die in de verte tuurt telkens als er een wagen uw garage verlaat. Gij blijft dat doen tot wanneer de wagen achter de bocht is verdwenen. Waarom doet gij dat eigenlijk?’.
‘Wel heu gij hebt toch al mijne reclam’ gezien hé? Alle verkochte wagens worden zorgvuldig nagekeken.’.
Pwah, pwah, pwah, pwoint… Weer was hij bij de neus genomen.
‘WC papier! WC papier! Ik krijg het vliegend schijt van diene gast…’.
Een bioloog, een postmeester en een wiskundige reizen met de trein van Antwerpen naar Brussel.
Vanuit hun coupé zien ze koeien op een rijtje in de wei staan.
Gaston de postmeester zegt: het zijn koeien en ze staan allemaal met hun linkerzij naar onze trein.
De bioloog zegt: het zijn zwarte koeien van het witblauwe Belgische ras.
De wiskundige zegt: het zijn koeien die zeker aan één kant zwart zijn.
Twee ééndagsvliegjes kunnen het goed met elkaar vinden en worden verliefd.
Na een tijdje stelt het mannetje voor: ‘zullen we hier in dit bosje?’.
‘Nu gaat het niet, ik heb net mijn secondjes’.
Als je denkt te veel te hebben gedronken om nog met een auto te rijden probeer dan het volgende zinnetje snel zonder fouten 10 maal te zeggen:
Ik mix whisky met de whiskymixer
‘t Is goed rij maar door, want het lukt nuchter mij al niet, zei de politieman.
Weet je waarom een indiaan zijn hand horizontaal houdt aan zijn hoofd als hij in de verte kijkt?
Als hij zijn hand plat voor zijn hoofd houdt ziet hij niks. Je moet het maar eens proberen.
Muziek: voor u beluisterd:
Klaus Schulze, FEAT: oa. Lisa Gerrard 2008 Loreley RHEINGOLD. 9 jaar geleden.
Kraut Rock: mooi gezongen. Te veel gezang voor mij.
Grappig moment: Klaus komt met het publiek overleggen want “we” moeten hier om 1 uur buiten zijn, zegt hij in het Duits.
GDB
© Au Parleur - JEROEN VERMEIREN/HANS LENGELER 2023/update 2024
SINT-DENIJSLAAN 31A - 9000 GENT
11, BOULEVARD CLEMENCEAU - 83510 LORGUES - FRANCE
BEELDEN: EIGEN WERK & UNSPLASH