- Zevenentwintigste editie - 16 maart 2024 - 2e Jaargang -
‘Hey Bro, waarschijnlijk weet je ’t al, maar ik heb reeds aardbeien gegeten’.
‘Ja, ik zag het. Stop met dat soort dingen te posten of wil je de mensen jaloers maken?’.
’Neenee, het was ingegeven vanuit enthousiasme. En verwondering dat er in de Provence reeds aardbeien te verkrijgen waren’.
‘Fijn voor jou, maar stop ermee’.
‘Okee, ik beloof het (not)’.
Hans Lengeler, Lorgues
Jeroen Vermeiren, Gent
Sommige gevoelens zijn zo groot en intens dat ze heel lang nazinderen in je lijf.
Toen mijn vader stierf hield ik zijn rechtervoet vast. Mijn vader heeft 6 kinderen en een echtgenote dus we klampten ons allemaal vast aan een stukje papa dat nog niet gekoesterd werd. Het gevoel ‘NOOIT MEER’ viel als een betonblok op mijn hoofd en het duurde jaren voor ik overweg kon met die ongelooflijk zware leegte.
Toen ik voor het eerst moeder werd overviel mij vooral het ‘VOOR ALTIJD’. Het drukte op mijn borst en neep mijn keel dicht en ik besefte dat de ‘tijgermoeder’ in mij geboren was want dat instinct van: “hak mijn armen en benen maar af maar laat mijn kind gerust” dat voel je nu eenmaal niet bij iedereen. Plots was er die extra waakzaamheid, bezorgdheid en beschermingsdrang.
Toen we uit België vertrokken en de grens overstaken met Frankrijk voelde ik me een dartelend veulen dat voor het eerst een groene weide vol bloemen oprende. Want in het spanningsveld waar de ‘angst voor het onbekende’ en de ‘zin voor avontuur’ elkaar raken bruist het van leven. Ik had me nog nooit zo ALIVE AND KICKING gevoeld. In een roes van vrijheid en mogelijkheden met dat zalige vertrouwen dat je altijd weer opnieuw kan beginnen in het leven.
Het werk dat ik de afgelopen jaren deed was met momenten zeer stressvol en onaangenaam dus het feit dat we zo pas veranderden van werk voelt vooral als een bevrijding. Door de opgekropte frustraties geraakte mijn lichaam de afgelopen jaren steeds meer in de knoop. Kleine lichamelijke klachten begonnen zich op te stapelen alsook de kilo’s alsof mijn lichaam een burcht bouwde ter zelfbescherming. Een neerwaartse spiraal ontvouwde zich maar duwde me uiteindelijk ook in de richting van zelfzorg. Wat begon als ‘een klasje yoga elke week om wat te leren relaxen’ zoals de huisdokter het noemde, groeide uit tot een heuse ontdekkingsreis doorheen mijn innerlijke wereld. Daar waar ik altijd mijn hoofd had ingeschakeld om controle te behouden over alle ballen die ik in de lucht moest houden, leerde ik nu hoe zoiets simpel als een goede ademhaling een wereld van verschil kan maken. Ik leerde naar binnen kijken en voelen i.p.v. alles met mijn hoofd in eindeloze lijstjes te gieten. Yoga, meditatie, reiki en energetisch lichaamswerk passeerden de revue. En nu zindert er een GROTE DANKBAARHEID. Voor alle avonturen die een leven met zich meebrengt en dat ik mezelf en het leven nog maar eens op een andere manier heb mogen leren kennen.
Voor Bert is het allemaal goed al trekt hij wel een grens bij paarse jurken en patchoeli.
SL
Er was weer eens niets nieuws onder de zon, deze week. Er was, om te beginnen, al nauwelijks zon, een verloren donderdag daargelaten. Voorts puberde zoonmans als vanouds, vergastte de brievenbus mij eens te meer op vervaldata, kon de strijkmand mijn wasijver niet volgen en lukte het de spoelbak in de keuken niet het tempo van mijn kooklust bij te houden. Je hebt van die gekken die het in hun hoofd halen op een doordeweekse maandagavond verse Gentse waterzooi te maken, inclusief bouillon die een uur of twee moet trekken. Ik ben zo’n gek. De beloning? Het tot het laatste spatje leeggegeten bord van zoonmans. Zo klein kan geluk zijn, ondanks zoveel ouds onder de afwezige zon.
Op woensdagavond deed ik van videobellen met Bro. Alzo kletsten wij van de weeromstuit één uur en zesenveertig minuten weg. De wereld was er nadien een stuk beter aan toe, ook al wil de wereld dat niet geweten hebben, of hinkt die net als mijn strijk en afwas achterop, dat zou ook zomaar kunnen. Het was pure luxe, die lekker verder deinende babbel onder broers. De voorbije maanden schreef ik na mijn dagtaak als copywriter in een fijn Gents communicatiebureau ook de avondlijke uren weg. Vooral als ghostwriter van een boek, dat in mei zal verschijnen. Meer kan ik daar niet over zeggen. Dat is het voorrecht (of het lot?) van ghostwriters. Zij bestaan niet echt.
Nevens dat boek pleegde ik met mijn Zinnenspinnerijtje ook geregeld redactionele bijdragen voor een contentkanaal in de boekhoudkundige sfeer. Dan is het van vennootschapsbelasting hier en jaarrekening daar, en hoe de accountancysector gretig gebruik maakt van AI om met grote hoeveelheden boekhoudkundige data aan de slag te gaan (en maar goed ook, want er is een gigantische arbeidskrapte en dus een ondermaatse instroom van vers accountancybloed). Geeuw, zegt u? Dat dacht ik ook in het begin, maar het is behoorlijk boeiend allemaal. Niet dat ik er u verder mee zal vervelen. Het punt is dat ik dus maandenlang extra arbeid diende te verzetten ná de reguliere werkdag, waardoor ik bitter weinig ruimte overhield om te ademen, laat staan te herademen, laat al helemaal staan om zomaar voor de lol (en ter zalving van onze ziel) bijna twee uur weg te tateren met Bro. Terwijl wij geen bomen maar heelder bossen opzetten, dronken wij water aan de lopende liter. Not! Ik zei het al en ik zal het nog eens zeggen: water, daar hoort men zich mee te wassen en daarmee uit. Wij contenteerden ons derhalve met wijn. Denk ik. Ik weet het eigenlijk niet zo goed meer. Bossen opzetten, het is nefast voor het geheugen, zoveel is zeker.
Bro en ik kwamen tot de conclusie dat er al bij al niet zoveel conclusies te trekken vallen uit het leven, behalve dat het kort is en je dus maar beter verstandig kan omspringen met je energie. Dat impliceert soms afscheid nemen. Bijvoorbeeld van mensen die veel energie vreten en zich graag mogen wentelen in een slachtofferschap dat er eigenlijk geen is. Maar leg ze dat maar eens uit! Het is zinloos en het haalt alle fut uit je gemoed en lijf. Niet doen dus, is in deze ons advies aan elkaar en onszelf.
Bro en ik, dat is toch iets. We moeten dat zeggen gelijk het is. Ik denk dat er niemand anders rondloopt aan wie ik mij zo naakt en kwetsbaar zal tonen als aan hem, een gebeurlijke uitzondering of een accident de parcours daargelaten. In een korter gesprek enkele weken geleden, zag hij mij janken als een schipbreukeling. Tranen met tuiten en snikken en onmacht. Ik was al heel lang toe aan tranen met tuiten en snikken en onmacht, doch, het wilde maar niet komen. Tot die avond. Wat de aanleiding was voor die smeltende gletsjer, dat heet hangijzer snijd ik, wie weet, later misschien nog eens aan. Maar niet nu. Niet vandaag. Heden volstaat slechts het resolute besluit dat iedereen een Bro zou moeten hebben. Dat zulks nog steeds niet wettelijk verplicht is, geen hond die het begrijpt, en al zeker niet deze woordenkeffer.
JV
Toen ik mij als 28-jarige klaarmaakte om het Belgenland in te ruilen voor Spanje, gaven mijn vriendinnen mij een koffertje dat ze voorzagen van de schattige titel ‘Kathleens Survival Kit Por España’ (extra schattig omdat het eigenlijk ‘para España’ moet zijn).
In dat koffertje zaten typische dingetjes als een zonnebril en zonnecrème, maar ook iets dat aantoonde hoe goed mijn vriendinnen mij kenden: een doosje wattenstaafjes. Ik ben namelijk verslaafd aan wattenstaafjes, of oorstokskes zoals wij die in Kapellen noemden. Het gevoel van dat ding in je oor te hebben geeft een endorfine-rush waar geen ander heimelijk genoegen tegenop kan. Er zijn trouwens wel meer mensen die een wattenstaafjesverslaving hebben of oorpeuterjunkies zijn. Het zwaarste geval dat ik ken, is iemand die soms met zijn autosleutels in zijn oor prutst. Hardcore.
Mijn vriendinnen wisten dat ik uit zelfbescherming geen wattenstaafjes meer kocht (want dat is dus echt niet goed voor je oren), maar dat ik dan wel altijd stiekem in hun voorraad dook wanneer ik bij hen op bezoek was. Van nature ga ik zeer correct om met de privacy van anderen - enfin, dat denk ik toch - en vraag ik voor de meest belachelijke dingen toestemming, maar in andermans badkamer ben ik niet te vertrouwen. Dan trek ik laden en deurtjes open tot ik de wattenstaafjes gevonden heb. Wat de ernst van deze aandoening aantoont.
Dat mijn vriendinnen me van stash voorzagen op mijn grote migratie-avontuur, kan een beetje fout lijken - alsof je een doosje sigaren meegeeft aan iemand die probeert te stoppen met roken. Maar ik denk dat hun intenties eerbaar waren. Ze wisten dat ik in dat nieuwe land nieuwe vrienden zou moeten maken, en dat vriendschap moeilijker tot bloei komt als de ander je betrapt met je neus in de lade onder hun lavabo. Mijn Belgische vriendinnen gaven me net voldoende voorraad mee om die eerste fragiele periode in het ontstaan van een vriendschapsband te overbruggen.
Ze hadden zich daarin wel wat misrekend, want vriendschappen smeden in het buitenland duurde langer dan ik gedacht had. Gelukkig was ik ondertussen erg bedreven in het geruisloos openen van andermans kasten (oh, dit klinkt zo fout) en gingen we bijna elke zondag eten bij mijn toenmalige schoonfamilie, die dankzij de huiselijke ingesteldheid van de mater familias altijd voldoende bastoncillos had.
Een paar maanden geleden zat ik met een zeer persistente oorprop en maakte ik de fout om toch een doosje te kopen. En nu is alles om zeep. Door de overmatige wrijving van wattenstaafjes is het epitheel in mijn oren nu droger dan schuurpapier, en het jeukt. Moest je die jeuk in geluid kunnen omzetten, dan zou je die huid horen schreeuwen: WATTENSTAAFJE, NU! Maar als je daaraan toegeeft, wordt het natuurlijk alleen maar erger. Afkicken is dus de boodschap. Iets anders doen, maakt niet uit wat. Een tekst schrijven bijvoorbeeld, voor Au Parleur, over wattenstaafjes.
Het heeft niet geholpen.
KV
Christel (zonder dubbele “l” en “e” achteraan) uit Bras belde. ‘Wat een weer was me dat’, zegde ze, ‘Marc en ik hebben greppels gegraven rond ons huis want de regen dreigde langs onze keukendeur binnen te stromen. Was het bij jou ook zo erg?’. ‘Het goot’, antwoordde ik, ‘ik werd ’s nachts wakker van het luide gekletter van de regen op de lichtkoepel in de traphal en ik krijg mijn raam achteraan niet meer helemaal gesloten omdat de vochtigheid het hout heeft uitgezet’. ‘Ik hoorde dat het sinds 2014 niet meer zo hard heeft geregend’, ging ze door, ‘dat was nu reeds de derde storm op rij’.
‘Was het vorige maand niet je verjaardag?’, veranderde ze van onderwerp, ‘het schoot me plots te binnen en ik dacht, ik zal eens bellen naar Hans’. ‘Dat klopt’, antwoordde ik, ‘dat was de tiende, maar je weet dat ik niet zo erg bezig ben met verjaardagen’. ‘Arrête’, riep Christel (zonder dubbele “l” en “e” achteraan) uit Bras, ‘nu ben ik helemaal van slag. De tiende zeg je? De tiende februari? Weet je wel dat mijn grote jeugdliefde ook verjaarde op de tiende februari? Dat móet iets te betekenen hebben!’. ‘Zou je denken?’, antwoordde ik een beetje achterdochtig, ‘Er zijn wel meer mensen die de tiende februari verjaren, ik zou daar toch niet meteen één of andere betekenis achter zoeken’. ‘Jawel, jawel’, riep ze helemaal opgewonden, ‘Hans, we hebben mekaar nog maar twee keer in levende lijve ontmoet maar ik voelde meteen dat we een bijzondere connectie hadden. Weet je nog die keer met je zus en met je Bro op het terras achteraan jullie huis in Bras? Dat was toch speciaal? En nu dit weer’.
Ik geef toe dat we een bijzondere namiddag beleefden, straks twee jaar geleden. Het was paasvakantie en Bro, mijn zusje, mijn schoonbroer en hun dochter kwamen me een hart onder de riem steken. Het oude huis waar ik woonde werd verkocht en uit het niets verscheen een dame die zich voorstelde als Christel (zonder dubbele “l” en “e” achteraan). Ze wilde weten of het huis nog op de markt was en toen ik neen zegde bleef ze dan maar een paar uur hangen aan onze grote tafel op het terras achteraan. We kletsten aan een stuk door, alsof we mekaar al jaren kenden.
Achteraf kwam ze nog één keer op bezoek en nu bellen we af en toe met mekaar. Het is te zeggen, Christel (zonder dubbele “l” en “e” achteraan) uit Bras belt naar mij want om één of andere reden bel ik zelf nooit naar anderen. Ik moet daar in therapie eens naar kijken want dat is dus al heel mijn leven een dingetje en er zijn mensen die dat niet leuk vinden, dat Hans nooit eens belt. Ik weet het, vergeef het me. Het is niet vanuit kwaaie wil.
Maar terwijl Christel (zonder dubbele “l” en “e” achteraan) uit Bras overal tekenen meent te ontwaren en de toekomst probeert te voorspellen via het bestuderen van de pirouetten van een vlucht gierzwaluwen, wijt ik het gemak waarmee we kunnen praten aan een hoop gelijkaardige blutsen en builen die we tijdens ons leven opliepen. Het klopt dat we nogal wat gemeen hebben op dat vlak.
Het horen van de tiende februari katapulteerde haar terug naar haar jeugd en ik hoorde dat het iets teweeg bracht. Ik zweeg en luisterde naar het verhaal van haar grote liefde en hoe het fout was gelopen. ‘Hoe pijnlijk ook, het is iets universeels’, trachtte ik haar te troosten, ‘het eeuwige verhaal van de Gebroken Harten, wie heeft het niét ooit meegemaakt?’. Christel (zonder dubbele “l” en “e” achteraan) uit Bras was niet van haar stuk te brengen. Dat mijn verjaardag op die dag viel, was een teken. Het kón geen toeval zijn. Zo raar toch alweer en wat het zo ineens allemaal naar boven bracht. Ik sprak haar niet tegen, ik wilde haar dit niet afpakken. Het vermoeden van synchroniciteit, neen, de zékerheid van synchroniciteit bood haar houvast. Gedeelde smart en van die dingen…
Alles wat je kan genezen, is toegelaten. Ook het zoeken naar kosmische tekenen. Of erover praten. Daar kwam ik zelf pas heel laat achter. Maar ik bel dus niet uit eigen beweging naar de mensen, dat is een dingetje. En dan laat je het gewoon regenen tot het overgaat.
Maar soms houdt de regen aan, jarenlang. Daar moest ik aan denken bij het verhaal van Christel (zonder dubbele “l” en “e” achteraan) uit Bras.
Ook al is de bui nog slechts een miezertje, helemaal droog wordt het eigenlijk nooit.
HL
Dag leziger en dag lezigerin!
Het is met grote vreugde dat ik u melding maak van een op therapeutisch vlak bijzonder geslaagde week hier bij de Broeders Alexianen. Niet in het minst heeft onze goede vriend Tony een alleraardigst parcours gereden. Over de details moet ik u in het ongewisse laten, want er bestaat zoiets als het medisch beroepsgeheim en het hoort niet dat te schenden. Laat mij u evenwel verslag uitbrengen van de daguitstap die ik ondernam met een schare patiënten, die voldoende ongevaarlijk zijn voor anderen én zichzelf. Aldus stapten vier van mijn meest voorbeeldige gekkerds samen met mij en nog twee begeleiders op de trein naar Adinkerke, De Panne. De gezinsmensen onder u weten wat daar te vinden is: Plopsaland, natuurlijk!
Tony, Danny, Jimmy en Franky – de vier uitverkoren patiënten – konden hun enthousiasme nauwelijks de baas toen zij tijdens de korte wandeling van het station naar het pretpark alreeds het ratelende geluid van roetsjbanen en gillende meisjes opvingen. Jimmy begon zelfs hevig in zijn handen te klappen, daarbij merkwaardige grimassen trekkend, en zeggende: ‘moeke poepen, moeke poepen!’. Ik stopte hem een benzootje toe om te laten smelten onder zijn tong en alras daalde zijn hysterisch geluk tot een sociaal aanvaardbaar niveau. Tony draaide met zijn ogen bij al dat vertoon, maar zijn ergernis smolt weg toen ik hem een royale, rozige suikerspin kocht. Een beetje suiker kan soms wonderen doen. De twee andere mallerds Danny en Franky zijn van nature rustige jongens. Je zou kunnen zeggen dat ze wat vegetatief zijn, maar dan op dusdanige wijze dat zij wel nog zelfstandig kunnen stappen, plassen en eten. Gelukkig maar, want ik kan u wel vertellen dat andermans fluit afschudden in een pissijn één van mijn minst favoriete bezigheden is. Al kan ik dat soort taakjes meestal wel delegeren aan de verpleging.
Hoe dan ook, wij beleefden een wonderlijke dag tussen kabouters, piraten en een sprekende hond. Wij waagden ons aan alle zeven de aanwezige achtbanen – Danny kotste wel twee frikandellen, een halve kilo frietjes met Joppiesaus én z’n ziel uit het lijf na The Ride To Happiness by Tomorrowland, maar dat mocht de pret niet drukken – en daarnaast ook aan de twee waterattracties en de Nachtwacht-flyer, eigenlijk een zwierekensmolen, maar dan op zeventig meter hoogte.
Toen wij moe maar tevreden weer op de trein naar het binnenland zaten, legde een ingedutte Tony plots zijn hand op mijn knie, terwijl hij onverstaandbaar wauwelde in zijn slaap. Ik liet maar betijen, want psychiatrische patiënten wakker maken, daar moet je erg mee opletten.
Volgende week plan ik een nieuwe activiteit, die er specifiek op gericht is Tony’s mogelijke terugkeer naar de maatschappij te onderzoeken. Ik zal daar niet al teveel kunnen over zeggen, gezien de discretie waaraan ik gebonden ben via de eed van Hippocrites, maar goed, een klein tipje van de sluier zal vast wel lukken.
JV
BIO
Geboren te: onbekend
Leeftijd: onbekend
Status: single
Studies: onbekend
Beroep: Geheim Agent
Adres: onbekend
Hobby’s: onbekend
Sterrenbeeld: onbekend
Speciale kenmerken: houdt zijn kousen aan in bed
Lievelingsmuziek: de filmscore van Jack Reacher (I en II) en Mission Impossible
Claude Vandenbossche* verbrak de verbinding met Barre Berry* en liep naar het grote raam van de suite van Hotel l’Armancette te Chamonix waar hij met Natasja verbleef. Zwijgend staarde hij naar buiten. ‘Alles goed, darling?, vroeg Natasja. Claude* ontwaakte uit zijn gepieker en antwoordde: ‘Ik heb het even gehad met mijn skiverlof. Vakantie is allemaal goed en wel maar ik ben een man van de actie, ik moet me kunnen nuttig maken’. ‘Maar darling’, zegde Natasja, ‘je hebt nog maar pas Zjoeganov, de Rat van Rabotino, geëlimineerd je hebt zijn Russische handlangers doen ontploffen, je hebt Noord-Korea van de kaart geveegd, je heb wat SUV’s aan gort geschoten, je hebt een paar terroristen afgemaakt, … Je hebt de wereld beter gemaakt, dat telt toch?’. ‘Mmmm, ja, misschien’, antwoordde Claude*, ‘Maar dat doe ik allemaal ter ontspanning, dat zijn kleine verzetjes die ik me permitteer omdat ik op verlof ben. Ik begin het echte werk te missen’.
‘Okee’, sprak Natasja, ‘ik begrijp je. Je hebt échte uitdagingen nodig. Omdat ik mijn mannetje wel ken, heb ik reeds een lijstje gemaakt van leuke dingen die we nog kunnen doen. Wat zou je ervan denken om Viktor Orbàn eens flink op zijn wezen te gaan slaan. Dat is een vriendje van Poetin, dus zo krijg je geheid de Russische geheime dienst achter je aan en dan kan jij proberen te ontsnappen en tussendoor nog wat spionnen vermoorden. Dat doe je toch graag? Of we gaan wat kerncentrales opblazen in Iran? Of we gaan naar China en richten daar een slachting aan? Chinezen zijn er toch genoeg, daar kijken ze niet op een miljoen meer of minder. En daarbij, China is een bedreiging voor de economie van het Vrije Westen, eigenlijk zijn we dat aan de beschaving verplicht. Laten we meteen heel China kapot doen. Keuze genoeg, darling’.
Claude* glimlachte, Natasja wist hoe ze het humeur van haar ventje kon opkrikken. Het was niet meer dan een moment van zwakte, Claude* was een adrenalinejunk die leefde voor de actie.
Er werd op de deur geklopt. Natasja keek door de deurspion en zegde, ‘Als je van de duivel spreekt, het zijn agenten van de Chinese geheime dienst die zich hebben vermomd als Franse obers. Grijp je wapens, darling’. Claude* had reeds zijn Glock 45 Gen5 FS in zijn rechterhand en schoot zonder aarzelen doorheen de deur. Op de gang klonk geschreeuw en het rinkelen van gebroken glas. Natasja rukte de deur open en sprong naar buiten. ‘Vals alarm, darling’, zegde ze, ‘het waren de mensen van de roomservice met ons ontbijt. Maar je kan niet voorzichtig genoeg zijn. Pak je koffers, we moeten hier weg’.
Een klein uurtje later bevonden Claude* en Natasja zich met hun zwarte Camper Van Box Life Pro 630, diesel, automatische transmissie, kogelvrije ramen, lederen interieur op de N205, richting Besançon.
‘Wat is het plan?’, vroeg Natasja. ‘Ik moet eigenlijk terug naar Brussel’, antwoordde Claude*, ‘Ik moet op zoek naar een nieuw appartement, ik moet mijn kop eens laten zien op kantoor en met een beetje geluk haal ik het verjaardagsfeestje van Fly in de MacDonalds van Herk-de-Stad. Kom met me mee, baby. België is het mooiste land ter wereld, we kunnen een goed leven hebben samen’. ‘Je weet dat dat niet kan, darling’, zuchtte Natasja, ‘ik word gezocht door ongeveer elke geheime dienst ter wereld. Ik ga naar Macau, we hebben daar een vette rekening, met dat geld kunnen we ons een paradijselijk eiland kopen en onderduiken. We kunnen hospitalen en scholen bouwen voor de plaatselijke bevolking… Ik heb er steeds van gedroomd om een soort moeder Theresa te worden. Waarom word jij niet mijn vader Theresa?’.
Claude* voelde een steek door zijn hart. Hij gaf het niet graag toe maar Natasja was zijn grote liefde, dat was reeds zo van toen ze samen op missie waren in Moskou en Berlijn, zoveel jaren geleden. Maar hij had trouw gezworen aan de koning en aan zijn vaderland, zoiets kon je niet licht opvatten. Hij zweeg.
‘Ik begrijp het’, antwoordde Natasja, ‘doe me een plezier en maak een omwegje over Genève. Ik neem van daaruit het vliegtuig. Wie weet komen we mekaar ooit nog eens tegen. Kom, kus me’.
Een dag later was Claude* opnieuw in Brussel. Alleen. Hij kon voorlopig een kelderkamer betrekken in het Justitiepaleis en dat was meer dan genoeg voor hem.
The end
*Claude Vandenbossche is de schuilnaam van Clement Vandevelde.
HL
Hooggeachte, doorluchtige en roemwaardige lezer,
Ik heb het meest bijzondere genoegen en de nog onmetelijker eer u alweer op sleeptouw te mogen nemen in het universum van de welgemanierde hoffelijkheid. In mij waart de geest der verbinding. U moet weten dat het mensenliefde is die mij drijft. Dat, en een rotsvast geloof in de eeuwigheidswaarde van een goede omgangshygiëne. Van hygiëne gesproken: ik heb deze week een ietwat apart – misschien zelfs wat ongemakkelijk, dare I say? – onderwerp waar ik graag met u wil induiken. Zij het niet letterlijk, want dat zou hoogst onsmakelijk zijn. Het zal u snel dagen waarom zulks hoogst onsmakelijk zou zijn. Ik wil het met u namelijk hebben over de gepaste en ordentelijke gang van zaken in het kleinste kamertje, the bathroom in het Engels, het toilet of ‘de wc’ in de volksmond.
Allen moeten wij meermaals daags verlossing zoeken, in vloeibare dan wel gebonden vorm, beter gekend als de kleine en de grote boodschap. Het treft mij telkens weer hoezeer de Britten en bij uitbreiding alle inzittenden van het Gemenebest ook in de sanitaire sfeer hun eufemistisch flegma weten te bewaren. Zij maken immers gewag van respectievelijk ‘a number one’ en ‘a number two’. De kunst om de dingen ietwat omfloerst en tegelijk glashelder te formuleren – zeker voor de goede verstaander – is des Engelsen als French fries des Belgen. Dat talent voor diplomatie en doordachtheid kan mij waarlijk ontroeren. Groot was mijn verbijstering toen ik in een Vlaamse succesreeks één der personages de weinig gevleugelde West-Vlaamse woorden ‘o je moeh kakn, moeh je kakn’ hoorde uitspreken. Ik heb van nature een sterk hart, maar het mag gezegd dat mijn tikker bij het aanschouwen van voornoemde scene meer dan menige tel oversloeg.
Maar goed, laten wij overgaan tot de orde van de dag: de kiesheid in de ondergoedstreek, ofwel de etiqette van de stoelgang. Letterlijk, dan. Het ‘ter stoel gaan’ is des mensen, daar valt niet aan te ontkomen. Het neemt niet weg dat wij het aan onszelf én aan onze broeders en zusters verplicht zijn een en ander in goede banen te leiden. Daarom zal ik u nu doorheen de belangrijkste wenken terzake loodsen, daarbij ook enige aandacht schenkend aan de geschiedenis van het gegeven. Zo was het vroeger gebruikelijk de wc-bril naar beneden te laten staan, zodat dames zich te allen tijde konden nedervlijen om zich te bevrijden van lichamelijke overtolligheden. Dezer dagen is hier in de geest van de almaar oprukkende emancipatie onduidelijkheid over ontstaan. Het heet dat zulk hoffelijk gedrag ook als betuttelend en paternalistisch zou ervaren kunnen worden. Het is een filosofische discussie waaraan ik mij niet zal wagen. Laat gezegd zijn dat het in mijn ogen wel zo netjes is de wc-bril na de mannelijke plasbeurt weer naar benden te doen. Anderzijds dienen wij wel het adagium van mijn oudtante Francine te huldigen: jongens doe de bril omhoog, meisjes zitten ook graag droog. Kortom: voorafgaand aan de waterlating brenge men de bril in verticale stand, na de vloed klappe men de bril weer naar beneden, om aldus het pad te effenen voor mogelijke feminiene hoge nood. Voorts neme men de volgende goede gewoontes in acht:
OVER JEAN-PIERRE HOOFS
Hij mag dan geen sant in eigen land zijn, Jean-Pierre Hoofs is een man met naam en faam, niet in het minst in het Verenigd Koninkrijk. Hoofs stond decennialang aan het hoofd van de Londense School for Butlers & Hospitality, een instituut met wortels die teruggaan tot de 19de eeuw. Na een rijkgevuld leven aan de overzijde van het Kanaal resideert de man sinds twee jaar weer in het lieflijke Brugge, zijn beminde geboortestad. Daar vult hij zijn dagen als gepensioneerde zinvol in, onder meer als vlot Engelssprekende gids in het Memlingmuseum. Daarnaast verblijdt én verlicht hij de lezers van Au Parleur met zijn wijze raad voor meer courtoisie en goede manieren.
JV
Politie van Polis: stad en Politeia: staatsinrichting.
De politie had pas geleerd in een cursus omgaan met derden dat ze slecht nieuws wat beter moesten inkleden en meer tactvol moesten zijn.
Een patrouille werd belast met het melden van een dodelijk ongeval aan de vrouw van het slachtoffer.
De agent belt aan:
‘Dag mevrouw.’
‘Dag meneer de agent.’.
‘Is uw man thuis?’
‘Neen meneer de agent. Hij is om brood.’.
‘Neen mevrouw hij is niet om brood, hij is om zeep.’.
De man op school belast voor de tickets van eten en drank was nogal gezet en zijn bijnaam was de dikke. Hij had de reputatie niet zo snugger te zijn.
Op een ochtend was er mist.
De leraar Nederlands Pletinckx bijgenaamd de Spleet kwam de studiemeester Mergan bijgenaamd Zorro tegen.
‘Dikke mist vandaag.’.
‘Dikke mist altijd.’.
Origineel en waar gebeurd.
Speling:
Citroen wordt met een c en soms met een s geschreven.
Muziek: Vangelis alias Evanghelos Papathanassiou: (1943 – 2022) - Blade Runner
Doe jezelf een plezier en luister naar de enig mooie muziek van de film Blade Runner.
GDB
Geachte Dokter Dupont,
Een cliënt van mij moet misschien binnenkort naar de gevangenis. Hij zal daar wellicht in contact komen met mensen van vreemde origine of met een andere huidskleur. Mijn cliënt kan daar niet goed tegen. Is er iets wat ik hem kan meegeven om het leed te verzachten?
Beste meneer Rieder,
Een standaard medicijntasje zoals je meeneemt op reis moet in dit geval volstaan. Ik zou het eventueel uitbreiden met een verzachtende pommade die kan worden aangebracht na een bezoek aan de gemeenschappelijke douches.
Wat betreft de allergieën voor mensen van een andere huidskleur kan ik je cliënt niet helpen. Hij zou kunnen reizen, boeken lezen, studeren, … De wereld is best groot en verscheiden, hij zou er iets van kunnen opsteken.
Bij sommige mensen is de frontale cortex niet geheel tot ontwikkeling gekomen en dat leidt tot beperktheid in het denken. Daar bestaan jammer genoeg geen pilletjes voor.
Doorgedreven psychiatrische hulp kan heel misschien ook helpen, maar ik betwijfel het. Er zijn nu eenmaal gevallen waar geen genezing mogelijk is.
Dokter Dupont
Beste meneer de dokter,
Mijn maten hadden mij gezegd dat ik eens "commando" naar de Carré moest gaan, vorige vrijdag. Maar toen ik mijn broek dichtritste zat mijn velleke ertussen. Ik ben moeten thuisblijven want dat deed erg veel zeer. Maar ik weet niet goed hoe ik dat moet behandelen. Ik heb er een spanadrap rondgedaan maar dat komt los als het nat wordt. Heel ambetant.
Fredje
Beste Fredje,
Mijn deelneming. In elk geval goed ontsmetten en er eventueel wat "rood" aandoen. Vraag bij de apotheker naar mercurochroom, die mens zal dat wel verstaan. Verder een zwachtelke ronddoen en wachten tot het geneest.
Ik zou voorlopig sponsen onderbroekjes dragen. Losse, niet van die spannertjes en wees voorzichtig tijdens het afzjaken van uwen jos.
Dokter Dupont
HL
Beste Au Parleur,
Wij hebben met een aantal bewoners van ons WZC een schone “veel beterschap wenskaart” ondertekend voor Dries. Maar nu weten wij niet waar we die moeten naartoe sturen. Is het naar celblok 3 in Dendermonde of effenaf naar Alcatraz?
Toch spijtig hee, zo ne propere jongen.
Clem Vanmalderen
© Au Parleur - JEROEN VERMEIREN/HANS LENGELER 2023/update 2024
SINT-DENIJSLAAN 31A - 9000 GENT
11, BOULEVARD CLEMENCEAU - 83510 LORGUES - FRANCE
BEELDEN: EIGEN WERK & UNSPLASH