Au Parleur

- De Kleine Ongeschifte Verniete Gazet -

Au Parleur streeft naar onbetrouwbaarheid van de gegeven informatie, waarvoor ze echter niet aansprakelijk kan worden gesteld.

- Negenentwintigste editie - 30 maart 2024 - 2e Jaargang -



EDITORIAAL
Pasen

‘Hey Bro, het is alweer pasen, nu zondag. Ik had het niet eens door’.
‘Ja, eens de kinderen groot zijn, hou je dat minder in het oog’.
‘Ik had het kunnen weten want in de winkel liggen veel chocolade eitjes in de aanbieding en daar draait het tenslotte toch om’.
‘Helemaal, Bro. Eitjes zoeken in de tuin, hoe leuk is dat niet?’.
‘Oh zwijg, ik voel me weer helemaal kind’.
’Toch de Matthäuspasie van Bach nog maar eens draaien dit weekend’.
‘Wonderschoon, Bro, wonderschoon’.



Hans Lengeler, Lorgues
Jeroen Vermeiren, Gent

Eddy
Eddy

Ode aan de bekende Vlaming

Beste Eddy,

Je was een marskramer, je was een venuskramer, je was de keizer Kamiel van het Vlaamse levenslied, je was een tango d’amore zo zoet als een suikeren paasei.

Ooit zong je:
Zigeunerrmeiszje, waar ben je heen?
Ik voel me zonder jou toch zo alleen.
Zigeunerrmeiszje, wat heb ik misdaan,
dat jij in stilte van me weg bent gegaan…

Je hebt niets misdaan, Eddy. Zigeunerrmeiszjes zijn onberekenbaar en doen vanalles in stilte waar wij geen weet van hebben.

Zelf ben je in 2016 in stilte van ons weggegaan.

Maar je blijft voor immer onze Chérie.

We vergeten je nooit.

NOOIT !

HL

Ode aan de bekende Vlaming

WEEKBOEK
Radio
Radio

Radio

Even een woordje uitleg voor wie niet mee is: de radio is de voorloper van de podcast. Je kon radioprogramma’s beluisteren via een radiotoestel, dus een bakje waarmee je alléén maar naar de radio kan luisteren (zot he, ik weet het), of als het toestel iets geavanceerder was, toonde het ook het uur en zat er een wekker in. Dat was de zogenaamde klokradio. Later werden radio’s geïntegreerd in hifi-ketens, en dan kon je opnames maken door je radio te laten spelen en je cassettespeler op ‘record' te zetten. (Wat een cassette is, leg ik een andere keer nog wel eens uit.)

We maakten opnames omdat er nog geen internet was, en als een liedje of een programma voorbij was, dan was het voorbij, weg, verschwunden, forever lost in de ether. Zo ging dat in de jaren ’80 en ’90.

Zoals dat ook gaat met lieven waar je geen pak op krijgt, waren heel wat mensen zwaar verhangen aan dat vluchtige, ongrijpbare medium radio. Iets wat ik bij podcasts niet echt zie gebeuren. Podcasts zijn de matrassen van de school. Die hebben altijd en overal goesting en als je nog eens wil, zeggen ze: yess, van waar wil je beginnen? Da’s allemaal erg praktisch, maar het maakt de hele beleving ook erg goedkoop.

Radio was dat niet. Radio had jou onder controle. Jij moest klaarzitten voor je favoriete programma, want anders miste je alles, en je moest niet denken dat je het dan later nog eens opnieuw zou kunnen horen. Dus je kon maar zorgen dat je op tijd terug was van bij je bomma of de scouts, want radio hield geen rekening met jou. Nu ja, een beetje. Dat heette dan verzoekprogramma’s, en die werden vooral ’s avonds laat uitgezonden zodat je niet op tijd in slaap zou vallen, want jouw verzoeknummer kwam natuurlijk helemaal achteraan de rij - áls het al die week kwam, anders moest je nog een extra week wachten. Dat soort lief was radio: ze deed je wachten en smachten, en ze wist verdomd goed waar ze mee bezig was.

And the people loved it. Mensen identificeerden zich met hun favoriete radiostation: het ruige Studio Brussel, het poppy radio Donna, de gezellige huisvrouwenclub van Radio Twee. Mensen kleefden stickers van ‘hun’ radiozender op hun auto’s. Ik heb nog nooit iemand met een sticker van de volksjury of De Podcast Psycholoog zien rondrijden. Dat is het lot van de people pleaser genaamd podcast.

Niet dat het rijk van de radio bleef duren. Het narcistische hoogtepunt was waarschijnlijk die periode waarin op de radio zelf hits klonken ter verheerlijking van de radio (“Radio Gaga”, “So I Listen To The Radio”, oh, en dan was er ook die Belgische groep, hoe heette die ook weer… The Radio’s). Daarna nam het internet de boel over, en verdwenen de radiostations in de golven van de streaming. Je ziet nog wel eens een verloren bumpersticker van Radio Nostalgie, maar dat woord zegt het dus zelf al. Nee, we hebben ons losgemaakt van de controlerende greep van de radio, alsof we een toxisch lief na een decennialange relatie aan de deur hebben gezet. We hebben onze eigen identiteit teruggevonden. We zitten niet meer klaar met onze cassettes wanneer zij het wil; nu zitten we klaar voor de live streaming van Taylor Swift op Instagram. Als we ’s morgens moe zijn, is dat niet omdat we de halve nacht hebben liggen wachten tot ons verzoeknummer werd gespeeld, maar omdat we te lang hebben liggen scrollen.

Ja hoor, we zijn eindelijk helemaal vrij.


KV

ATLAS DER ALLEDAAGSE DINGEN
Radio
dreiging
dreiging

Dreigingsniveau 4

Frankrijk heeft het dreigingsniveau opgeschaald naar de hoogste graad. Dat heeft alles te maken met de aanslag van ISKP in Moskou. Mijn buurvrouw van het eerste heeft op Telegram gelezen dat het eigenlijk Oekraïne was die achter de terreur zat. Sinds ze de Waarheid heeft ontdekt door alle reguliere media te bannen en zich enkel nog te beroepen op een obscuur kanaal op Telegram is het niveau van onze wereldbeschouwelijke gesprekken wat afgenomen. Niet dat we ooit een intellectuele connectie hadden, maar die is dus mettertijd nóg verminderd. ‘Word wakker, Hans’, zegde ze, ‘alle journalisten laten zich betalen om leugens te verspreiden. Dat je dat niet wil inzien, baart me oprecht zorgen. Straks kom je me nog vertellen dat covid-19 écht is terwijl iedereen weet dat het werd verzonnen door Joe Biden om ons te controleren’.

Ik ga er allang niet meer op in en blijf ondanks alle “overdonderende bewijzen” die verschijnen op Telegramkanalen vasthouden aan journalistiek die wordt gecheckt en gedubbelcheckt.

Frankrijk zit dus in dreigingsniveau vier. Niet dat je er in het zuiden veel van merkt. Geen soldaten op straat, geen grimmige gendarmes die je wantrouwend aanstaren, geen spionnen die je door een gat in hun krant in het oog houden als je een espresso nuttigt op het terras onder de plataan.

Ik bezocht in het Hôtel Départemental des Expositions du Var te Draguignan de expo “Défis & Sports de l’Atlantique à la Renaissance”. Allerlei prachtige artefacten waarop sportievelingen staan afgebeeld. De Griekse vazen hebben het over de Olympische disciplines, de Romeinse munten en stenen tabletten gaan over paardenrennen en gladiatoren, de middeleeuwers hielden het in hoofdzaak bij steekspelen en mekaar de kop inslaan. Sport, met andere woorden. Steeds de moeite, de tentoonstellingen in het Hôtel Départemental.

Ik kwam binnen om me een toegangsticket aan te schaffen maar werd meteen gesommeerd om me te laten betasten door een geüniformeerde dame met een metaaldetector. Ik moest mijn schoudertas openen en ik had prijs. Ik draag namelijk altijd een Zwitsers mes bij me, je kan tenslotte nooit weten of je niet een appeltje moet schillen of een flesje dient te ontkurken terwijl je op de baan bent. De dame legde me uit dat ik geen wapens mee naar binnen mocht nemen en vroeg me of ik mijn tas wilde achterlaten in een kluisje voor zolang ik de expo bezocht.

Ze excuseerde zich hiervoor zo uitgebreid dat ik er haast medelijden mee kreeg. ‘Het dreigingsniveau meneer. Ik zie meteen dat u niks slechts van plan bent, maar ik moet dit van u vragen. Met excuses’.

Meer dan dit onschuldige vertoon van controle valt er eigenlijk niet te rapen rond dreigingsniveau vier. De kranten uit het zuiden, Le Var Matin en La Provence, berichten er zelfs niet over. Aanslagen, dat is iets voor Parijs. Behalve die keer in Nice een paar jaar geleden. Maar verder, niet ons probleem. Zolang Olympique Marseille wint van die corrupte ploeg prutsers uit Parijs - hoe heten ze ook alweer? Paris Saint Germain? - tout vas bien dans le Midi.

Het hoofdnieuws in Le Var Matin gaat over onze dappere brandweermannen die een kat hebben gered uit een boom, over een herder die heerlijke kaas maakt dankzij zijn ingevoerde geiten uit Corsica en iemand stond een keer oog in oog met een wolf. Maar wat doet de regering? Niks!!

En dan was er nog het schandaal van die rechter uit Toulon die een zitting had verdaagd zodat hij uitgebreid kon gaan lunchen. ‘Ja, maar’, verdedigde hij zich, ‘het was al elf uur dertig en ik wilde graag een tafel in de zon. Op een dag als vandaag moet je dan niet teveel treuzelen. Maar bon, sorry hé zeg, sorry dat ik ook maar een mens ben. Sorry, sorry, sorry’.

Toen ik op dinsdag naar de markt ging, merkte ik tot mijn verbazing dat er slechts minder dan een kwart van de kramen stond opgesteld. Ik vroeg aan Sandrine, de dame van het groentekraam, of het iets te maken had met het dreigingsniveau. ‘Maar neen’, zegde ze, ‘het is bewolkt met kans op regen, dan komen de mensen niet buiten, ik heb zelf ook getwijfeld of ik zou komen. We zijn niet helemààl achterlijk in de Midi he?’.

En zo doen we voort, hier in de Provence. Met de moed der wanhoop.


HL

VANUIT DE PROVENCE
Dreigingsniveau 4
Mama
Mama

Dwarrelen

Er is de onrust voor de aanstormende dood, er is de rust van een diepe sedatie, en dan toch ineens het gemak waarmee een laatste zucht wordt uitgeblazen. Zo tussen het wassen en verzorgd worden door, laat je los.

Bij aankomst in het ziekenhuis maakt de rusteloosheid even plaats voor tranen van herkenning: ‘Bertje, ik blijf bij jou he’. Je glimlacht naar je drie kleinzonen: ‘zie ze daar eens staan’ en zakt weer weg. Het grote verdriet van het afscheid, van je grootmoeder zo klein en fragile in dat grote ziekenhuisbed te zien liggen schept ook een diepe band. Voor het eerst aanschouwen onze jongens deze kant van het leven, zien ze hoe je stervenden kan bijstaan, hoe een kind plots een verzorger wordt van zijn ouder, dat tranen gedeeld kunnen worden.

Die laatste dagen, uren, minuten waarin alles zo’n intense en bijzondere betekenis krijgt. Met de bezoekers wordt een laatste gesprek, een laatste blik, een grapje, anekdotes uit het verleden gedeeld. Alles met een lach en een traan. Bepaalde momenten worden eindeloos opnieuw verteld, herhaald zoals een mantra. Een vinyl die op repeat staat. Zo worden ze voor eeuwig in je herinnering gegroefd. Want dat biedt troost.

De ziekenhuiskamer wordt een klein coconnetje, steeds meer gevuld met allemaal dingen die mensen meebrengen: bloemen, kaartjes, foto’s, gedichten, teksten, engeltjes en stenen. Overdag fladdert er bezoek binnen en buiten. Mooi en ontroerend om te zien dat ze zoveel vrienden heeft en zoveel mensen geraakt heeft. ‘De telefoon staat hier roodgloeiend, dat maakten we nog nooit mee’ zegt het verplegend personeel.

’s Nachts is Bert alleen met zijn moeder. Waakt en slaapt aan haar zijde. Als ze kreunt overlaadt hij haar met streeltjes. Kusjes op haar hoofd. Neuriet zacht een lied of brabbelt wat geluidjes. Al snel keert de rust dan weer. Gaat de oneindige slaap weer verder. Stapje per stapje dichter naar die grote sprong. In haar tempo, op haar ritme. Zoals haar borstkas die zachtjes op en neer deint tot deze voor altijd stilligt.

Zo hard je kon klampte je je eerst nog vast. Controle willen behouden. En dan vertrok je zo zacht. Een bijna onhoorbare zucht en daar dwarrelt een ziel richting licht en lucht en wordt opgenomen in het allesomvattende niets.

En zoals mijn vader het ooit neerschreef: het zal nooit meer hetzelfde zijn, maar dat geeft vleugels aan de herinneringen.



SL

DE WERELD VAN SWAANE
Dwarrelen
Tunnel
tunnel

Niet hyperventileren, niet hyperventileren, niet hyperventileren!

In het verafgelegen jaar 2001 onderging ik een behoorlijk intense thoraxoperatie. Ik zal je de details besparen, maar daar kwamen eerst tal van onderzoeken – RX-beelden, CT-scan, bloedonderzoek – en onthutste blikken van verbaasde medici aan te pas. De radioloog die ontdekte dat er ‘een massa ter grootte van een kleine mannenvuist’ in mijn borstholte zat, sloeg witter uit dan zijn maagdelijke doktersjas. Het heette dat ik een aangeboren bronchogene cyste in mijn lijf had zitten. ‘Dat komt zo één keer op de tien miljoen mensen voor’, zei de professor van een Aalsters ziekenhuis een weinig later met enige gretigheid. ‘De kans is dus groot dat je uniek bent in België.’

(Ik wilde altijd al eens uniek zijn, ik beken, maar dan liever als pakweg de nieuwe Herman de Coninck. Quod non. Ik kom niet en zal nooit in de buurt komen van zijn hielen, die ik bewonder als waren het relieken.)

Terug naar Aalst, waar ik twee weken na het onderhoud met de professor onder het mes mocht gaan. Móest gaan, eigenlijk. ‘De operatie is niet zonder risico’, sprak de professor-chirurg aan de vooravond van mijn ingreep. ‘We moeten nu eenmaal snijden pal naast je hart en je aorta. Maar je bent in goede handen hoor. We doen dit wel vaker. O ja, we gaan je borstbeen niet openzagen, maar tussen twee ribben snijden. Vervolgens leggen we één long plat en dan zouden we prima moeten kunnen werken. De kans dat het foutloopt is klein, zo’n 20 procent.’ Nou. Dát was een hele geruststelling. Wat is 20 procent, al bijeen?

De afgelopen dagen had ik een beetje een déja-vu. Een half jaar pijn aan en beperkte mobiliteit van de rechterschouder noopten mijn huistarts eerst tot een voorschrift voor een echografie. Daarop was niets onrustwekkend te zien. Goed nieuws, zou je denken. Alleen kan ik mijn rechterarm niet meer boven mijn hoofd tillen of achter mijn rug brengen zonder snijdende pijn. Ik word er ook wakker van des nachts. En soms heb ik plots krachtverlies, een vreemde ervaring. Na de geruststellende echo besloot mijn huisarts het grovere geschut in te schakelen: een MRI.

Een MRI. Een radiologisch onderzoek waarbij via een magnetisch veld gedetailleerde beelden worden gemaakt van de binnenkant van je lichaam. Vooraf moet je een vragenlijst invullen: of je geen onderdak biedt aan bijvoorbeeld een verloren kogel of, couranter, een pacemaker. Die dingen gaan niet goed samen met een sterk magnetisch veld, kennelijk. Ik heb kogels noch pacemaker of ander metaal in het lijf. Niets aan het handje dus, dacht ik. Tot ik de smalle tunnel zag waar ik zou ingeschoven worden. Ik, die al decennia geen liften neem vanwege een té uit de kluiten gewassen claustrofobie. Ik, die ook jarenlang de wc-deur niet op slot durfde te doen vanwege datzelfde ‘kleine’ angststoornisje. Na een pijnlijke injectie in het schoudergewricht – contrastvloeistof is de moeder van de MRI-winkel blijkbaar – werd ik een weinig later naar de slachtbank geleid. Afijn, het MRI-monster. Want eerlijk? Zelfs een doodskist ziet er spatieuzer dan die loodgietersbuis!

‘Je krijgt een hoofdtelefoon met muziek op je oren, want het toestel maakt een hels lawaai’, sprak de verpleegster. Ze was mooi. Dat hielp. Ze kon ook mijn dochter zijn. Dat hielp niet. Wat wist zij nu helemaal van het leven? Laat staan van claustrofobie en loodgieterij!

De verpleegster duwde iets in mijn hand. Een soort ballonnetje, zoals je dat ook ziet bungelen aan een bloeddrukmeter. ‘Dat is een alarmsignaal, voor als je in paniek schiet’, klonk het weinig geruststellend. ‘O ja, je zal daar zo’n kwartiertje liggen.’ Nog voor ik iets kon antwoorden, parkeerde ze die hoofdtelefoon op mijn kop, duwde ze op een knop en verdween ik in die krappe buis. Ik kon alleen maar denken: zal ik nu al dat ballonnetje gebruiken, of binnen dertig seconden? De wand van de tunnel bevond zich op enkele centimeters van de punt van mijn neus. Van de weeromstuit kón ik niet meer denken, maar schreeuwde heel mijn lichaam: ‘Help!’. En dus sloot ik mijn ogen en begon ik te rekenen: vijftien minuten van elk zestig seconden, dat zijn in totaal negenhonderd seconden. Vervolgens begon ik te tellen zoals in de betere Amerikaanse rampenfilm: one one thousand, two one thousand, three one thousand… Op honderdtwintig raakte ik de tel kwijt. Ik opende mijn ogen, zag de tunnelwand zó dichtbij dat ik mij vervolgens op mijn ademhaling begon te focussen, mezelf toesprekende: ‘Niet hyperventileren, niet hyperventileren, niet hyperventileren.’ Dat werkte. Ik begon niet te hyperventileren. En dus kon ik weer tellen. Deze keer raakte ik tot honderdtachtig. De gedachte dat ik nog steeds niet halfweg het onderzoek was, maakte mij droef te moede. Terwijl ik daarover mijmderde, kwam het plateau waarop ik lag in beweging en gleed ik de tunnel uit. De verpleegster nam de hoofdtelefoon weg. ‘Zo. Klaar!’, glimlachte ze.

Ik dacht dat ze een grapje maakte. Of misschien hallucineerde ik wel. Ik zat nog lang niet aan five hundred one thousand, laat staan aan nine hundred one thousand. Hoe kon de onzalige rit dan al voorbij zijn? ‘Het is bepaald een claustrofobische ervaring’, zei ik zo cool en nonchalant mogelijk. ‘Ja’, knikte de verpleegster die mooi was en mijn dochter kon zijn, ‘maar je hebt dat heel goed gedaan. We zien hier wel andere dingen.’ Ik sluit niet uit dat ik glunderde.

Thuisgekomen vroeg zoonmans mij of ik kanker heb. Het was een ernstige, ietwat bange vraag. Ik vond het lastig daarop te antwoorden. Ik heb nog nooit van schouderkanker gehoord en ga voorlopig uit van een frozen shoulder, artrose, een spierscheur of een uitgezaaide tenniselleboog. Maar stoutweg zeggen: ‘Neen hoor, het is geen kanker’, dat voelt dan weer als het lot tarten, weet je wel? Zo bijgelovig ben ik wel en dus deed ik mij ervan af met een kwinkslag. Zoals ik altijd doe als het iets te spannend wordt. Maar de hypochonder in mij, die was na de vraag van mijn nageslacht klaarwakker. De ogen wijd, de hartslag wat verhoogd, de ademhaling wat sneller, want je zal altijd zien dat net ik de eerste ben met schouderkanker!


JV

DE GEDACHTEN VAN JEROEN
Niet hyperventileren, niet hyperventileren, niet hyperventileren!

OPVOEDING
Butler
Butler

Zwembadetiquette

Waarde sympathisant van de gedegen vormelijkheid,
Goede lezer van Au Parleur,

Een gezonde geest in een gezond lichaam of mens sana in corpore sano, zoals de Romeinen het stellig stelden, het is ook mijn levensdevies. Aldus zult u mij – ondanks mijn niet ongezegende leeftijd – met regelmaat aantreffen in het Brugse zwembad Jan Guilini, een overdekt 25-meterbad dat zich bevindt in een beschermd gebouw en werd genoemd naar zwemkampioen Jan Guilini. Die naam zegt u mogelijk weinig, maar ik heb de immense eer en het nog grotere genoegen gehad een dichte vriendschap te onderhouden met de familie Guilini. Het is dankzij hen dat ik een passie ontwikkelde voor het democratisch bestel in het algemeen en de honderd meter vrije slag in het bijzonder, zij het wat dat laatste betreft slechts op amateuristisch niveau. Het is ook dankzij de familie Guilini dat ik belangrijke basiswenken betreffende het publieke zwemmen incorporeerde. Doch, alvorens u te verblijden met enige inzichten terzake, wil ik u kond doen over het korte, maar roemruchte leven van Jan, die ons op al te jonge leeftijd werd ontnomen.

Jan baande zich een weg naar buiten op 29 juni 1912, in het toen nog weinig toeristische Blankenberge. In de dertiger jaren van de vorige eeuw ontpopte hij zich tot een van de beste zwemmers van België. In 1928 werd hij Belgisch kampioen bij de cadetten over de 400 meter vrije slag. In 1933 huwde hij Aline Cambier, nota bene op Valentijndsdag, met wie hij drie kinderen kreeg. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vervoegde Jan het verzet. In volle koelbloedigheid redde hij op 11 oktober 1941 vijf Engelse vliegeniers, die voor de kust van Blankenberge waren neergestort. Den Duits kwam Jan en tien andere kompanen op het spoor, waarop hij samen met enkele broeders van concentratiekamp naar concentratiekamp werd gezeuld. Vijf van hen, onder wie ook Jan, werden op 22 mei 1944 onthoofd in de Brandenburg-Görden-gevangenis in Brandenburg an der Havel. Het is om waarlijk stil van te worden.

Laten wij Jan recht doen in de vorm van een pleidooi voor volstrekt goede zeden in het zwembad, zéker het zwembad dat naar hem vernoemd werd! Wil daarom bij uw volgende zwempartij aandacht besteden aan het volgende:

  • De basis van alles is natuurlijk een rigoureuze douchesessie voor het zwemmen. Er mogen dan wel desinfecterende middelen zoals chloor aan het zwemwater toegevoegd worden, maar een hoogstpersoonlijke wasbeurt is wel zo netjes. Door u af te spoelen, verwijdert u de eerste bacteriën van uw lichaam. U levert daarmee een belangrijke bijdrage aan de hygiëne van het zwembadwater. Het gevolg is dat er minder chemische middelen nodig zijn en dat is hoogst heilzaam voor uw huid.
  • Bent u drager van een hand- of voetvol wratten, onthoudt u zich dan tijdelijk van een bezoek aan het zwembad. Wratten mogen dan goedaardig van aard zijn, het zwembad is de plek bij uitstek om ze door te geven aan anderen en hardnekkig is hun aard!
  • Heeft u zich recent bij het uien hakken of anderszins gesneden en draagt u dientengevolge een wonde of wondje, wacht dan te allen tijde met zwemmen tot de wond zich gesloten heeft en u geen pleister meer behoeft. Niemand wil al zwemmend een ronddrijvende pleister naar binnen borrelen, laat staan een losgeweekt korstje!
  • Net zoals op de openbare weg wordt u ook in het bad geacht uiterst rechts te houden. Zo bent u andere, snellere zwemmers niet tot last. Is schoolslag uw favoriete discipline? Blijf dan zéker uiterst rechts. Dan laat zwemmers die de borstcrawl genegen zijn u makkelijk te passeren. Zij bewegen zich immers sneller voort. En u wil niet de middenstrookplakker zijn van het zwemverkeer.
  • Het zou vanzelfsprekend moeten zijn, maar helaas is het dat niet: een volle blaas hoort u te ledigen in het zwembadtoilet, niet, nooit ofte nimmer in het zwemwater!
  • Het is te allen tijde misplaatst te rennen rond het zwembad. U kunt er gebroken ledematen aan overhouden of medezwemmers ten val brengen, die er op hun beurt gebroken ledematen aan overhouden.
  • Last but not least: bommetjes zijn niet grappig. Nooit ofte nimmer. Men werpe zich dus niet met veel poeha en geheel onverwacht in het water. Zulks is hoogst onhoffelijk, om niet te zeggen ronduit boertig. U bent de Witte van Zichem niet!

Ziezo. Tot zover mijn hulde aan Jan Guilini en mijn pleidooi voor eenieders ongestoord en aangenaam zwemmen, niet in het minst dat van mezelf.

Ik groet u, waarde sympathisant van de gedegen vormelijkheid.


OVER JEAN-PIERRE HOOFS
Hij mag dan geen sant in eigen land zijn, Jean-Pierre Hoofs is een man met naam en faam, niet in het minst in het Verenigd Koninkrijk. Hoofs stond decennialang aan het hoofd van de Londense School for Butlers & Hospitality, een instituut met wortels die teruggaan tot de 19de eeuw. Na een rijkgevuld leven aan de overzijde van het Kanaal resideert de man sinds twee jaar weer in het lieflijke Brugge, zijn beminde geboortestad. Daar vult hij zijn dagen als gepensioneerde zinvol in, onder meer als vlot Engelssprekende gids in het Memlingmuseum. Daarnaast verblijdt én verlicht hij de lezers van Au Parleur met zijn wijze raad voor meer courtoisie en goede manieren.



JV

JEAN-PIERRE HOOFS
Zwembadetiquette
GEESTELIJKE HULPVERLENING
Vandervijzen
Vandervijzen

Prof. Dr. Vandervijzen laat zijn licht schijnen

Tranen als rijpe olijven

Dag leziger en dag lezigerin!

Tot u spreekt de Discretie Zelve, een rots in de branding voor menige psychisch verdwaalde ziel, niet in het minst de u zo dierbare Tony, alleenstaande vader en voorlopig nog steeds op zoek naar zijn noorden.

Tony is aan de beterhand, het covidbeest loste zijn grijpgrage klauwen en aldus is ook de koorts geweken. Enige vermoeienis hangt nog in Tony’s lijf en leden, maar het is een kwestie van dagen voor hij fysiek weer geheel de oude is. Dat geldt tot mijn grote spijt niet voor zijn mentale gesteldheid. Mijn favoriete patiënt doet er al dagen het zwijgen toe. Geen woord wil hij lossen. Zelfs niet toen ik hem een brief voorlas van zijn kinderen, waarin zij uitdrukkelijk hun gemis kenbaar maakten. Alleen maar stilte. Het moet gezegd dat er wel enkele tranen zo groot als rijpe olijven uit zijn ooghoeken biggelden. Over de betekenis daarvan wil ik geen al te grote uitspraken doen, maar ik meen te mogen stellen dat er toch een zekere mate van ontroering in het spel was.

Als de tong zich niet wil roeren, moet een ernstige arts zoals ikzelf andere vorsmethoden aanwenden en dus besloot ik tot een bloedafname in de hoop daar enige inzichten te vinden die ’s mans lethargie verklaren. Zijn cholesterol liet te wensen over, maar niet in die mate dat hij alras aan de statines moet. Zijn rode en witte bloedcellen waren in uitstekenden doen. Ook de mineralen en zouten waren mooi in balans. Maar dan viel mijn oog op Tony’s PSA-waarden en die wijzen toch op een mogelijk prostaatprobleem. Ik wil daar verder niet op ingaan, want ik ben een vurig voorstander van het medisch beroepsgeheim. Laat mij dus niet gezegd hebben dat ik Tony bij een volgende consultatie wil onderwerpen aan een gehandschoed onderzoek via het rectum, om mij aldus te vergewissen van een al dan niet aanwezige zwelling van de prostaat. Van daaruit zien we dan wel weer verder. Ik sluit niet uit dat Tony’s neerslachtigheid te maken heeft met mijn ietwat intieme maar vanuit oprechte bezorgdheid ingegeven vraag met betrekking tot de kwaliteit van zijn ochtenderecties. U weet dat ik in mijn vorige bijdrage al in die richting zinsspeelde.

Maar goed, spreken is zilver en zwijgen is goud. Meer kan ik écht niet kwijt over Tony. Ik wil zijn privacy te allen tijde vrijwaren. Ik hoop weer wat leven in de man te krijgen met het uitje dat ik op paasmaandag met hem zal ondernemen: een bezoek aan zijn stamcafé, uitgebaat door zijn boezemvriend ZjoZjo. Als Tony er na die onderneming nog steeds het zwijgen toe doet, zullen ernstiger ingrepen nodig zijn. Ik houd u op de hoogte, maar uiteraard slechts wat het strikt noodzakelijke betreft. Confidentiële informatie aangaande Tony’s ziekteproces kan ik onmogelijk blootleggen, dat zult u ongetwijfeld begrijpen.



JV

TONY IN DE PSYCHIATRIE
Prof. Dr. Vandervijzen laat zijn licht schijnen
VERENIGINGSLEVEN
Maurice
Maurice

Syrah 2016

Frans-Jozef Boon, wijnkenner en autoriteit op het gebied van Zweedse poëzie tijdens het interbellum, had een verrassing meegebracht naar Café De Zweep. ‘Beste vrienden’, zo sprak hij, ‘deze moet je echt eens proeven. Mijn contact bij wijnimporteur Tout Est Vin uit Watermaal-Bosvoorde houdt me op de hoogte als er iets exclusiefs te rapen valt en dit is een gouden tip die ik jullie niet kan onthouden’. ‘Hola, hola, beste Frans-Jozef’, sprak ik, ‘als voorzitter van de Intellectuele Intelligente Humauricetensclub moet ik je er toch op wijzen dat we moeilijk onze eigen drank kunnen meebrengen naar de herberg. Wat zal de baas zeggen?’.

‘Geen nood’, lachte Frans-Jozef, ‘ik heb het op een akkoordje gegooid. In ruil voor twee flessen van deze excellente Syrah uit 2016 mag ik een klein proeverijtje voor onszelf houden. We mogen het enkel niet te hard van de daken schreeuwen zodat de reguliere klanten geen gekke ideeën zouden krijgen’, en hij ontkurkte behendig met zijn persoonlijke kurkentrekker, type sommelier, de meegebrachte fles. Hij inspecteerde de kurk en bracht die vervolgens naar zijn neus voor een eerste geurtest. Hij goot een kleine slok in één van de drie glazen en snoof om er zeker van te zijn dat de fles niet “gebouchonneerd” was. Frans-Jozef knikte voldaan en schonk ons elk een glas. We bestudeerden de kleur, evalueerden de eerste neus, walsten de wijn en evalueerden de tweede neus. Frans-Jozef hield zijn glas schuin en zei, ‘mmm, de wijn traant mooi, zo hoort het. Heren, op de gezondheid van de Intellectuele Intelligente Humauricetensclub’.

We tikten de glazen voorzichtig tegen elkaar en proefden.

Sinds we vorige week Vincent Vandoorne als lid van onze club verloren, zijn we nog met ons drieën: ikzelf, Frans-Jozef Boon en Gerard Glasberg. Gerard is een exponent van de kaasbeleving en mag zich, sinds hij in 1998 in opdracht van de universiteit van Sint-Petersburg een verhandeling publiceerde over de organismen in de schimmels van Franse kazen, een wereldautoriteit noemen in zijn vakgebied. Kwatongen beweren dat er sinds de publicatie van Gerards verhandeling kazen op de Russische markt zijn gekomen die verdacht veel leken op een aantal beschermde Franse kazen. Ik wil ter zijner verdediging stipuleren dat deze opdracht er kwam tijdens de détente na de val van de Berlijnse muur. In mijn ogen is onze zeer gewaardeerde Gerard dus onschuldig tot het tegendeel wordt bewezen. Maar dit terzijde.

Het was Gerard die, nadat wij een paar slokjes heerlijke wijn onze tongen hadden laten strelen, met het opmerkelijke voorstel kwam om een gezamenlijke studiereis te organiseren naar het Mediterraanse domein waar deze Syrah vandaan kwam. ‘Ik denk bijvoorbeeld aan de eerste twee weken van juni’, improviseerde hij ter plekke, ‘ik wil best rijden, zoals jullie weten is mijn Mercedes een comfortabele berline die ruimte biedt aan drie volwassenen. Zowel vooraan als achteraan is er voldoende beenruimte en de koffer is ruim genoeg voor drie grote valiezen’.

Misschien was het de wijn die ons overmoedig maakte maar ik geef toe dat het idee me niet ongenegen was. Gerard is jonkman gebleven, die moet met niemand rekening houden, zeker al niet meer sinds zijn oude moedertje het tijdelijke voor het eeuwige verwisselde. Ik keek Frans-Jozef vragend aan. Die antwoordde, ‘geen gek idee, vrienden. Dit moet te regelen zijn. Wat jij, Maurice? Denk je dat moeder de vrouw akkoord gaat?’. Deze opmerking verbaasde me enigszins, was dit een schamele poging tot humor van mijn goede vriend Frans-Jozef? ‘Mijn beste’, antwoordde ik een beetje kil, ‘voor zover ik weet, draag ik nog steeds de broek in huis. Mijn eega heeft zich niet uit te spreken over mijn beslissingen, ons familiewapen spreekt voor zich: Voluntas patris lex est. Ik zal jullie bij gelegenheid met graagte onderhouden over de bindende betekenissen en symboliek in de wapenkunde, ik zou daar niet de spot mee durven drijven. Wat mij betreft ben ik de eerste twee weken van juni beschikbaar, mijn werk voor de heemkundige kring moet dan maar even wachten’.

Ik vervolgde, ‘ik stel voor dat elk onzer leden tegen de volgende vergadering een aantal ideeën op papier zet. Een studiereis is geen race tegen de klok, laten we de tijd nemen om onderweg een aantal musea, kerken en bibliotheken te bezoeken. Gerard, ik laat het aan jou om overnachtingen te boeken en ons onderweg te onderhouden over de soorten kaas uit de streken die wij zullen aandoen. Frans-Jozef kan ons misschien een aantal Châteaux aanraden? Ook al ligt de klemtoon op studie, niets belet ons om kaas en wijn te proeven onderweg’.

‘Prachtig’, antwoordde Frans-Jozef terwijl hij de glazen nog eens volschonk, ‘ik zie slechts één klein obstakel bij de voorgestelde periode. Op elf juli is het onze nationale Vlaamse feestdag, niet dat ik hier fanatiek in ben maar de traditie heeft haar rechten. We zullen ons op die dag op vreemde grond bevinden en ergens wringt dat toch een beetje’. Ik knikte, ‘Ik had er ook meteen aan gedacht’, zegde ik, ‘maar zou het u kunnen geruststellen indien wij een potje Vlaamse aarde zouden meenemen op reis? Als we daar op elf juli een klein vlagje in planten en onder ons een korte zangstonde houden, bewijzen wij toch ook zo eer aan onze heimat?’.

Ik las opluchting in de ogen van Frans-Jozef en voelde voldoening bij mijn oplossingsgericht denken. ‘Kom, beste Frans-Jozef, draag ons een stukje voor. Iets dat pas bij deze schitterende Syrah’. En Frans-Jozef stak van wal, zomaar uit het blote hoofd: ‘Åh du blonda jättekvinna som väntar på mig med en kavel i handen när jag kommer hem full efter midnatt. Jag älskar dig’.

Goede wijn, net zomin als goede vrienden, behoeft geen krans.

HL

DE INTELLECTUELE INTELLIGENTE HUMAURICETENCLUB
Syrah 2016

GEMENGDE RUBRIEKEN
Mopjes Gaston
Mopjes Gaston
Mopjes

Jezus Christ

Twee zwarte New Yorkers uit de Bronx passeren aan het kruis. Ze zien daar een man op hangen.
‘What are you doing there?’.
‘Just hanging around man’ zegt Jezus.
‘Jezus Christ man. What the hell!’.


Zoon van God

Jezus hangt al uren aan het kruis. Een paar Romeinse soldaten beschimpen hem voortdurend.
‘Als ge dan toch de Zoon van God zijt maakt U dan los!’.
Jezus concentreert zich, maakt één hand los hop en dan die andere.
‘Oh oh oh how!’ riep hij met zijn armen draaiend in de lucht en viel naar voor.


Uitgaan

De Maagd Maria werd 18 en mocht voor de eerste maal uitgaan. Maar ze moest wel om 12 uur thuis zijn. Om 5 voor 12 klopt ze op de hemelpoort en Sint Pieter doet het luikje open.
‘Het is de Maagd Maria doet open.’. Sint Pieter doet open en geeft haar een nachtzoen.
De volgende week was er weer een fuifje en ze mocht weer gaan. Om 5 voor 12 klopt ze op de hemelpoort en Sint Pieter doet het luikje open.
‘Het is de Maagd Maria doet open.’. Sint Pieter doet open en slaat zijn ogen in de lucht.
Het volgende weekend was ze weer op schok maar om 12 uur ‘s nachts geen Maagd Maria te zien. Om 3 uur komt er toch iemand aan. Sint Pieter snelt voor zo ver hij dat nog kan op zijn leeftijd naar de poort en schuift het luikje open: ‘‘t is Maria, doet open.’.

De Maagd Maria is onbevlekt ontvangen.
Het is niet helemaal duidelijk wat dat betekent. Gaat het over een rood product of over een wit? Een ding is zeker het kan kloppen want er waren toen geen zonnevlekken te zien op de zon weten we door waarnemingen uit die tijd.

Haar zoon Jezus was niet zomaar een zoon. Hij kon lopen op het water. Riep een dode op tot leven. Schopte keet in een gebedshuis tegen de Farizeeërs. Hij liet een heel volk eten van 3 vissen en wat brood. Verder vertelde hij sterke verhalen die als evangelie de ronde deden. Hij verdeelde vaak het brood onder de armen en ging heen.
Valt daar iets over te zeggen? Wel ja en we beginnen met dat water.

Nu zijn er in de buurt van de zee daar zandplekken die doordrongen zijn van olie. De olie borrelt daar dus op en vermengt zich met het slib. Je krijgt zo een laag waar je inzinkt als je blijft stilstaan. Door vloed worden sommige van die wadden of doorwaadbare plaatsen net overstroomd met een dun laagje water.
Jezus was uit op publiciteit en begreep dat beeldende reclame het beste is wat je kunt maken. Hij had gezien dat de mannen die daar olie wonnen voor nachtlampen zich snel moesten bewegen over die olieplaten om niet weg te zinken. Zo kon hij als iedereen weg was wat oefenen. Dat hij lang haar had zorgde voor een beter snelheidseffect bij het lopen. Hij nodigde wat volk uit voor een preek aan de wadden en toen de vloed goed zat en er niet te veel water was begon hij de zee in te lopen. Hij bleef op zijn ingeoefend pad. Met dat beetje water op de oliesliblaag leek het met zijn voeten half onder water en erboven alsof hij op de zee liep. Dat was impressionant en werd doorverteld. Hij zou dat stuntje ook maar één keer doen zodat het niet te doorzichtig werd.

Die dode oproepen is weer een geval apart. Dat kon nu een persoon zijn die drugs nam bijvoorbeeld ketamine. Die mensen verkeren in een zodanige toestand dat geest en lichaam schijnbaar gescheiden worden. Ze verliezen de controle over hun handen of voeten en blijven in vreemde standen staan. Als een politieman ‘Frees!’ tegen hen zegt worden ze de ideale would-be gangster.
In die bevroren stand kunnen ze intussen hallucineren. Dat kunnen bad trips zijn waarbij ze door een tunnel lopen met licht aan het eind soms gepaard gaand met veel angst. Ideaal voor Jezus.

Ook interessant zijn malariapatiënten die een soort lethargische slaap vertonen vergelijk Kuifje en de Zeven Kristallen Bollen. Je wekt hen even op en iedereen denkt dat je een dode tot leven hebt gebracht. Nu is pater Damiaan ook heilig verklaard. Hij moet dan ook een mirakel gedaan hebben. Mocht u weten welk laat het me dan weten via de reactieknop bij mijn artikel van Au Parleur.

Een volk zeg maar publiek laten eten van 3 vissen en wat brood is ook wel een opdracht.
Nu bestaan die vis en brood uit moleculen. Die moleculen zijn vet met koolstof, waterstof enz. Je kunt dus ongeveer bepalen hoeveel mol vis en brood we hebben en dat verdelen onder bijvoorbeeld 1000 man wat al veel is. We kunnen dus bepalen hoeveel x mol vis en brood er voorhanden is.
Eén mol is ongeveer 6 . 10 exp 23 moleculen. Dan kan ieder persoon x . 60 exp 20 moleculen vis en brood eten wat niet onaardig is. Moleculaire restaurants serveren zelfs minder dan dat. Als je maar wat voldoende wijn toevoegt is iedereen blij. Je ziet Jezus was wel een slim persoon...

Dat brood verdelen onder de armen viel ook nog mee. Ze bakten toen ook al volgens een stokoud recept lange broden zoals Franse baguetten. Er waren bijvoorbeeld 14 broden. Jezus verdeelde er 7 onder zijn linkerarm en 7 onder zijn rechterarm en ging heen…

Bij ons mag je over onze godsdienst grapjes maken. Lachen is een belangrijk deel van het leven. Een fijn Paasfeest gewenst.


GDB

NONKEL GASTON
Dokter Dupont
Dokter Dupont

Dokter Dupont geeft medisch advies


DE VRAAG VAN BART

Beste dokter,

ik heb al heel lang last van het volgende. Soms neemt mijn lul het van mij over en dat uit zich dan in het ongecontroleerd versturen van schunnige SMS’en, het maken van ongepaste opmerkingen en lastigvallen van vrouwen. Het is sterker dan mezelf en nu is iedereen kwaad op mij.

Heeft u hiervoor niet een pilletje of zo?

Het beste,

Bart

ANTWOORD

Beste Bart,

U lijdt aan wat wij als artsen een “hersenverzakking” noemen. Een deel van uw hersenen zijn dus uitgelekt naar uw onderbuik en sturen een deel van uw lichamelijke functies van daaruit aan. Het komt voor bij zowel mannen als vrouwen en het kan bijvoorbeeld leiden tot het versturen van dickpics of titpicks, afhankelijk van het geslacht en de voorkeur van de patiënt. In een later stadium kan het ook overgaan in stalking en zelfs tot fysieke ongewenstheden.

Omwille van het denken met de lul vermindert de ratio met een factor 10 en vindt de patiënt zichzelf onweerstaanbaar. Vaak begrijpt de patiënt niet dat het merendeel van de bevolking daar een andere mening over heeft.

Het is een ziekte die holistisch dient te worden aangepakt. Ik zou u om te beginnen een aspirientje voorschrijven en u aanraden om elke dag een uurtje ondersteboven te hangen. De hoop bestaat dat uw hersenen op deze wijze opnieuw in uw hoofd terechtkomen. Helaas behalen we daar meestal maar weinig resultaat mee.

Voor een kuur kan ik u eventueel de abdij Saint-Pierre in het Franse Solesmes aanraden. U kan daar een tijdje in het verborgene gaan leven. Ik zou in uw geval ook Professor Dr. Vandervijzen consulteren. Die man heeft onorthodoxe methodes maar behaalt wel resultaat.

Veel beterschap,

Dokter Dupont


HL

MEDISCH ADVIES VAN DOKTER DUPONT
Lezersbrief
Lezersbrieven

Lezerbrieven

Beste Au Parleur,

Wat is er nu eigenlijk allemaal aan de hand bij den BRT? Ik volg het allemaal niet meer want ik kijk alleen naar Blokken en verander dan naar de VTM. Maar in ons WZC wordt er gezegd dat de baas van den BRT stommiteiten doet.

Niemand is perfect en alleman maakt fouten. We moeten mekaar kunnen vergeven. Maar ja, de jeugd kent de christelijke waarden niet meer vandaag den dag.

Spijtig,

Clem Vanmalderen


Stuur ons jouw lezersbrief
LEZERSBRIEVEN
Editie 29 | Au Parleur
Poëzie op maat

© Au Parleur - JEROEN VERMEIREN/HANS LENGELER 2023/update 2024

SINT-DENIJSLAAN 31A - 9000 GENT

11, BOULEVARD CLEMENCEAU - 83510 LORGUES - FRANCE

BEELDEN: EIGEN WERK & UNSPLASH