- Zesendertigste editie - 18 mei 2024 - 2e Jaargang -
'Hey Bro, heb je de nieuwe versie van ons Clublied al gehoord?’
‘Ja, complete remix radio edit. Veel beter, Paula doet dat goed’.
‘Terwijl ik hier nu toch ben, heb je zin in een glaasje rood? Ik heb een paar flesjes meegebracht uit het zuiden’.
‘Straks Bro, het is nog wat vroeg. Maar vanavond, graag’.
‘Ik zal er voor de zekerheid toch al eentje ontkurken, dat mag wat luchten he?’.
‘Ik voorspel nu al dat het zal eindigen met wat zeemansliederen’.
’Neeneen, met ons Clublied, Bro, met ons Clublied’.
Hans Lengeler, Lorgues
Jeroen Vermeiren, Gent
I.
Het staat me voor dat wij een novelle zijn, jij en ik. We liepen elkaar tegen het lijf en leken daartoe voorbestemd. Tegelijk hadden wij elkaar nooit mogen ontmoeten. Beslisten de sterren er anders over? Neen. Ik geloof niet meer in de grotere orde der dingen. Ik geloof slechts dat de dingen gebeuren. Ze zouden ook gebeuren zonder mij of zonder jou, maar dan zonder mij of zonder jou. Zo simpel is het.
II.
En toch staat het me voor dat wij voor elkaar bedoeld waren, jij en ik. Of liever: dat is wat ik mezelf graag wijsmaak. We zouden een handvol kinderen krijgen. Meer nog: in onze kinderen zouden wij bestaan, jij en ik, en betekenis worden. Zij – de betekenis (natuurlijk is ‘betekenis’ vrouwelijk) – zou zich nestelen in onze huid, een anker planten in onze blik, en ons dag na dag tot wedergeboorte nopen. Maar zo ging het en zo zal het altijd gaan: ik was, ik ben nooit genoeg. En jij was jij, maar je vreesde dat je niet bestond. Niet echt. Nooit echt. Terwijl je duizelingwekkend aanwezig was.
III.
Wij zouden ouders worden. Jij een moeder, ik een vader. Wij zouden alles zoveel beter aanpakken dan zij die ons voorgingen, niet in het minst onze respectieve verwekkers (die al te vaak mijn dromen bevolken, en dan stokt mijn adem, en dan sterf ik een beetje, maar toch word ik altijd weer wakker).
IV.
Wij zouden ouders worden, maar het bleef bij een voorwaardelijke wijs. Water brak noch druppelde. Water nam ons bij de neus. Wij, de synthese van jij en ik, de definitie van liefde, zouden eindigen in een operatiekwartier. Het licht was fel. Het mes sneed diep. Wij verloren elkaar in fantoompijn. Sindsdien ga ik mank.
V.
Ola. Wacht eens even. Zijn wij een novelle? Of wil ik slechts een sigaret opsteken? (Zeer zeker wel!)
VI.
Dus jij wil een godin zijn in het diepst van zíjn (niet mijn) gedachten? Wie zal het zeggen? Ik heb een reet slechts, waaraan alles mag roesten. Ook hij en zijn banale gedachten. De gratuite premisses die ik niet ben.
VII.
En toch benijdt hij mij, en niet ik hem. Maar misschien is dat semantiek.
Semantiek is een mooi en elegant woord, vind je niet?
VIII.
Ooit verdiepte ik mij in het Latijn. Zes jaar lang.
Maar het Latijn dat zij spreekt, is Chinees.
Ik vat haar niet. Ik begrijp haar niet. Laat staan dat ik haar lees.
JV
Vorige week werden we thuis opgeschrikt door meerdere sirenes. De oorzaak? Een oververhitte mobilhome die dan nog eens met opzet gebotst was op een ambulance. De ravage was niet te overzien. De brandweer rukte massaal uit. In het brandende voertuig: twee ontsnapte boeven die de politie had proberen vatten. Zonder succes.
Crime scene van dit alles? Ons tapijt. Regisseur van deze aflevering van CSI Deinze? Mijn vierjarige zoon. Geweldig om hem zijn fantasie te zien beleven, al ben ik iets minder fan van het gewelddadige karakter van zijn scènes. Hoewel hij dat vlot bedenken van meerdere rampscenario’s in het leven zeker van zijn moeder heeft en ik dat stuk dus herken, vind ik het soms moeilijk me echt in zijn fantasiewereld in te leven. En het speelgoed dat voorhanden is, maakt het er niet makkelijker op. Een snelle blik rond mij en ik zie auto’s, treinen, een politiekantoor, een brandweerkazerne, een handvol vintage GI Joes van de papa, handboeien (niet van de papa) en een kepie.
Where did we go wrong? Joost (Zweegers, niet Klein) mag het weten.
Misschien denk je: “Eva, komaan, wat is daar nu verkeerd aan? Boys will be boys with their toys. Of zoiets”. Maar nee, hé. We zijn nu 2024 en dan zijn er een aantal duidelijke streefdoelen als ouder: emoties reguleren (eerst de jouwe, dan die van je kind), mild én responsief ouderschap, suiker/vlees/schermtijd beperken (van het kind), een uitpuilende agenda vol hobby’s (van het kind), en nog meer, veel meer dingen die we onszelf opleggen. Ook in dat rijtje: genderneutraal opvoeden.
Vanaf de zwangerschap (of zelfs voordien) stippel je die weg uit, vol principes en mijlpalen, het einddoel in zicht (een mondig, gelukkig, respectvol, empathisch, veilig gehecht kind), je stopt je rugzak vol met (al dan niet gewenste) informatie (al dan niet vergaard via professionele of minder professionele Instagramaccounts en blogs), je zwaait je kinderloze zelf uit en lacht naar je eventuele compagnon de route. You got this. En dan krijg je weeën en met elke contractie begint het je voor de eerste keer te dagen dat het moederschap misschien wel niet zo voorspelbaar is, als je dacht, die resem bevallingsapps en cursus zwangerschapsyoga ten spijt.
Niet of heel veel later hou je dat kleine zootje ongeregeld liefdevol in je armen, gevolgd door een zalige berichtenstroom met boodschappen als “geniet van je schattig wonder” (hoezo, “schattig”, vind je mijn baby lelijk misschien?) en nog een klassieker, “welkom op de rollercoaster van het moederschap”. Dat hoor je wel vaker, hé. Die vergelijking met een achtbaan. En ok, ik snap het, het is een metafoor voor de ups-and-downs. Maar sorry, een rollercoaster geeft je hoogstens wat kriebels in de buik of, als je zo stom was vlak voordien nog die verdachte hotdog te eten van het kraampje waar een 16-jarige jobstudent met een even vettige huid als de brij waarin de worst gaart, hoogstens een maag die een paar toertjes extra maakt. Over de hele rit beschouwd is het leuk: je roept, je lacht, klampt je vast aan je gezelschap, je voelt een mengeling van angst, geluk en adrenaline… En vooral: je doet alsof er niets aan de hand is en je alles onder controle hebt en tovert je breedste glimlach te voorschijn als je beseft dat het fotomoment er is.
Ok, misschien is die rollercoaster toch niet zo’n slechte metafoor. Al zou ik het moederschap eerder vergelijken met een pletwals die vrijwel meteen korte metten maakt met al je goede voornemens. Of zo’n monstertruck als die Blaze waar mijn zoon zo graag naar kijkt. Overigens tof van Nickelodeon om het geweten van ouders te sussen door bij de start te zeggen dat als je kind naar dit programma kijkt, hij alles zal leren over wiskunde, wetenschap, techniek en samenwerken. Nickelodeon en jij weten immers heel goed dat blitse auto’s, felle kleuren, hyperactief rijgedrag en schreeuwerige muziek kinderen echt doen concentreren en de leerstof tot zich laten nemen.
Nu wil ik wel even gezegd dat ik mijn best gedaan heb voor een genderneutrale opvoeding. Het pakte gewoon niet. Ik kocht een pop. De pop werd meermaals van de trap gegooid. Ik haalde mijn vintage Barbies boven, maar hij toonde enkel interesse in wat er zich onder die suggestieve kledij bevond. Zowel bij Barbie als bij Ken trouwens, de nieuwsgierigheid van een vierjarige overstijgt gender. Dat dan weer wel. Dichter bij genderneutraal ben ik niet gekomen. Op één kleine overwinning na: mijn zoon mocht een nieuwe drinkfles kiezen en uiteraard wou hij een van Paw Patrol (nog zo’n principe dat ik overboord heb mogen gooien). Mijn geluk kon niet op, toen ik zag dat hij een paarse had gekozen met de twee bitc… euh … girlpowerpups van de crew: Skye en Everest.
Ik besef trouwens goed dat ik niet genderneutraal ben, door zelf het gender te benadrukken in de vorige zin, maar je snapt wel dat dit in het licht van dit stuk wel belangrijk is om even uit te vergroten. Ik ben dus verre van perfect, maar was wel heel trots op die paarse drinkbeker die vanaf dan dagelijks mee naar school ging. Kers op de taart? Mijn zoon deelde mee dat een meisje in zijn klas dezelfde had. En het mooie was: hij stelde zich er terecht helemaal geen vragen bij. Ik zag het echt als een klein succesje.
Of toch niet? Een paar dagen later in het nieuws: het bericht dat micro-plastics en PFAS nu wijd verspreid zijn en dat ook plastieken drinkbekers een grote boosdoener zijn voor kinderen. Plots kreeg die paarse beker die stond voor geslaagd moederschap (of toch een beetje) een gitzwarte schijn. En ik ontplofte vanbinnen.
Anno 2024 ligt er zoveel druk op de schouders van ouders. Van de overheid, de experten, de school, de omgeving, … Het voelt alsof jij er hoogstpersoonlijk verantwoordelijk voor bent dat je kind mentaal en fysiek gezond is, dat het zindelijk is, genoeg beweegt, voldoende leest en ontwikkelt qua taal, dat hij motorisch sterk is, dat hij creatief gestimuleerd wordt, gezond eet (zie dat nieuws over die ongezonde brooddozen), leert zwemmen, sociaal is (je gaat hem toch niet thuis houden van de kinderopvang?! Hij gaat niet samen leren spelen… euh… wacht, welke kinderopvang, is er dan ergens toch plaats misschien),… En dat bovenop al die verwachtingen die we onszelf ook nog eens opleggen, omdat we het niet kunnen laten om (sociale) media, boeken, podcasts, … te lezen of beluisteren.
Als je de impact op het welzijn van je kind in een taartdiagram zou stoppen, dan nemen wij als ouder inderdaad met plezier en liefde een grote hap uit die taart. Maar niet de grootste: het zijn de overheid, de politiek en de industrie die een verpletterende verantwoordelijkheid dragen. Maar zij schuiven dat stuk van de taart gewoon door naar ons (ondanks alle suiker en vet die erin zit, want ja, alsof zij daar werkelijk een moer om geven). Als je je kind een brooddoos met daarin een liefdevol gesmeerde, witte boterham met kaas geeft, moet je je waarschijnlijk meer zorgen maken over de brooddoos zelf dan wat erin zit.
Maar goed voorlopig blijft die criminele nalatigheid ongestraft. Over terug naar CSI Deinze, waar mijn zoon bij het regisseren van de volgende aflevering plots een kleine driftbui krijgt, omdat er iets niet meteen lukt. Ik sta er altijd van te kijken hoeveel woede er in dat kleine lijfje kan zitten. Ik weet wat volgt, in dat scenario neem ik even de regie over. Ik blijf nabij, vraag of we samen even zullen proberen, ik fluister dat ik ook niet altijd alles kan, ik strek mijn arm als uitnodiging om even rust te komen tanken.
En ja, natuurlijk hoop ik dat hij veilig gehecht zal opgroeien, dat hij zijn emoties zal kunnen reguleren, zijn grenzen respectvol zal kunnen aangeven en zal kunnen omgaan met falen. Zijn eigen falen, welteverstaan. Voor al dat verdomde falen van de overheid/politiek en de industrie hoop ik op een generatie relschoppers die hun woede NIET kunnen controleren, die hun frustraties massaal tot uitbarsting laten komen, als één groot publiekelijk tantrum die de wereldorde door elkaar schudt.
Blijkbaar noemen ze de generatie van mijn zoon, geboren van 2010 tot 2030, de Gen-Alfa. Alfa voelt als een nieuw begin én er schuilt ook een kracht in. En dan bedoel ik niet de kracht van die typisch mannelijke alfa-energie. Nee, deze generatie, genderfluïde, mild, empathisch, wordt de sterkste ooit.
Alfa. Ik had geen betere naam kunnen bedenken.
EV
Als er één ding is waar ik ’s nachts van wakker lig of overdag onder gebukt ga dan zijn het wel zorgen om mijn kinderen. Als het met één van de drie wat minder gaat dan voel ik dat fysiek.
Soms zeilen we weken op een kabbelend zeetje en dan ineens slaat het weer om en komen we in een storm terecht.
Dat lijf dat transformeert van jongen naar man, de intense vriendschappen met leeftijdsgenoten, het ontdekken van de wereld en die ontluikende seksualiteit. En dan dagen achter elkaar op een bankje moeten stilzitten en luisteren naar uitgebluste, autoritaire leerkrachten. Dat kan niet anders dan een heftige, soms explosieve combinatie zijn.
Bert en ik zijn zelf nu ook geen toonvoorbeeld wat schoolcarrières betreft. Ik leerde wel graag maar vond naar school gaan een dagelijkse stresstest. Ik ben geslaagd voor het middelbaar, behalve voor LO. Ze konden me geen punten geven want ik had een heel jaar die twee eerste uren op vrijdagochtend gespijbeld. Bert was een hyper kinetische stuiterbal (het woord ADHD was toen nog onbestaand) die school enkel leuk vond als hij als een gek over de speelplaats kon rennen, in de bomen kon hangen of op het dak van de school geraakte.
Het is niet altijd makkelijk om hulp te bieden. Of voor hen: om hulp aan te nemen.
Wij hebben ‘Special Days’. Die mogen de kinderen eens per trimester gebruiken als ze geen zin hebben om naar school te gaan. Zo hoeven ze geen buikpijn te veinzen en zeg nu zelf, zo’n baaldag hebben wij als volwassenen toch ook wel eens? We hebben de regels met de jaren wel moeten bijstellen: ‘specials days’ kunnen niet opgespaard worden tot een ‘special week’ en je kan ze ook niet verkopen aan je broers.
Maar al die empathie en hulpmiddeltjes ten spijt, soms loopt het gewoon helemaal mis. Er is de vroege ochtend van de ‘L’Oral Blanc de Français en de spoorloze leesbril’. Met een verwoede zoekactie van twee ouders met nog geen koffie op, die het stresslevel alleen maar doen stijgen. Er volgt een aanvaring met de moeder, verwijten vliegen in het rond en deuren worden bijna uit hun hengsels geslagen. De apotheose: tranen bij moeder én zoon en een herexamen.
En ondanks dat voor ons ‘niets moet’ zijn er die momenten dat ze de slaap niet kunnen vatten en nachten die ze woelend doorbrengen.
Als ik probeer de druk te verminderen met: ‘papa en ik doen ook maar wat hoor. Wij hebben niets gedaan met onze studies, al zoveel verschillende zaken geprobeerd en toch altijd op onze pootjes terecht gekomen’ dan krijg je wel eens een bitsig antwoord terug: ‘ja daar moeten we vooral een voorbeeld aan nemen; wie verkoopt er nu zijn goed draaiend restaurant om dan op een berg in the middle of nowhere naar de armoede af te glijden?!’ Tja…
De jongste weet dan weer te goed wat hij wilt: in het leger. Dat botst op fel protest van mijn kant. Dus ik voel me opgelucht als hij afgelopen week na een infodag op school, met een brochure van de ‘pompiers’ thuiskomt. Tot hij me vertelt dat hij de infostand van het leger niet heeft genegeerd maar na de uitleg van 40 minuten van de brandweerman ter plaatse, het welletjes vond en naar huis moest om te gamen met zijn vrienden.
Dan is er die avond tijdens de maaltijd wanneer de oudste een paar dagen bij ons logeert en zomaar zegt: ‘Ik ga je herinneren als een mama die van plantjes en dieren hield, die kei lekker kon koken en die voor alle problemen een oplossing had, zij het met één of ander kruidenbrouwsel of met woorden.’
Ik smelt bijna ter plekke. Mijn zorgen verdampen, voor even, en ik zeg bij mezelf: ‘ik kan vredig sterven nu.’ Amen.
SL
Ik schreef het vorige week reeds, het seizoen is begonnen en ik zal het geweten hebben. Op vrijdag hadden Café De France, bistrot Chez Ludo en restaurant La Casa del Gusto samengelegd om wat meer volk naar het begin van de boulevard te lokken. De concurrentie tussen de verschillende bars en restaurants is wegens een iets te ruim aanbod in het dorp dan ook meedogenloos. De drie etablissementen die zich aan het stille deel van de boulevard bevinden, moeten net dat beetje harder knokken om te overleven.
Café De France is begonnen met een PMU. Het is een oord des verderfs. Je kan er gokken en ter plaatse je winst omzetten in een hoeveelheid alcohol. Als je verliest - wat meestal het geval is - kan je ook ter plaatse je verdriet verdrinken. Voor de baas is het win-win maar in het dorp heeft het café een slechte reputatie.
De buren van Café De France hebben sinds kort het Italiaans restaurant, La Casa del Gusto, geopend. Het pand stond een paar jaar leeg maar kent nu een nieuwe start. Die beginnen van nul en moeten nog een cliënteel zien op te bouwen. Ze moeten echter opboksen tegen het meer gereputeerde Italiaanse restaurant La Main à la Pâte, hogerop in het dorp. Moeilijk.
Aan de overkant bevindt zich dan Bistrot Chez Ludo, dé grote concurrent van restaurant La Table de Pôl. Ludo doet zijn best maar haalt niet het niveau van Pôl. Dit, in combinatie met een chaotische bediening, maakt dat ze klanten hebben die er meestal maar één keer komen eten en het de volgende keer ergens anders gaan zoeken. Moeilijk.
Om kort te gaan, het is een beetje een kwalijke hoek daar beneden. Om het tij te doen keren hadden ze dus de handen in mekaar geslagen en een zangeres ingehuurd om op vrijdagavond de boel wat op te vrolijken. Vanaf een uur of zeven sloeg zij de vlam in de pijp en trachtte het schaarse publiek op te jutten met een repertoire dat elk weldenkend mens inmiddels kot-se, maar dan ook kot-se-beu is, met name de platte en voorspelbare mainstream hits uit de jaren tachtig. Ik vermoed dat elk karaoketoestel dat wordt verkocht in het zuiden standaard wordt geleverd met dezelfde playlist. Dat zou veel verklaren.
Mijn raam aan de straatkant stond open en ik slaakte een diepe zucht. Even dacht ik dat men ons plaatselijk karaoke-fenomeen, Kimberley Spears, had ingehuurd maar daarvoor klonk het dan weer iets te toonvast. Ik ging er deshalve van uit dat het haar aartsvijandin, Sylvie Mélody, was die de microfoon mocht hanteren.
Het moet in elk geval dolle pret zijn geweest, daar aan het begin van de boulevard, want telkens ik een blik uit mijn raam wierp, zag ik murw geslagen mensen wegvluchten richting de terrassen op de Boulevard de la République, honderd meter hogerop. Het plannetje om volk te lokken had blijkbaar een omgekeerd effect. Verbazend.
Uit mijn kindertijd herinner ik mij het credo “zwijgen en eten”. Als elk gesprek wordt overstemd door een te luid zingende artieste heb je dan ook geen andere keuze dan te zwijgen en zo snel mogelijk je hap naar binnen te werken. Voor koppeltjes die al heel lang samen zijn en mekaar niks meer te vertellen hebben, is dit dan weer een prachtige formule.
Toen rond elf uur een zattekloot uit Café de France de microfoon kaapte en zijn momentje in de schijnwerpers opeiste zaten er haast geen klanten meer op de terrasjes. De man brulde en bralde onverstaanbare klanken op de tonen van “Alexandrie” van Clo-Clo zaliger. Zijn eveneens beschonken maten vuurden hem aan om door te gaan en hij deed er nog een schepje bovenop. Waarschijnlijk had hij gewonnen met de PMU en had hij iets te vieren…
Zoals gezegd, het is een beetje een kwalijke hoek daar beneden.
Een paar dagen later kwam ik mijn buurvrouw van het eerste tegen. ‘Heb je het optreden gehoord?’, vroeg ze, ‘Het was mijn vriendin Brigitte, je weet wel, ze lijkt als twee druppels water op Brigitte Bardot en ze verdient haar boterham met het nadoen van de echte Brigitte. Eigenlijk heet ze Pascale, maar zeg het niet voort’. ‘Ik zwijg als het graf’, antwoordde ik, ‘en ja, ik heb het gehoord. Ik vond het héél goed. Ontroerend. Gevoelig. Ik kon er niet van slapen’.
Ik ben een echte lafaard als het erop aankomt, want ik loog dat ik zwart zag. Maar soms is de waarheid onnodig kwetsend en kan je beter beleefd blijven.
‘Volgende vrijdag treedt ze opnieuw op’, zegde mijn buurvrouw, ‘als je wil, gaan we samen, Brigitte heeft me gratis champagne beloofd…’. ‘Ai, jammer’, zegde ik, ‘Ik ga een paar dagen naar Brussel bij mijn kinderen, ik ben dus niet hier. Heel spijtig’.
Echt héél spijtig.
HL
Als ik iets van De Strangers geleerd heb, dan is het dat een naaimachine je marktwaarde verhoogt:
Oep ieder potteke past een scheltje
Lak as iederiën wel wet
Zeurgd aliën dagget kunt zegge
Agger iën gevownden et:
Main lief die ee
Main lief die ee
Die ed een noimachin (*)
En een naaimachine, dat heb ik: een Bernina, de Cadillac der naaimachines (of zo werd mij toch op een naaicursus verteld), erfstuk van de bomma, mijn grootmoeder langs moeders kant. Van de moemoe, grootmoeder langs vaders kant, heb ik ook een prachtige naaimachine geërfd: een echte Singer, huwelijkscadeau van mijn overgrootmoeder, die trouwde in 1913. Da’s dus een naaimachine zonder elektriciteit, maar met een pedaal en een vliegwiel. Jammer genoeg is de rubberen band die beide onderdelen met elkaar verbindt kapot, maar ik zal hem vast een keer laten repareren. Een mens kan maar beter voorbereid zijn op duistere tijden wanneer elektriciteit niet langer vanzelfsprekend is. Ik wil tijdens de zombie-apocalyps wel nog kussenslopen kunnen naaien.
De Bernina stamt uit de jaren ’90 en werkt nog perfect. Niet dat ik zo geweldig goed ben in naaien (**), maar eenvoudige verkleedkleren, draagtassen en de eerder vermelde kussenslopen, dat gaat nog net. Ik vrees dat dat zo’n beetje gelijk staat aan een Cadillac hebben en er enkel rondjes mee rijden op de parkeerplaats van de supermarkt, maar een mens kan niet alles hebben.
De bewering van De Strangers gaat echter niet op. Ik ben nog geen enkele man tegengekomen die onder de indruk was omdat ik wel twee naaimachines had (en nee, we gaan hier geen grap maken over ‘naaien’). Uiteraard is dat omdat de tijden veranderd zijn, en als positivo zou je dat kunnen toeschrijven aan de emancipatie van de vrouw, maar persoonlijk denk ik dat het meer te maken heeft met China’s overname van de textielindustrie. Wie zich wel meer tot mij aangetrokken voelt omdat ik een functionele naaimachine in huis heb en een draad door het oog van een naald weet te rijgen, zijn vrouwen. Al sinds ik bomma’s naaimachine naar mijn kot in Gent versleepte, weten vriendinnen, kennissen en buurvrouwen mij te vinden voor het omnaaien van broekspijpen en het aanpassen van gordijnen. Soms krijgen ze dan wel het deksel (****) op de neus, want rekbare stoffen doe ik niet omdat dat fout afloopt, en stikdraad in een passende kleur heb ik niet, want dat is aan de vragende partij om die mee te nemen. Dus veel verder dan een ‘one-afternoon-stand’ gaan die bezoekjes niet. Maar dat is oké. Als er iets over mij de ronde moet doen, laat het dan zijn dat ik niet goed kan naaien, in plaats van “Kathleen kan stikken”.
Allez, en nu allemaal de voetnoten gaan lezen.
(*) Algemeen Beschaafd Antwerps voor: “Op ieder potje past een dekseltje, zoals iedereen wel weet. Zorg alleen dat je kan zeggen, wanneer je er één gevonden hebt: mijn lief heeft een naaimachine”.
(**) Zeer vervelend dat ‘naaien’ in het Vlaams ook een seksuele betekenis heeft, en dat ik bovendien moet zeggen dat ik het niet goed kan. Maar het alternatief is ‘stikken’, en dat klinkt niet alleen vies, maar ook nog eens eng. (***)
(***) En ja, vandaag doen we voetnoten. Pas op, eens ik begin, kan ik moeilijk stoppen.
(****) Ik denk niet dat dat het deksel is waar De Strangers het over hadden.(*****)
(*****) Ik had u gewaarschuwd (Zie (***)).
KV
Welgemanierde reiziger,
Beste opvarende,
Het is met behoorlijk wat heimwee naar lang vervlogen tijden, dat ik dit schrijf. Grasduinend doorheen mijn rijk archief botste ik op zwart-witfoto’s van de zomer van 1964. Ik had toen de bijzondere eer een vooraanstaande Lord te dienen en mocht deze gentleman pur sang bijstaan tijdens zijn reis naar New York. De goede man – een marinekapitein op rust – had een hekel aan vliegen en verkoos voor de oversteek van de oceaan een suite aan boord van de RMS Queen Mary I, een prachtig schip dat de koningin waarnaar het werd voornoemd alle recht deed.
Op een enkele stormdag na bleven wij gespaard van al te ruwe golven. Aldus genoten wij met volle teugen van een hoogst aangename oversteek naar Amerika. Teneinde alles in goede en vooral bovenmaats hoffelijke wijze had ik mij voorafgaandelijk bijkomend verdiept in de omgangs- en welvoeglijkheidsregels ter zee. Nu was ik ter zake natuurlijk al lang geen leek meer, maar ik wilde niets aan het toeval overlaten. Zijn Lordship verdiende mijn meest uitmuntende zorgen en een voorbereid man is er twee waard, dat weet zelfs een kind. Bij het aanschouwen van al die prachtige foto’s van weleer, kon ik niet anders dan met enige melancholie terugdenken aan dat fantastisch avontuur. Ik wil dan ook gepast hulde brengen aan mijn avontuur van die bijzondere zomer en hoe kan dat beter dan u, goedertieren medemens, de etiquette aan boord van een cruiseschip diets te maken? Want jawel: er gelden aldaar specifieke regels om ervoor te zorgen dat alle gasten een aangename en comfortabele ervaring hebben. Ik duik graag met u in het zilt schuimende water van die ongemeen boeiende materie!
Kledingvoorschriften
De meeste cruiseschepen hebben specifieke kledingvoorschriften voor verschillende gelegenheden, zoals formele avonden, informele diners en overdag aan boord. Het is belangrijk om deze voorschriften te respecteren en gepaste kleding mee te nemen voor elke gelegenheid. Dat betekent concreet dat u naast enige deugdzame zomerstukken en een casual chic outfit ook minstens één en liever nog twee galaoutfits voorziet. Voor de heren is een smoking simpelweg onmisbaar. Voor de dames is een statige haute couture jurk zónder al te nadrukkelijke inkijk een vanzelfsprekendheid. Een stijlvolle zwemcombinatie mag evenmin ontbreken en hoewel cruiseschepen standaard badjassen voorzien voor elke opvarende, raad ik elke heer en vrouw van stand toch aan de eigen, meer verfijnde kamerjas een plaats in de reiskoffer te geven.
Respect voor andere gasten
Toon respect voor andere gasten aan boord door rekening te houden met hun ruimte, geluidsniveaus te beperken in de late uren en beleefdheid te tonen in alle interacties. Een minzame begroeting voor wie uw pad of dek kruist, is het absolute minimum minimorum. Mocht u als heer een zomerse hoed dragen als bescherming tegen de zon, dan past het uiteraard het hoofddeksel even op te lichten, zeker vis-à-vis dames.
Hygiëne en netheid
Handhaaf goede hygiënepraktijken aan boord, zoals regelmatig de handen wassen. Maak ook gebruik van de beschikbare desinfecterende middelen. Vergeet niet dat een cruiseschip een kleine stad op golven is, waar net zo goed een epidemie kan uitbreken als aan land. Maakt u bij voorkeur zoveel mogelijk gebruik van uw eigen, persoonlijk sanitair en laat de voor iedereen toegankelijke toiletten links liggen. Natuurlijk worden zij kraaknet gehouden door het boordpersoneel, maar een buikvirus heeft de onhebbelijke gewoonte nogal makkelijk door de mazen van het net of het zeemvel te glippen.
Respect voor het personeel
Behandel het personeel aan boord met respect en vriendelijkheid. Zij doen hun best om uw verblijf zo aangenaam mogelijk te maken, dus het is belangrijk om hun inspanningen te waarderen en beleefdheid te tonen in alle interacties. U mag nog zó van stand zijn, de ware gentleman en lady zullen zich altijd van hun beste, meest hoffelijke kant tonen. Zelfs jegens bedienend personeel.
Gebruik van faciliteiten
Maak op een respectvolle manier gebruik van alle faciliteiten aan boord, zoals zwembaden, fitnessruimtes, theaters en restaurants. Respecteer de regels en richtlijnen voor elke zone en geef anderen de ruimte om te genieten van de voorzieningen.
Eetgewoonten
Idealiter beschikt u over een suite met privé-balkon, waar u dankzij de hardwerkende mensen van room service in alle intimiteit uw meergangenmenu kunt degusteren. Bezoekt u toch de meer publieke eetgelegenheden aan boord, houd rekening met de eetgewoonten van andere gasten, vooral tijdens buffetten en gemeenschappelijke maaltijden. Laat de mensen achter u niet lang wachten in de rij. Neemt u ook slechts die portie waarvan u weet dat u ze opkrijgt. Verspilling is nooit een goede zaak en al zeker niet op een schip, waar de voorraad voedsel natuurlijk niet onbeperkt is.
Captain’s table
Misschien valt u wel de exceptionele eer te beurt te mogen aanschuiven aan de tafel van de kapitein. Besef dat zulks een groot privilege is, dat menige reisgenoot afgunstig kan maken. Het past daarom niet te koketteren met dit voorrecht, maar het discreet en met een zekere nederigheid te ondergaan.
Veiligheid aan boord
Volg altijd de veiligheidsinstructies en -procedures, inclusief het dragen van reddingsvesten tijdens reddingsoefeningen en het opvolgen van de instructies van het personeel in geval van noodsituaties. Flatterend zijn die reddingsvesten niet, maar ze kunnen bij een calamiteit wél uw leven redden. U wil liefst niet in ware Titanic-stijl ten onder gaan en dus goed voorbereid zijn op het onverwachte, wat zeg ik: hoogst onwaarschijnlijke. U weet dat hoogmoed komt voor de val. Of in deze context: voor een duik in ijskoud water.
Welaan dan. Als u deze etiquetteregels volgt, draagt u voorzeker bij aan een positieve en gastvrije sfeer aan boord, waardoor iedereen een plezierige en onvergetelijke reis heeft.
Ik wens u bon voyage!
JP Hoofs
OVER JEAN-PIERRE HOOFS
Hij mag dan geen sant in eigen land zijn, Jean-Pierre Hoofs is een man met naam en faam, niet in het minst in het Verenigd Koninkrijk. Hoofs stond decennialang aan het hoofd van de Londense School for Butlers & Hospitality, een instituut met wortels die teruggaan tot de 19de eeuw. Na een rijkgevuld leven aan de overzijde van het Kanaal resideert de man sinds twee jaar weer in het lieflijke Brugge, zijn beminde geboortestad. Daar vult hij zijn dagen als gepensioneerde zinvol in, onder meer als vlot Engelssprekende gids in het Memlingmuseum. Daarnaast verblijdt én verlicht hij de lezers van Au Parleur met zijn wijze raad voor meer courtoisie en goede manieren.
JV
Droef nieuws van Tony. Of ook niet. Onze man alleen wil zich voorlopig terugtrekken uit het publieke leven en in stilte werken aan zijn herstel. Samen met geile H. en wie zijn wij om hem die nieuwe levenskracht te ontzeggen? De redactie van Au Parleur zal zijn bijdragen missen. Tony vroeg ons met nadruk deze boodschap te delen:
“Lieve lezers, ik ben moe. Ik voel me goed, maar ik ben moe. Het voorbije jaar was compleet van de pot gerukt, kierewiet, verneukt, verscheurend en nog een hoop andere woorden die ik waarschijnlijk niet ken. Gij waart allemaal zo goed voor mij. Zo empathistisch en meelevend en al. Maar ik wil onzichtbaar worden. Verdwijnen. Samen met H. en mijn kinderen. Die van ons geweest, dat is een afgesloten hoofdstuk. ‘t Is goed zo. Ik wens haar alle gelukkigheid. Ik ben serieus hé. Die van ons geweest, is diep vanbinnen geen slecht mens, maar ge kunt daar geen land mee bezeilen. Tegen de tijd dat gij allen dit leest, ben ik al ergens ver weg. Met H. en ons Kelly en onze Kenji. Wij gaan ons geluk elders zoeken. Merci voor alles. Merci ook om ons niet te willen opsporen.”
(“PS: Ik hoop dat Vandervijzen in den bak wordt gedraaid! Dat is een smeerlap eersteklas, een bedrieger, een handtastelijke!”)
(“PSbis: saluukes! Ge zijt goed volk, gijlie!”)
JV
Brabant, Essene 1966:
Papa gaf in Essene in het oud huis van de burgemeester waar we woonden, na twee eerdere plaatsen met A: Antwerpen en Asse dus, een tuinfeest met Lambic en wijn en ander bier met ook een dansvloer op de grasmat en grote luidsprekers in metaal opgehangen aan een boom, schreef ik in mijn opstelschriftje.
Zal ik je eens een verhaaltje vertellen uit mijn schriftje?
Mijn papa was directeur van de waterdienst TMVW: Tussengemeentelijke Maatschappij der Vlaanderen Voor Waterbedeling. ‘T is Maar Vuil Water zeggen wij de kinderen.
“De mannen” zelf zeiden weer iets anders: Te Moe Voor te Werken. Tegen de avond was iedereen uit de grote tuin naar binnen gekomen omdat het wat fris werd. Tantes deden hun sjaaltjes in driehoekjes af en gingen in cirkeltjes staan in onze grote rechthoekige woonkamer. Vroeger liet de burgemeester van Essene zijn paarden tot aan de woonkamer komen via de grote glazen veranda.
Nonkel Gaston begaf zich langzaam stappend over het eiken parket en zwaaiend naar iedereen naar zijn plaats. Hij liep naar het tafeltje in de hoek naast de hoge ijken kast waar de microfoon van de Sierra in stereo al klaar stond voor hem.
Papa ging alles opnemen met de bandopnemer. Dat deed hij altijd. Foto’s trekken deed hij ook. Hij had een moderne camera met zo een uitschuifbare zwarte balg eraan.
Je moest enkel maar scherpstellen met je diafragmagetal op de juiste stand na lichtmetercorrectie als je op vaste snelheid trok met 1/60 sec met daglicht en zien dat de parallax geen te grote fout maakte en de gevoeligheid van de film in ASA klopte voor buiten en binnen. Het was een makkie, zei mijn vader altijd.
We hebben ook nog een verre nonkel Louis langs bonmama’s kant de Brizees uit Gent.
Hij filmde altijd in Super 8 COLOR en hij achtte ons altijd heel super want hij gaf veel cadeautjes. Hij zag er goed uit en had een Amerikaanse wagen: een Buick. Ik had er ook een. Een goudgele métalique en als je links vooraan duwde aan het dak dan keren de wielen naar links en omgekeerd. Als er licht in schijnt vooraan kun je de achterlichten doen branden.
Nonkel Gaston zakte zachtjes op de stoel achter het tafeltje en tikte op de microfoon. Mama passeerde en ook haar jongere zus Tamara om af te ruimen en op te dienen.
‘Hallo, hallo, h a l l o. Check, check. Test, test, één, één, één twee, één twee, één twee, test, één, twee, test. Ik werk bij de post en ik ben nu de postmeester en test Antwerpen, test.’.
Papa stak vanonder zijn zwarte koptelefoon zijn duim erboven vanuit de andere hoek van de woonkamer waar de Schaub radio nog vrolijk stond te spelen en de His Masters Voice zwart-wit televisie maar somber naar ons keek. Hij mocht niet mee spelen vanavond.
Nonkel Gaston ging rechtstaan. Hij kuchte een paar maal en trok nog een paar maal aan zijn sigaar. Een blauwe rookpluim steeg op naar het plastic plafond. De hoogte van de woonkamer was zo hoog dat papa een nieuw plafond had aangebracht wel bijna een anderhalve meter lager dan het echte plafond. Dat spaarde kubieke meters uit zei hij.
Hij had met houten latten een frame gemaakt en met dunne plastic folie van een kamerbrede lange rol een vals plafond gemaakt. Hij maakte dat in de lente en het zag er mooi uit. Met de Nilfisk stofzuiger had hij alle muren met verf bespoten met een masker aan.
Toen in de winter de chauffage werd opgezet ging de plastic na een tijdje als een ballon met een zucht omhoog en zakte dan na een tijdje met het nodige gesuis blazend naar beneden. Dat gebeurde allemaal in slow motion.
De woonkamer leefde zo en ademde om de zoveel minuten in en uit. Wij vonden het wel grappig zeker in het begin en waren het gewoon maar het ontlokte veel commentaar bij de nonkels en tantes hier nu aanwezig. Een levend plafond en een levend publiek. In de zomer flapperde ons vals plafond enkel als er storm zat aan te komen en was daarmee de grootste barometer in de wijde omtrek.
Er was geroezemoes overal. Nonkel Gaston ging eindelijk beginnen na heel wat gehannes en veel overleg. Hij had zijn das een stuk in zijn hemd geschoven en glunderde.
‘Dames en heren, patatten met peren.’ riep neef Marijn schoklachend.
‘Even uw aandacht als het u belieft. Hier is voor u dè ènige èchte nonkel... Gaston!’ stelde mijn papa hem voor aan ons.
Applaus alom. De sfeer zat erin.
‘Ja, beste Jan en Monique, beste bonmama van de kinders en bonpapa Maurice, beste tantes en nonkels, beste broers en zussen, beste neefjes en nichtjes en hier is de hond Fik, how Fik, pas op Fik, niet doen Fik, wij zijn hier aan het opnemen Fik. Ja, kijk hij wil ook meedoen zie ik. Ik heb mijn eigen klaar gemaakt om mijn eigen verhaaltje te vertellen hé.’.
Wat donkere as dwarrelde naar beneden op de eiken parketvloer.
‘Ik ben nonkel Gaston mochten de kleinste kinderen het alweer vergeten zijn wie ik ben. Ja met al die nonkels en tantes hé. Om postzegels te plakken hebt ge water nodig. Water heeft geen postzegels nodig maar om verder te gaan, om overzee te geraken met uw normale berichten hebt ge wel nog altijd postzegels nodig. Dus de post gaat voor het water, excuseer mij Jan.
Onze papa perste zijn lippen bijeen en schudde geamuseerd zijn hoofd. Nonkel Gaston trok nu snel zijn das uit zijn hemd.
‘Ge ziet, ik draag ne plastron hier. Op mijn werk als de postmeester van Antwerpen draag ik ook ne plastron om te tonen wie ik ben. De postmeester… van Antwerpen!’.
Applaus en goedkeuring van alle zijden, ‘De postmeester van Antwerpen!’ met alle duimen naar elkaar omhoog.
Hij sprak wel met een Antwerps accent maar eigenlijk was hij van Gent want hij was een broer van mijn mama en dat kon hij niet onder stoelen of banken wegsteken want wij hadden hier helemaal geen banken maar wel zetels en fauteuils vooraan.
Hij keek wat rond en schraapte zijn keel en begon aan zijn verhaal.
‘Ik ga beste familieleden een mooi mopje, een schuuën mopke, een lolle op zijn Gents vertellen over de ventilator.’.
‘Hij gaat een mopje vertellen!’ riepen wij en we gingen allemaal rond de grote tafel wat dichter staan bij hem. Want hij had toch altijd wel van die grappige verhaaltjes. In ’t Antwerps of in ’t Gents dat maakte ons niet uit. Enkel het dialect van Essene kenden we niet. Ik wist wel iets: 'brier' dat was broer. Bij het knikkeren aan de boom zeiden ze: “Mada” en dat kwam van “mijd u” wist ik en dan moest ge uit de weg gaan.
's Middags zeiden ze: “tot flees”. Dan zeiden wij: “wij gaan ook vlees gaan eten”.
‘Dus, de juffrouw was bezig in de klas haar les aan het geven over de ventilator. En vraagt ze zo hé op het einde van haar les aan haar leerlingen:
‘Hé wie maakt er nu eens een schuu-ën zinnetje met ons nieuw woordje ventilator in?’
D’ er was daar zo een meiske Joke en die staktige haar hand op.
‘Ja Joke?’
‘Wij hebben thuis een ventilator in onze dampkap.’.
‘Zeer goed Joke. Nog iemand?
Fredje was niet de slimste van de klas newoar maar hij kon wel zijne plan trekken hé en dat manneke staktige zijne vinger helemaals omhoog zodat het nu zeker aan hem zou zijn hé.
‘Ja Fredje? Kun jij een goede zin maken?’.
‘Ja juf. De man die het eerst in de cinema komt zit beter dan de vent die later komt.’.
Algemeen gelach natuurlijk, ‘... dan de vent-die-later komt', hebt g'hem?'.
De mensen zeggen dat. Maar mop is voor mij vrouwelijk. Het was een mooie mop. Ze was goed. Dus dat ‘hem’ komt enkel maar omdat wij met een antenne naar de Nederlandse televisie konden kijken waar de mop mannelijk was. In Nederland is alles mannelijk. De kat. Hij loopt daar. Dat zal een Vlaming nooit zeggen. De kat zij loopt daar wel. Dus we waren bij die vent die later komt.
Luid applaus van de andere nonkels en tantes. Maar nonkel Gaston gaf niet op.
‘Ik wil dit eerste deel graag besluiten met een toemaatje. Ik heb hier een sigaar, een hele goede sigaar want het is een Havana sigaar. Maar weet ge hoeveel soorten Havana sigaren er zijn? Havana één, Havana twee, Havana drie.’.
Hij keek trots rond en wij maar lachen en applaudisseren.
Einde deel I
MUZIEK:
Als je wil ontspannen luister naar Klaus Schulze: the Crime of Suspense.
Klaus Schulze: 04/08/1947 - 26/04/2022
‘Descansa en paz maestro (leraar). Gracias por tu legado’ (dank voor uw erfenis)
‘Klaus is like a bottle of wine that gets better with age & he is the best… RIP my friend.’.
‘Getting addicting to this. Coziness all the way! Electronica Maestro gonna but not forgotten!’.
GDB
Beste Au Parleur,
Het is niet omdat we op leeftijd zijn dat we er geen goesting meer in hebben. We hebben gepasseerde weekeinde in ons WZC het Eurovisie Tongfestival georganiseerd. Iedereen die wilde mocht dan eens goed kussen met iemand anders. Men mocht zelfs zijn vals gebit uitdoen!
Het werd gewonnen door Bob De Nys van de parochie van Sint-Rochus. Maar meedoen was belangrijker dan winnen.
Clem Vanmalderen
96 pagina’s, €22,50
© Au Parleur - JEROEN VERMEIREN/HANS LENGELER 2023/update 2024
SINT-DENIJSLAAN 31A - 9000 GENT
11, BOULEVARD CLEMENCEAU - 83510 LORGUES - FRANCE
BEELDEN: EIGEN WERK & UNSPLASH