- Achtendertigste editie - 1 juni 2024 - 2e Jaargang -
'Hey Bro, weet jij al wie je stem krijgt?’
‘Zwijg, ik ben er nog steeds over aan het piekeren’.
‘Mijn verkiezingsbrief is al een week buiten. Vanuit het buitenland moet je stemmen via het consulaat of de ambassade’.
‘Moet je dan naar een stemhokje ergens in een grote stad?’
‘Nee hoor, alles verloopt via de post. Mijn ingevulde brief is onderweg naar Brussel’.
‘Eigenlijk wel makkelijk’.
‘Het procédé? Ja. Maar je piekert evengoed over wie je stem krijgt’.
’Leve de democratie, Bro’.
Hans Lengeler, Lorgues
Jeroen Vermeiren, Gent
Beste tomaat,
U bent een vrucht die wordt gebruikt als groente.
U behoort tot het geslacht van de nachtschade.
U hebt ooit vanuit Zuid-Amerika Europa bereikt.
Eigenlijk bent u een migrant.
Trek het u niet aan, de misvattingen zijn nog lang de wereld niet uit. Wat ons betreft is er niets schadelijks aan u. En of u nu een stuk fruit dan wel een groente bent, maakt ons niet uit.
We vinden u heerlijk.
HL
In Frankrijk is het vervoer naar de scholen tot in de puntjes geregeld. Elke dag rijden er duizenden bussen tot diep in het Franse platteland die een vlotte toegang tot het onderwijs moeten garanderen.
In de Ardèche was ik een tijdje schoolchauffeur en reed ik met een wit busje naar de meest afgelegen boerderijen, waar de normale schoolbus niet geraakt, om er kinderen op te pikken en naar het kleine dorpsschooltje op bijna 1000m hoogte te voeren. Sommige van die kleintjes stonden om 7u ’s morgens hun ouders al te helpen in de verlichte stal. Met mest aan hun laarsjes klommen ze dan in de witte bus en tegen dat we op de school aankwamen roken we allemaal naar beesten en hing alles vol stront. In het begin waren ze schuchter, ik was toch maar die vreemde buitenlandse vrouw met dat raar accent maar naarmate de tijd verstreek bloeiden ze open. Ze vonden me vooral grappig omdat ik zo luid kon gillen als dat busje tijdens de winter op die kronkelende, smalle baantjes heen en weer schoof. Zij waren dat gewoon maar ik stond doodsangsten uit al waren ze wel altijd tijdig op school.
Maar dat stipte schoolvervoer houdt geen rekening met pubers die toch in een ander soort dimensie leven. Deze keer is het de jongste die, nadat hij 20 minuten eerder vertrokken was, hijgend weer komt binnengelopen. ‘Ik heb 20 minuten staan wachten en er kwam helemaal geen bus!’ Lees tussen de regels: ik ben gisterenavond veel te laat gaan slapen, heb me dus nog maar eens overslapen en de bus gemist. Maar ik heb ondertussen geleerd dat als ik niet vanaf ’s morgens vroeg in het oog van een storm terecht wil komen, ik niet moet zeggen: ‘misschien had je wat vroeger moeten vertrekken?’ Maar ik wijselijk zeg: ‘die stomme schoolbussen, ik zal je even brengen’.
Onderweg in de auto weet ik het wel zeker dat hij zich overslapen heeft want ik ruik ongepoetste tanden en zie dat zijn haar+ naar alle kanten uitsteekt. Maar ook nu zeg ik niet: ‘misschien moet je toch wat vroeger gaan slapen zodat je wat tijd hebt ‘s ochtends om je op te frisser voor je de deur uitgaat?’, maar wel: ‘kies jij een muziekje?’ Want ik voel toch een knorrigheid in de lucht hangen die ik probeer te ontzenuwen.
Net voor hij moet uitstappen begint weer de klaagzang over zijn veel te zware rugzak. En daar ga ik de fout in. Ik zeg niet: ‘ach wat vreselijk, zo onmenselijk al dat gewicht’, maar ik zeg: ‘maar dat komt omdat jij altijd je hele bureau meeneemt, je moet in je agenda kijken voor je vertrekt. Kijk eens naar die meisjes daar, die hebben enkel een schoudertasje bij’.
De bliksems schieten nog net niet uit zijn ogen wanneer hij het portier opent en zegt: ‘die meisjes zitten in mijn klas en krijgen elke dag een opmerking omdat ze niets bijhebben’ voordat hij de deur dichtknalt.
Ik heb ondertussen mijn zonnebril omhoog gezet want van dichtbij zie ik ineens geen meisjes maar jonge vrouwen. Ik mis daardoor bijna de boze laatste blik die mijn zoon me toewerpt voor hij achter zijn medestudentinnen de schoolpoort binnen schuifelt. Ik kan er maar niet bij dat ze allemaal even oud zijn.
Het is natuurlijk ook vreselijk, die bakvistijd, waarin je elke dag naar die stomme school moet en waar op de koop toe de meisjes in je klas zich ineens ontpoppen tot dartelende gazelles die je hart sneller doen slaan maar die jou geen blik waardig gunnen. Al zeker niet met ongepoetste tanden, haar in piekjes, een donderwolk op je gezicht en een rugzak die je over de grond meesleurt. La vie est dure.
SL
Binnen een week is het zover. Dan worden er in dit land teerlingen geworpen in het stemlokaal. Normaal houd ik mij hier nogal gedeisd over politieke kwesties, maar als verkiezingen de vorm van een zwaard van Damocles aannemen, is het lastig de lippen stijf op elkaar te houden.
De peilingen wijzen dreigend in één richting: die van de duisternis, die zich als een slingerpad langs kloven en ravijnen afkeert van de Verlichting. Ik heb de voorbije weken waarlijk onthutsende dingen gehoord. Uit de monden van jonge, diepbruine wolven (neen, geen leeuwen, wolven!), die in naam van de Vlaamsche identiteit als een stormram de cultuursector willen overnemen. Eentje verklaarde ook doodleuk dat Gent, ‘mijn’ geliefde Gent, binnen tien jaar ‘omvolkt’ zal zijn. Ik krijg al hardnekkige schurft van dat woord alleen. Tom, de aanvoerder van die Partij van Onverdraagzaamheid en Haatzaaierij, liet zich in een politiek televisieprogramma van een al even fraaie kant zien. Wat ie daar tegenover Petra De Sutter uitkraamde over LGBTQ+ en transgenders en over koppels van hetzelfde geslacht die samen kinderen hebben, daar kon je gerust een paar kotszakjes bij gebruiken.
Bij Au Parleur hoeden we ons voor polarisatie. Ik vraag mij dus af of dat is wat ik nu doe door scherp te zijn voor wat ik hoor en zie: polariseren. Als je de lelijkheid bij naam noemt, draag je dan bij tot de kloof? Ik denk het niet. Ik denk slechts dit: als we zwijgen, moeten we alles vrezen.
Normaal stemmen verkiezingen – punt intended – mij vrolijk en hoopvol, zelfs frivool. Ik weet niet wat het is of hoe het komt. Ik vind het een feest mijn democratisch recht uit te oefenen. En ik geloof ook graag dat er telkens weer een parfum van positieve verandering in de lucht hangt. Deze keer kan je alleen maar vaststellen dat we met een rotvaart op een schrikbarende muur afstevenen. Als straks de stemmen geteld zijn, en het verdict gevallen, dan begint de impasse pas echt. Je moet maar eens uitrekenen welke meerderheden je kan vormen zonder meneer Tom. Blaas tijdens die teloefening gerust in een papieren zakje, want hyperventileren zal je. Het wordt een tocht door een dorre woestijn. Dat is géén doemdenkerij. Dat is wat het is. En zal zijn.
‘Maar wat vermogen wij dan?’ wil je misschien opwerpen.
Het eerlijke antwoord is: ik weet het niet.
Tenzij dit: elkaar weer vaker vriendelijk groeten op straat, praten met zoveel mogelijk mensen van alle rangen en standen en kleuren van de regenboog, de ontmenselijking pareren, geen reflex maken van achterdocht, wél van nieuwsgierigheid. En vooral de dingen in perspectief zien. Het was Stijn Meuris die mij deze week even herinnerde aan de ‘plaats’ van de mens in de bredere orde der dingen, namelijk het universum. Hij postte of facebook een foto van NASA’s James Webb Space Telescope. Deze:
De man van Noordkaap voegde daar een overpeinzing aan toe: ‘Ongeveer een duizendste deel van deze blauwgrijze pixel houdt op 9 juni verkiezingen ‘die ertoe doen’. En daarna op 13 oktober nog eens.’
Wat mij betreft doen ze er wel degelijk toe, die verkiezingen. Vooral omdat we op maandag 10 juni wel eens in een ander land zouden kunnen ontwaken. Maar Meuris heeft natuurlijk een ander punt. Zie ons daar nietig zijn. Hoe onooglijk onnozel en ieniemienie petieteleuterig verwaarloosbaar klein. Politici wanen zich het centrum van het universum. Tom en co wanen de blanke M/V (aan X doet hij niet) en ‘ons’ Vlaanderen het middelpunt. Loop toch heen man. Iedereen is van dat stipje en dat stipje is van iedereen. Niet van Tom VG of Donald T, van Vladimir P of Victor O, niet van zij die mensenrechten willen schrappen of flagrant met de voeten treden.
Als je straks dat rode potlood ter hand neemt, kleur dan met je hart, een warm hart, en niet met de dorst naar bloed en rollende koppen.
JV
Er zijn periodes dat ik romans verslind en er zijn periodes dat ik series bingewatch. Ik noem het balans. Al voelt de eerste activiteit wel meer als een zinvolle tijdsbesteding dan de andere, waarbij ik vaak achteraf eerder kamp met een schuldgevoel over de verloren tijd die ik nooit meer kan inhalen. TV en streamingplatformen hebben toch iets weg van ‘brood en spelen’. Een gemakkelijke afleiding van de kapitalistische ratrace waarin je bent opgeslorpt en die je ’s avonds uitspuwt in de zetel met de afstandsbediening nog net binnen handbereik.
Toch is er ook een gelijkenis tussen boeken lezen en series kijken: het zwarte gat dat me overvalt na de allerlaatste aflevering of het laatste hoofdstuk. Het is dan altijd even afscheid nemen, alsof de personages vertrouwde bekenden geworden zijn. Maar er zit nog meer achter: boeken en series maken je het kortstondig mogelijk om meerdere levens te leiden. Want ja, je zit natuurlijk zelf mooi met dat ene leven van jou opgescheept. Elke keuze die je gemaakt hebt, elk pad dat je insloeg, resulteert in oneindig veel combinaties die je niet zal beleven.
Als je vaak twijfelt en piekert, maar ook graag verkent en droomt, dan ben je je ontzettend bewust van die talloze unlived lives. Je kan hen bijna aanraken en vastgrijpen. Ze lijken even hard binnen handbereik als die afstandsbediening waarmee je eindeloos kan zappen tussen levens.
Onlangs las ik in een interview met Titus De Voogdt, die ik tijdens mijn Gentse studententijd al wel eens tegenkwam aan een pooltafel op café, dat hij tevreden is en zich niet al teveel vragen stelt over wat nog had kunnen zijn. Hij is trouw aan dat leven van hem en zelfs aan bepaalde spullen, zoals een uitgerafelde pet die hij al decennialang draagt. Bij mij is het precies het tegenovergestelde. Ik hecht me niet aan pet of jas en lijk ook nergens echt wortel te kunnen schieten. Mijn leven laat zich samenvatten als een voortdurende zoektocht naar wat anders en beter kan, aangedreven door een motor die ik niet kan uitzetten. Niet gewoon een straatje zonder einde, maar een wirwar van steegjes waar je zonder 4G moet navigeren waardoor Google Maps niet naar behoren werkt. Frustrerend en vermoeiend, maar de hoop achter elke bocht iets interessant(er)s te vinden, houdt je op de been.
Wanneer heb ik genoeg gezocht? Wanneer is het genoeg? Het zijn vragen die ik me steeds vaker stel. En ook: vanwaar die wirwar van steegjes? Ben ik op de vlucht voor iets waardoor ik geen rust neem en onverwachte kronkels maak, zodat ik ‘het’ van me probeer af te schudden? Zoals een spectaculaire achtervolging in een of andere gangsterfilm in een Italiaanse stad waar de held dankzij stevig bochtenwerk de tegenstander laat afdruipen, al dan niet na een botsing met een fruitkraam waarbij de handelaar in een furia uitbarst en de camera inzoomt op de voorbij rollende meloenen als voorlopig einde van deze scène? Want natuurlijk: op het moment dat onze held veilig denkt te zijn, loert het gevaar alweer om de hoek.
Zou mijn leven op dezelfde manier een voortdurende vlucht van het verleden kunnen zijn? Waarbij ik hoop dat het mij nooit inhaalt? Maak ik mijn pad grillig, zodat ik mijn verleden op het verkeerde been zet, tegen een meloenenkraam laat crashen en zo toch maar de voorsprong kan behouden? Is dat mijn eigen ratrace waarvoor ik zelf verantwoordelijk ben? En die ik evenzeer niet kan winnen. Want je kan vluchten zoveel je wil, er zullen altijd triggers bestaan waardoor jouw verleden plots tegen je aanbotst en je even aan de grond genageld doet staan.
Zo gebeurde het ook toen ik in mijn bingewatch-periode de serie ‘Bad Behaviour’ was beginnen kijken. Meisjes brengen er een jaar door in een elite-internaat onder sobere en zware omstandigheden, afgelegen in de Australische bush. Het is een waargebeurd verhaal, gebaseerd op een autobiografisch boek van Rebecca Starford.
In mijn geval was het geen internaat, maar een meisjesschool. Het was zeker geen elite, al moesten we de eerste twee jaar nog wel een uniform dragen. En het speelde zich niet af in de Australische bush, maar wel in het Vlaamse Boom, toch enige botanische verwantschap en even desolaat – althans in mijn beleving.
Jullie kennen Boom natuurlijk van het wereldberoemde dancefestival Tomorrowland. Maar daar was anno 2000 nog geen sprake van. De enige bonkende beats die je destijds hoorde, waren die van mijn bange, bonzende hart, als ik de schoolpoort binnenstapte. Ik ga hier niet uitweiden over die middelbare schooltijd van mij. Daarmee stel ik jou hoogstwaarschijnlijk teleur. Want wij, mensen, hebben een fascinatie voor wangedrag en de donkere kant van onze medemens. Give us the dirt. Geen wonder dat crime series en boeken het zo goed doen of docu’s over psychopaten.
Die fascinatie is ook de reden waarom je blijft kijken naar een serie als Bad Behaviour, ook al was het niet eens echt een sterke reeks. Bij momenten krijg je een heel ongemakkelijk gevoel bij het pestgedrag en voel je je woede toenemen, zowel voor de pestkop als voor de meeloper: zij die had kunnen ingrijpen, maar dat niet doet, omdat ze erbij wil horen. “Jij was de ergste van allemaal”, zegt het slachtoffer jaren later tegen die laatste. Dat is wat de serie wel mooi weergeeft: de machtsverhoudingen, de subtiele wreedheden, de psychologische oorlogsvoering, afgewisseld met expliciet pesten. Uiteindelijk drijft dit alles het slachtoffer tot pure wanhoop: ze steekt zichzelf in brand. Daar lijkt ze achteraf gelukkig vooral met de schrik vanaf gekomen te zijn (hoe dan?) en het komt ook gewoon echt goed: ze wordt een begenadigd celliste en neemt haar welverdiende plek in de spotlights in. She showed them wrong. De toekomst is maakbaar. The end.
Daarop zat je als kijker uiteraard te wachten. Want behalve onze fascinatie voor de duistere kant, hopen we natuurlijk altijd op een happy-end, waar iedereen krijgt wat ie verdient. De wereld moet rechtvaardig zijn, althans in boeken en films. Open of wrede eindes, dat laat ons met een vervelend, knagend gevoel achter.
Zo ging het niet bij mij. Ik voel 22 jaar later nog steeds de drang om me te bewijzen, terwijl mijn pesters van toen waarschijnlijk niet eens meer weten dat er iets te bewijzen valt, laat staan wat. Daarom blijf ik hardnekkig zoeken – in die wirwar van steegjes - naar welke levens nog mogelijk zijn. Tot het genoeg is.
Tot ik genoeg ben.
Het pesten dreef me niet tot een vlammende waanzin zoals in de serie, maar stak wel een waakvlam aan, een continue staat van paraatheid en waakzaamheid in vriendschappen en relaties. Geen verlatingsangst, maar een soort van verlatingsbewustzijn.
L., een van die zeldzame vriendinnen waarbij het pad recht van haar hart naar het mijne loopt, zei onlangs toen we aan het brunchen waren op haar nieuwe appartement: “Ik weet trouwens bijna zeker dat jij een Pita bent”. Ik verslikte me bijna in het frambozentaartje waar ik net een hap van had genomen. “In de ayurveda staat Pita voor vurige types: leiders, doelgericht, vastberaden met een sterk verantwoordelijkheidsgevoel en veel pit.” Zo had ik nog nooit naar een pita gekeken. Achteraf bleek dat je het als PITTA schrijft, maar belangrijker: L. zag dus ook het andere vuur in mij. Niet enkel die waakvlam, maar een steekvlam die een brandende furie ontketent als ik onrecht zie. Niet enkel het grillige pad, maar de vastberadenheid als het gaat over duurzaamheid, menselijkheid en onze samenleving.
En daarin schuilt misschien wél een vaag soort succesverhaal van pestgedrag ondergaan: je houdt er een feilloos moreel kompas aan over. Op dat vlak ben ik allesbehalve stuurloos en zoekende.
Tijdens de treinrit van de stad van L. naar huis verdiepte ik me nog even in die dosha-types binnen de ayurveda. Typisch voor een Pitta is blijkbaar een sterk hongergevoel dat bij voorkeur onmiddellijk gestild wordt. Ik begon te vermoeden dat L. wel eens gelijk zou kunnen hebben met haar analyse. Al dat onderzoek over Pitta deed me ook echt honger krijgen. The proof of the pudding is in the eating. De beste pita ooit at ik sowieso in Berlijn bij Mustafa’s Gemüse Kebap (zoek maar eens op, het is een begrip getuige de immer ellelange wachtrij aan het kraampje dichtbij de Mehringdamm) en voor de rest waagde ik me er enkel aan op festivals. Dat bracht me op een idee.
Misschien moet ik deze zomer toch nog eens teruggaan naar Boom, op het moment dat mensen van over de hele wereld hun weg daar naartoe gevonden hebben. Geen betere manier om spoken uit het verleden te verjagen dan op een festival dat Tomorrowland heet, toch? Ook een van de hoofdrolspeelsters in ‘Bad Behaviour’ ging trouwens terug naar de plek waar het allemaal gebeurd is. Nadien schreef ze een succesvol boek.
Zelf hou ik er hoogstwaarschijnlijk enkel een pita en een column in Au Parleur aan over. En bonzende hoofdpijn, want ik twijfel of dat festival nog wel helemaal mijn ding is, op mijn leeftijd, maar kom.
YOLO, weet je wel.
Outro:
Lieve lezers, ik twijfelde in bovenstaand stuk voor de beeldspraak met vuur, want momenteel staat de wereld in brand. En hoewel men probeert om ons af te leiden met brood en spelen en moddergevechten tussen politici, hoop ik dat we op 9 juni massaal het onrecht recht in de ogen kijken en met de kracht van onze stem, dat rode bolletje, durven kiezen voor rechtvaardigheid. Wij bepalen samen ons Tomorrowland. Vote today, love tomorrow.
Weledele taalliefhebber,
Waarde poëziesmaker,
Ik moet u iets bekennen. Ik ben een groot liefhebber van poëzie. Niet de typische rijmelarij, maar het gedegen werk van Edgar Allan Poe en William Butler (what’s in a name?) Yeats. Wat de bellettrie van vaderlandse bodem betreft, mag ik mij graag bij een goed glas cognac verliezen in de Oostakkerse gedichten van Hugo Claus of het speelsere werk van Herman de Coninck. Bij onze noorderburen is Rutger Kopland natuurlijk niets meer of minder dan incontournable.
Zelf heb ik niet het talent een gedicht van enige betekenis te plegen, maar ik heb mij in de loop der jaren wel verdiept in de geplogenheden – zeg gerust etiquette – van het genre. Aldus wil ik u toch enkele belangrijke overwegingen meegeven, samen met de warme aanmoediging uw portefeuille of portemonnee wat vaker open te trekken ter wille van het voortbestaan van het betere dichtwerk. We leven in vreemde tijden, tijden waarin iedereen alles altijd maar gratis van het wereldwijde web wil plukken. Laten we zij die gebogen over het witte blad zoekend naar de juiste woorden nimmer als vanzelfsprekend beschouwen. Men neme liefst de volgende overwegingen in overweging of, beter nog, men passe ze naar de letter toe in de praktijk van alledag!
Respect voor de dichter(es) en zijn/haar werk
Bij het lezen of recenseren van poëzie is het belangrijk eerbied te tonen voor de literaire schepping. Dit betekent dat u desgevallende kritiek op een constructieve en eerlijke manier geeft, met aandacht voor de intentie, de inspanning en (niet zelden) de trauma’s van de dichter.
Toestemming en auteursrechten
Bij het citeren of delen van andermans poëzie moet men steeds de auteur vermelden en de juiste toestemming krijgen als dat nodig is. Zodoende respecteert men het intellectuele eigendom van de dichter.
Op poëzie-evenementen
Tijdens poëzievoordrachten of -evenementen wordt verwacht dat u stil, waardig en aandachtig luistert. Applaus na een voordracht is meestal gepast, maar het is goed om de lokale gewoonten te observeren. Bovendien moet men erover waken niet te midden een cyclus van meerdere gedichten de dynamiek te verstoren door al te voortvarend de handen op elkaar te brengen.
Interpretatie
Poëzie kan vaak op meerdere manieren geïnterpreteerd worden. Het is beleefd om de interpretaties van anderen te respecteren en niet te beweren dat er slechts één 'juiste' manier is om een gedicht te begrijpen.
Inclusiviteit
Poëziegemeenschappen waarderen vaak diversiteit en inclusiviteit. Dit betekent openstaan voor verschillende stijlen, stemmen en perspectieven, en het bevorderen van een omgeving waarin iedereen zich welkom voelt.
Als wij allen tegaar aandacht schenken aan deze vijf gulden regels, zal de poëzie mijns bescheiden inziens welig blijven tieren.
Mag ik u tot slot de lectuur aanbevelen van een bijzonder getalenteerd achternichtje van mij, te weten de dichtbundel Kreukelzones van Annelies Mertens? U kunt haar werk bestellen in elke boekenwinkel van enige betekenis. U zal zich aangenaam verrast weten en mij dankbaar zijn voor deze levensveranderende suggestie.
Met metaforische groeten,
JP Hoofs
OVER JEAN-PIERRE HOOFS
Hij mag dan geen sant in eigen land zijn, Jean-Pierre Hoofs is een man met naam en faam, niet in het minst in het Verenigd Koninkrijk. Hoofs stond decennialang aan het hoofd van de Londense School for Butlers & Hospitality, een instituut met wortels die teruggaan tot de 19de eeuw. Na een rijkgevuld leven aan de overzijde van het Kanaal resideert de man sinds twee jaar weer in het lieflijke Brugge, zijn beminde geboortestad. Daar vult hij zijn dagen als gepensioneerde zinvol in, onder meer als vlot Engelssprekende gids in het Memlingmuseum. Daarnaast verblijdt én verlicht hij de lezers van Au Parleur met zijn wijze raad voor meer courtoisie en goede manieren.
JV
Vrieeend,
Mijn buurvrouw van het eerste heeft een nieuwe beste vriendin. Ze heet Pascale en ze heeft zich laten verbouwen tot een vijftigjarige versie van Brigitte Bardot.
Vorige herfst trapte ik eens in de val van mijn buurvrouw van het eerste en liet me verleiden tot een terrasje met die twee. Ik werd toen op een gegeven moment zo bang van de verleidingstechnieken van Pascale dat ik ben gaan lopen. Maar goed, Pascale probeert haar baguette te verdienen met het karaoke-gewijs zingen van het œuvre van de echte BB, het verleiden van naïeve mannen hoort daar nu eenmaal bij. Vorige week nog werd zij ingehuurd door een bejaarde die een feestje gaf voor zijn vijfentachtigste verjaardag en omdat de echte Brigitte Bardot niet beschikbaar was, koos hij dan maar voor de karaoke-versie, alias Pascale Bardot.
Mijn buurvrouw van het eerste vergezelt haar sinds kort naar elk optreden en ze vroeg me of ik geen zin had dat ook eens mee te maken. ‘Ik zet je wel op de liste des invités’, zegde ze, ‘Gratis champagne en zo, dat slaat een zinnig mens toch niet af?’. Bij deze besefte ik dat ik niet tot de categorie “zinnige mensen” behoor want ik hield de boot af. ‘Morgen gaan Pascale en ik samen naar Cannes’, ratelde mijn buurvrouw van het eerste door, ‘We gaan wandelen op de Croisière want het is de laatste dag van Le Festival de Cannes en misschien hebben we wel succes. Dat de mensen dan denken dat het de échte Brigitte Bardot is, begrijp je?’. Ik begreep het.
‘Laatst was er iemand die dacht dat Pascale en ik zussen waren, hihi’, vertelde mijn buurvrouw van het eerste, ‘Omdat we zo op elkaar lijken en dat ik dus misschien wel een zus zou kunnen zijn van de échte Brigitte Bardot, begrijp je?’. Dat begreep ik dan weer niet maar ik antwoordde wijselijk dat ik het wél begreep. Ik wil mijn buren namelijk te vriend houden en bijgevolg durf ik al eens te liegen.
‘Eind juni is het in heel Frankrijk La Fête de la Musique’, ging mijn buurvrouw van het eerste verder, ‘en dan treedt Pascale op in Lorgues, samen met iemand die Johnny Hallyday nadoet. Dan kom je toch?’. ‘Zonder enige twijfel’, loog ik lustig voort, ‘Dat wil ik echt niet missen. De diepgang van BB en de gevoeligheid van Johnny, dat zal wel vuurwerk geven. Amai, ik kijk er nu al naar uit’.
Ik kreeg plots last van vluchtgedrag want ik dreigde verstrikt te geraken in mijn smoezen. ‘Bon’, probeerde ik het gesprek te beëindigen, ‘Ik moet naar het vierde want mijn Vivaldi staat op’. ‘Ha, aan het kokkerellen?’, antwoordde mijn buurvrouw van het eerste, ‘Hoe maak je dat?’. ‘Met veel noten’, zei ik, ‘Ik bezorg je bij gelegenheid het recept’, en ik maakte me uit de voeten.
Ik was nog maar een paar minuten binnen toen de telefoon overging. Het was Christel (zonder dubbele L en E achteraan) uit Bras. Ze moest even ventileren en dan belt ze naar mij. ‘Moet je nu wat weten’, sprak ze, ‘Het was de verjaardag van mijn moeder en ik had haar een mooie persoonlijke handgeschreven wenskaart opgestuurd. Ik maak daar echt werk van want mijn moeder blijft mijn moeder, ook al heb ik een hele slechte relatie met haar. Ik schreef haar een stukje poëzie om haar veel geluk te wensen en twee dagen later belde ze me. Ze noemde me Christiane, haar enige dochter - CHRISTIANE! - en het enige wat ze me zegde was dat ik een schrijffout had gemaakt. Geen bedankje kon er af, enkel kritiek op een schrijffout!’.
‘Tja’, zei ik, ‘sommige moeders en hun dochters… Ik ken trouwens ook zo’n soort vaders en hun zonen. Eeuwigdurende competitie tussen ouders, die niet beseffen dat hun rol verandert eens hun kinderen volwassen zijn, en kinderen die blijven hunkeren naar goedkeuring. Laat het los, het heeft geen zin’.
‘Iets anders’, zegde ik, ‘Heb je geen interesse in een concert van Brigitte Bardot en Johnny Hallyday? Ze treden binnenkort op in mijn dorp’.
‘Eikes, neen’, antwoordde Christel (zonder dubbele L en E achteraan) uit Bras.
‘My thoughts exactly’, zegde ik.
HL
Hallo ik ben Gray, Gray Bodes, aangenaam. Ik ben de ingenieur van ’t spel hier. Ik mag van mijn baas hier wat uitleg geven achteraf als het wat te technisch wordt in de cursieve business.
Dus volgt hier wat uitleg over alcohol, het gebruik en de de alcoholafbraak in het menselijk lichaam. Waarom het gaat en niet gaat. Luister het is scheikundig maar ook wel eens interessant om weten. Je gaat beter je kater of geen kater en andere dingen begrijpen. Ik ken mensen die preventief een aspro nemen als ze uitgaan maar helpt dit?
Ten eerste:
Wat is alcohol?
De naam alcohol is afgeleid van het Arabische al-kuhl. Als ze het een naam gaven dronken ze het waarschijnlijk ook zelf. Oude namen zijn ook carbinol en alkanol, goed om weten als je Harry ‘Plotter’- achtige dingen wil schrijven. Alcohol is een lineaire koolstofketen gebonden met een hydroxylgroep -OH. Het komt dus van koolstof met een C en ontstaat door gisting van suikers in druiven en granen. Alcohol is dus geen uitvinding maar een natuurfenomeen. In de ruimte bevinden zich massa’s alcoholen. Er zijn wel geen druiven. Konden we die alcoholen maar te pakken krijgen.
Ik zei met een C omdat koolstof ons woord is voor carbon. Voor de mensen die nog een typemachine gebruiken; je kent wel carbonpapier om een zwarte doorslag of dubbel te maken van je werkstuk.
Je hebt alcohol dus in soorten. Voor ons zijn er twee van belang: de ondrinkbare methanol CH3-OH en de enigszins drinkbare ethanol met twee maal C erin: C2H6O of anders geschreven CH3CH2-OH. Beide alcoholen zijn een kleurloze heldere vloeistof. In feite zijn beide giftig, ’t ene wat meer dan het andere. Ik zeg er wel bij dat alle stoffen ook zuurstof giftig is als de concentratie in het menselijk lichaam te hoog wordt. Ethanol kan ook gebruikt worden om te ontsmetten. Dat zie je wel eens in films bij stoere mannen met kogelgaten in hun lijf. Maar ethanol brandt in een open wonde en het zal geen pretje zijn. Een kogelgat is dat ook niet natuurlijk.
Van methanol te drinken word je blind of erger en van ethanol wordt je dronken. Ben je alcohol niet gewoon en heb je een paar glazen op dan kan de maag dienst weigeren; je moet overgeven. Je bent geïntoxiceerd of vergiftigd, zeg maar meer op dan je aankunt.
Wat dronken zijn is leg ik verder uit maar het is een staat waar velen van genieten. Het kan een reden zijn waarom alcohol in de vorm van bier, wijn of sterke drank gedronken wordt. Pure alcohol 96% bevat weinig aromaten en zal dus niet lekker zijn. Het sterkste drankje dat ik met vrienden ooit ‘dronk’ was een Poire Williams van 70° zelf gebrouwen door een Fransman die baas was van een camping in de Vogezen. Je kreeg het in een hoog dun klein glaasje. Het was alsof het verdampte als je het in de keel kreeg. Het voelde niet meer aan als een vloeistof. Het gaf wel een kick en we kregen er nog één. Nu spreekt men over shotjes. De nacht ervoor hadden we als enige Belgen in het dorpje samen met de Franse le maire le 14 juillet gevierd. Wij kregen elk een fles wijn en dronken die op alsof het bier was. Ik was 18 en dronk soms eens een biertje. De wijn liep zo goed binnen dat ik probleemloos Frans begon te spreken terwijl ik normaal er een hele tijd overdeed om nog maar één zin fatsoenlijk te krijgen met mijn school Frans. Alle angst om fouten te maken was weg en na een tijd was ik zelf ook weg, maar compleet weg. Ik weet enkel nog dat ik de route nationale in het dorp overstak om in een weide te gaan plassen. Toen zag ik enkel lichten op me afkomen en die me rakelings passeerden. Ik lag met mijn hoofd op de zijkant van de route nationale toen ik bijkwam. Piet Hein was niet ver weg daar. Fransen vonden me en praatten met me. Ik had op een bordje op de camping aan de tent voor ons nummer 14 zien staan. Toen ze me vroegen waar ik sliep kon ik enkel: “Numéro quatorze” zeggen. Ik had mijn autosleutels op zak van onze Renault Estafette een camionette met 9 plaatsen in. Ze voerden me naar een camping en vonden een tent nummer 14.
We gingen per autostop naar het Zuiden gaan in France aan de Côte d’ Azur. Mijn vader kwam er op uit en zei: “Ik wil niet dat ge uw leven riskeert door met vreemden mee te liften en nog wel in het buitenland. Neemt de Estafette, ik heb mijn auto ook nog.”.
“Maar papa ik rij nog met een leervergunning. De regels in Frankrijk zijn dat ge niet met een L moogt rijden op de autoroutes.”.
“Dan doet ge die L er maar af aan de grens met Frankrijk.”.
Mijn papa heiligde het principe: alles wat niet verboden was was toegelaten.
Zo reed ik volkomen illegaal maar zonder een L op de Franse autoweg. Ongeveer rond Lyon brak de kabel van de ontkoppeling. Ik wist toen nog niet dat dat een zwak punt was van die Renault camionette. Je kunt ook rijden zonder te ontkoppelen als je maar op het juiste punt schakelt want anders ratelen de kamwielen van de versnellingsbak. Dat kon ik later wel. Je moet wel in 2de versnelling starten op de startmotor en dat gaat ook met horten en stoten. Wat ik ook niet wist dat je in France als je panne hebt verplicht de praatpalen moet gebruiken op de autoroute. Ik kon tijdens de panne de wagen wel netjes op de pechstrook zetten. Ik klom over de vangrails en ging op zoek naar een huis in de buurt om VAB te bellen in België daar papa me vertelde dat daar een reisverzekering liep. Een vriendelijke Franse vrouw liet me binnen en gaf me zelfs een cola te drinken. Het was een heel eind van die autoroute. Huizen in France leerde ik staan niet zoals in België vlakbij een autoweg en omgekeerd. Na een uur pas was ik terug.
Nu stonden er twee Franse zwaantjes bij onze gele Estafette. Ik had de papieren van de wagen bij me. De 5 anderen spraken geen woord. Het zwaantje begon me een lezing te geven over de gewoontes in France en dat het niet normaal is dat de chauffeur “se promène dans la pleine nature”.
Ik wist dat ik me begrijpend en begripvol moest opstellen in deze situatie anders sloeg dat zwaantje misschien aan het wenen. Fransen halen altijd hun gelijk van Belgen vermoedde ik toen en ik kreeg gelijk. Toch ging ik een poging wagen. Zeer gênant was dat ik geen rijbewijs had en al zeker niet op de autoroute mocht rijden. Gelukkig had ik het motordeksel open laten staan voor ik la nature in ging. Ik toonde het aan het tweede zwaantje dat er snorrig kwam bij staan. Ik zag er ook veel jonger uit dan 18 jaar waar ik niets kon aan doen. Het gaf me voor- en nadelen.
Zo was ik eerder die zomer in juli 1974 met andere vrienden aan zee in België op een campingplaats met die zelfde camionette. Ik was in korte broek en de enige met een leervergunning om met een auto te rijden. De rest was één tot twee jaar jonger dan ik. We gingen naar Turks Fruit gaan zien in Wenduine, een overbesproken en ondersexte film die toen juist uit was in België met Rutger Hauer en Monique van de Ven geschreven door een opgefokte maar toch nog ingehouden Nederlandse schrijver Jan Wolkers. Wij waren met 5 van de 3,3 miljoen die naar die film gingen kijken in de hoop gewaagde sexscenes te zien en waarbij in werkelijkheid een stevige banaan horizontaal gehouden voor schaduw zorgde en een erectie moest voorstellen.
“Erectie!” riep de beschuldigde in de rechtszaal.
“Correctie!” hamerde de rechter met zijn hamer.
“Erectie bedoel ik. Het moet hier gedaan zijn met dat slap gelul.” schreeuwde de man.
Omdat ik mijn identiteitskaart niet bij me had en er te jong uitzag mocht ik de filmzaal niet in. Mijn jongere vriendjes stonden me uit te lachen. Gelukkig heb ik die film jaren later op DVD kunnen zien en waren mijn frustraties bijna over. Die banaantheorie stamt ook van toen maar ik ben hem nog niet vergeten.
Dus ik sta weer in mijn korte wit-blauwe tennis shortje wat toen de mode was aan dat zwaantje uit te leggen dat ik pech heb op de autoweg en dat ik gebeld heb. Ik wil ook nog wel uitleggen waarom die politiemannen zwaantjes genoemd worden. Hun zware moto’s hadden achteraan links en rechts draagtassen hangen in plastic: de wings. Van achteraan gezien zagen ze er uit als zwanen die hun vleugels hadden opgeborgen.
Een haalde zijn boekje boven om mijn overtredingen te noteren en hij begon:
‘Un: absence de triangle de présignalisation,
Deux: quitter illégalement la voiture sur l’autoroute,
Trois: ne pas utiliser les téléphones d’urgence obligatoires.’.
Ja wie denkt altijd onmiddellijk als je pech hebt aan een gevaarsdriehoek te plaatsen? Je verstand houdt zich bezig met de pech en de gevolgen daarvan en hoe hulp te krijgen. We zijn chauffeurs en geen veiligheidsagenten.
Ik zei hen:
“Je comprends que tout en France est bien réglé et surtout espéciallement sur les autoroutes tout est mieux réglé comme en Belgique je voit ça maintenant. Grace à vous deux et votre attitude aimable pour des étrangers comme nous je me sens en sécurité et bien assisté. Je vais me souvenir ce jour pour toujours. Merci bien monsieur. Je me sens un peu un vrai Français maintenant. Liberté, égalité, fraternité.”.
Meer schoot me niet te binnen over Frankrijk. Ik probeerde maar.
De man haperde. Hij liet zijn boekje zakken. Hij gaf een bevel aan de andere die het verkeer stond te regelen en die wou dat de passanten vooral niet moesten kijken maar doorrijden.
“Bien pour une fois on va vous laisser partir. On attend ici avec vous la service de remorquage.”.
Toen we weg gesleept werden vertelde ik het hele verhaal aan mijn vrienden. Dat zwaantje had er niet aan gedacht naar mijn rijbewijs te vragen want dan zouden al hun blauwe lampjes meezwaaien …
Whisky
Als je niet vies bent van alcohol raad ik elke gegadigde aan ook al is het maar één keer te proeven van wat specialisten ervan maakten. Een van die drankjes is whisky een beschermde naam voor drankjes uit Schotland. Alle andere zijn whiskey’s.
Whisky komt van de Keltische naam voor vuurwater of aqua vitae, levenswater. Het werd gebrouwen van gerst. De mannen waren toen al zo slim om daar geneeskrachtige krachten aan toe te kennen. Wie al eens in brand heeft gestaan van een Whisky van 55° zal dit zeker beamen. Neem zeker geen teug zoals je wel eens in films ziet maar nip van het glas. Het zal zeker sterk op de tong en in het gehemelte aanvoelen.
Dat levenswater werd uisge beatha genoemd. Als je uisge uitspreekt als oe-isgi dan kom je snel tot de verbastering Whisky. Toen ik 18 was kreeg ik een zware keelontsteking met hoge koorts. Ik kreeg citroenwater met suiker van mijn mama en van mijn papa een dubbele cognac. Beide drankjes waren lekker. De keelpijn ging het meeste weg bij de Cognac. Drank neemt dus soms wel de pijn weg maar bestrijdt geen virussen.
Als je zelf sterke alcohol brouwt dan ontstaat altijd de ongewenste en gevaarlijke methanol variant gemixt naast de gewenste ethanol.
Gelukkig hebben we een systeem om methanol en ethanol te scheiden. Door distillatie haal je de methanol uit het systeem. Methanol kookt op 35 °C bij 1 atmosfeer druk. Je moet dus het hele zaakje opwarmen. De natuur is wonderbaarlijk en helpt een heel stuk: zolang de methanolfractie niet verdampt is stijgt de temperatuur van het distillaat niet. Zo heb je controle over het distillatieproces met een thermometer.
Alle warmte die toegevoerd wordt dient om het meer vluchtige methanol te laten verdampen. Je laat nu alles afkoelen en laat water in je distilleer machine koken. Dit spoelt alle buisjes van je distilleerapparaat.
Methanol kleurt men blauw om het als kuisproduct te gebruiken en dergelijke. Het is zeer brandbaar en wordt ook gebruikt bij mini barbecue. Methanol kan ook verwerkt in een vaste vorm aangeboden worden. Omstoten kan nu weinig kwaad.
Als je dus zelf distilleert moet je dus de regels in acht nemen die ik uitlegde. Natuurlijk moet je dan geen accijnzen betalen op die zelfgeproduceerde alcohol als dat niet voor verkoop is. Maar jammer genoeg vallen bij die zelf gedane distillaties ieder jaar doden vooral in arme landen.
Het maximum methanol wat een mens verdraagt is 1mg / kg lichaamsgewicht en dat is echt niet veel. Dat is 0,1 g per 100 kg.
Zijn er zoals gezegd enzymen die een rol spelen? Ja zeker. Die zitten in het maagwandvlies, in de nieren en in de hersenen. Die breken de alcohol af tot het irritante aceet-aldehyde en die kan zorgen voor een kater.
Let dus op:
van alcohol zelf krijg je geen kater wel van het afbraakproduct aceet. Je kunt dus zeggen als je nog eens een kater hebt: het is de ‘aceet’ die het gedaan heeft. Niet te verwarren met asceet dat is iemand die leeft als een kluizenaar en alcohol liever vermijdt. Die heeft geen katers of hoogstens een paar kattinnen.
Alcohol irriteert dus de maagwand die dan ook meer sap afgeeft waardoor je eten in de maag sneller verteert en als je veel alcohol drinkt krijg je dus ook zin om iets te eten. Hoe ongezonder hoe beter het dan smaakt: hamburgers, frieten, worst… Wel waar is om wat tegen een zware avond te kunnen moet je eerst goed gegeten hebben. Je moet dus een goede ‘fond’ hebben vooraleer je aan het alcohol gebruiken slaat.
Tijdens de onderhandelingen tussen de Amerikanen en de Russen over Berlijn en de verdeling van Duitsland dronken de Russen de Amerikanen onder tafel met hun Vodka. Bleek dat de Russen levertraan dronken een olie uit de lever van kabeljauw. Dus dat was hun geheim. De Amerikanen waren altijd strontzat.
Door duizenden jaren van omgaan met alcohol door de mens heeft het lichaam van de mens eigen stoffen aangemaakt om alcohol af te breken. Die stoffen noemen we enzymen. Je hond bier laten drinken vinden sommige honden uiteraard wel leuk. Maar een hond heeft die afbraak enzymen niet en zou kunnen lijden.
Alcohol wordt dus in het menselijk lichaam door het enzym Alcohol Dehydro Genase of kort ADG, ook ADH genoemd om het moeilijk te maken, afgebroken tot aceet-aldehyde: CH3-COH.
De meeste alcohol wordt via de dunne darm het uiteinde van het spijsverteringsorgaan in het bloed opgenomen. Dus van zodra je alcohol drinkt start het afbraakproces. Om het eenvoudig te houden de ‘aceet’ gaat over in azijnzuur: CH3CO-OH en zo naar water H2O en CO2. Dat water plas je uit en de CO2 adem je uit. Vijf procent van de alcohol verlies je zo ook onmiddellijk. Het is die uitgeademde lucht die de politie gebruikt om je alcoholpercentage te meten.
Zoals iedereen weet die wat scheikunde kent bekom je een aldehyde na oxidatie van een alcohol. Oxidatie is simpel gezegd zuurstof bijvoegen.
Het is daarom dat feestende studentdokters van de wacht in een ziekenhuis snel nuchter kunnen worden indien nodig, door aan de zuurstoffles te hangen om hun alcohol te verbranden. Want zij kennen ook scheikunde.
Vrouwen hebben maar 70 % van het ADG enzym en breken alcohol dus minder snel af. Stel dat voor een man geldt dat hij één dosis afbreekt in 1 uur tot 1,5 uur dan duurt dit voor een vrouw langer: 1,3 uur tot 2 uur. Zo kan een vrouw minder tegen alcohol dan een man.
Let er maar op bij een feestje. Na een paar wijnglazen beginnen de vrouwen te gillen maar mannen niet. Mannen kunnen ook niet gillen tout court. Er speelt nog een feit dat als je geregeld drinkt er gewenning optreedt en de roes die je zo fijn vond langer uitblijft.
Alcohol heeft dan een heilzaam effect: het verslapt de spieren wat nu juist ontspannen betekent. Maar na nog wat glazen gaat de vermoeidheid weg en krijg je in het gejoel een euforisch effect in de hersenen. De pijn gaat weg tot wanneer je een tweede dip krijgt. Dan vallen mensen soms met hun hoofd op de toog of vallen ze hangend in een zetel in een diepe slaap. Onmogelijk zo nog naar huis te gaan.
Wat is nu een kater?
Een kater is gewoon een rot gevoel veroorzaakt door te veel vreemde scheikunde in je lijf, vooral je hersenen.
Daar zijn enkele redenen voor:
• De bloedvaten zetten uit en dat leidt in je hersenen tot gespannen hoofdpijn.
• Alcohol drijft vocht af en je kunt er nadorst van krijgen.
• De aceet, het eerste afbraakproduct van alcohol is irritant en tast de organen aan wat akelig is.
Dus alcohol verandert dus eerst in aceet-aldehyde die gaat dan over in azijnzuur H3C-COOH en dat laatste gaat dan over naar H2O en CO2, allemaal door uw lever.
Eten versnelt dat afbraakproces niet.
Bijvoorbeeld tabascodruppels gemengd met een eidooier in koel tomatensap cool gedronken is aangenaam maar helpt geen zier, bloody mary!
Tegen de hoofdpijn kan je wel een Aspro bruis of Dafalgan bruis innemen bij het slapen gaan, maar na vier uur is die aspro ook al uitgewerkt. Je mag er maar een beperkt aantal per dag van nemen. Er zijn ook pijnstillermiddelen die niet bruisen maar daar hou ik niet van. Dus panadol, ibuprofen zijn niets voor mij. Voor mij werken de bruistabletten het beste en ik zeg dat uit ervaring.
Maar ik heb zelden een kater. Een aspro innemen tegen een kater op voorhand is dus moeilijk omdat die na 4 uur uitgewerkt is
.
Begin mei 2024 was er nieuws. Men zou op het spoor zijn van een stof die de aceet sneller afbreekt. Dan zou de kater ook sneller voorbij kunnen zijn. Maar als die stof ook de alcohol sneller afbreekt dan krijg je misschien de roes niet meer en of we dat eigenlijk willen? Ik denk het niet.
Als je niet te veel alcohol drinkt zul je zelfs helemaal geen kater hebben. Ik ken iemand die voor het slapen gaan een halve liter water drinkt. Dat is misschien goed tegen nadorst maar vermindert de hoeveelheid alcohol in het lichaam niet. Ik kan in elk geval niet slapen als ik voel dat ik moet plassen dus stop ik een hele tijd voor het slapen gaan met drinken van gelijk wat.
Een kater moet je uitzitten en je moet je zelf beloven een volgende maal wat minder te drinken … maar ja wie ben ik om je dat aan te raden? Over die CO2 valt ook nog iets te zeggen maar normaal weet niemand dat. Alcohol drinken is slecht voor het milieu, maar ja de hoeveelheid CO2 is klein.
Zowat de helft van de Aziaten, of het de bovenkant of onderkant is weet ik niet, heeft een ander ADG-enzymsysteem.
Het is zo dat de oosterse variant van ADG alcohol sneller omzet in aceet-aldehyde.
Dus de kater zet snel in en het drinken van alcohol wordt zelfs onaangenaam.
Ze hebben last van blozen, zweten, hoofdpijn, hartkloppingen en bloeddrukdaling. Dus hebben 50% van de Aziaten er minder plezier van. Daarom drinkt Aziaat gemiddeld minder alcohol dan wij de westerse mens.
Een ideaal lief daar heeft dus die Oosterse variant niet als jij die niet hebt ofwel beiden wel als je me begrijpt. Ofwel kunnen jullie beiden genieten van alcohol met een kans van 1 op 4 of helemaal niet: (NADG, NADG), (NADG, ADG), (ADG, NADG), (ADG, ADG) met NADG: Niet ADG,
Wat is nu dronken zijn?
In de hersenen krijg je door alcohol in te nemen na een snelle tijd een angstverlagende verdoving. De remmingen als die er zijn worden weggenomen; je gaat midden op de dansvloer staan, zelfs alleen wat je normaal niet doet, tenzij je van nature een showbeest bent. Wat gebeurt er?
Neem wat elektriciteitsdraad. Daar zit isolatiemateriaal rond de koperen kern. Stel nu dat die isolatie oplost in een geleidende vloeistof dan ontstaat er tussen de twee polen + en – een sluiting: dan neigt de stroom naar oneindig groot te gaan: dit is een kortsluiting. Gevolg is dat bijvoorbeeld een lamp niet meer bediend kan worden: zij gaat uit ook zonder partner.
Iets gelijkaardigs hebben we bij de mens.
De zenuwbanen van de mens liggen ingebed in een isolerende schede: de myelineschede: de isolatie.
Nu wordt die schede door alcohol, een vloeistof opgelost. Alle zenuwbanen geraken in kortsluiting. De synapsen of bewakers van een druk informatiekruispunt kunnen elkaar geen signalen meer doorgeven. De hersenen verliezen het contact met de spiergroep. Het systeem crasht. Mensen verliezen controle over hun spieren, oriëntatie, evenwicht en hebben verlies van reactiesnelheid. De oogspieren luisteren niet meer, de persoon wordt letterlijk scheelzat.
Een zatte mens kan niet meer rechtop lopen ook al is daar een diep verlangen toe.
Als de alcohol aan het afbreken is dan gaat de myeline gelukkig geleidelijk weer rond de zenuwkern aansluiten en je wordt weer je normale zelf.
Nog eentje om mee af te sluiten. Als je alcohol drinkt dan zwellen de neusslijmvliezen op. Hierdoor wordt hun oppervlakte groter en gevoeliger voor deeltjes in de lucht. Je neus begint te lopen of je moet niezen.
Let er maar op in een café: zij die snel wat glazen achtereen drinken om snel in de mood te geraken, meestal oudere drank habitués hebben er vaak last van en noemen het dan een plotse ‘verkoudheid’.
Doet alcohol ook nog iets goed?
Je kunt alcohol afschaffen. Ook auto’s kun je afschaffen want sommigen storen zich niet aan de regels. Zo kun je alles afschaffen. Heb je pijn op gelijk welke manier en rook je een hasj sigaretje of een weet sigaretje en je voelt er je beter mee, dan is dat geen enkel probleem. Het vaak doen voor je 25 is ook niet goed daar je voorste kwabben nog niet volledig volgroeid zijn. Als je een kick krijgt van de botsauto’s dan is dat fijn. Maar dit constant doen zal ook gaan vervelen. Maar ook doodnormale mensen hebben het recht iets extra te beleven als het een veilige uitlaatklep is, ook al is die scheikundig. Heel ons menselijk lichaam werkt fysisch, scheikundig en biologisch.
Alcohol op een volle maag stimuleert de maagwand en versnelt de spijsvertering. Dat noemt men een digestief voor na het eten. Voorbeelden zijn: grappa, cognac, rum, saké...
Sommigen vinden een bepaald drankje lekker. Ik drink soms al eens een Duvel maar ik vind dat niet echt lekker. Een kriek gaat er beter in of een geuze. Ouzo een Griekse wijn op basis van hars kon ik zeer koel drinken op Kreta maar de harssmaak blijft bij mij wringen. Een pils kan lekker zijn na een warme maaltijd ook al is dat Cara pils. Die werd gebrouwen bij Maes dus slecht kan die niet zijn. Wijn en sterke drank zoals raki bekoren mij meer. Maar wijn kun je niet drinken tegen de dorst zoals het leger van Cambyses II van het Perzische Rijk heeft mogen ondervinden. Zo heeft ieder zijn smaak. Ter ontspanning is een glas drinken met je partner wel aangenaam. Ik speelde dan vaak schaak met mijn lief. Ze kon dat zogezegd niet zo goed. Maar als ze met haar twee ruiters te paard op mijn linie afkwam moest ik wel wat gif gooien in de hoop dat haar ruiterij het zou opeten en ter plaatse creperen. Oh, oei, u bent hier? Oh u leest nog mee? Sorry, dat was niets; ik liet me even gaan. Ah ja, sportief was ik wel. Ik kan tegen mijn verlies hoor.
Alcohol helpt de vertering dus als dat al nodig is. Ook voorkomt het hartproblemen dus waarom geen alcohol drinken? Wat alcohol zorgt voor wat gezelligheid. Blijf wel meester over het gebeuren. Geniet ervan.
Of flink wat glazen achtereen binnen geperst rijten je echte body hangend aan strings heftig open:
“Master master!
Where’s the dreams that I’ve been after?
Master, master
You promised only lies!”.
Master of Puppets, Metallica, since 1981, Los Angeles, California, USA
Saluut allemaal het was fijn hier te zijn voor jullie en dankjewel om te lezen.
Gray Bodes
Beste Au Parleur,
Ik vond vroeger alles beter. Nu moeten we weeral naar de keus gaan om te stemmen. Is dat nu beter? Ik vind dat we gewoon één baas van het land moeten hebben: de koning.
Dat is veel simpeler en die laat de mensen tenminste gerust. Al dat modern, ik moet daar niet van weten.
Clem Vanmalderen
© Au Parleur - JEROEN VERMEIREN/HANS LENGELER 2023/update 2024
SINT-DENIJSLAAN 31A - 9000 GENT
11, BOULEVARD CLEMENCEAU - 83510 LORGUES - FRANCE
BEELDEN: EIGEN WERK & UNSPLASH